Analyse
Wie instapt bij een minderheidskabinet, moet vrezen kanonnenvoer te worden
Nu in de formatie alle wegen naar een meerderheidskabinet zijn geblokkeerd, komt de minderheidscoalitie in beeld als vluchtroute uit de politieke impasse. Een ideaal model om een nieuwe bestuurscultuur te introduceren of toch eerder de opmaat tot een snelle val van Rutte IV? De voor- en nadelen op een rij.
‘Vind ik niks.’
Meer dan drie woorden had Mark Rutte in maart niet nodig om de optie van een minderheidskabinet weg te wuiven. Maar dat was ruim vijf maanden en talloze vruchteloze ‘gesprekken langs de inhoud’ geleden. Nu alle wegen naar een meerderheidscoalitie lijken vastgelopen, zal ook Rutte tegen heug en meug moeten gaan nadenken over de optie van een minderheidscoalitie. Anders komen nieuwe verkiezingen vervaarlijk dichtbij.
ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers heeft al laten zien hoe zo’n bekering eruitziet. ‘Last resort, noodgreep, politieke armoede’, waren de steekwoorden die Segers in maart nog gebruikte om een minderheidskabinet te omschrijven. Murw gebeukt door de voortslepende non-formatie is de ChristenUnie-voorman getransformeerd tot pleitbezorger van het minderheidsmodel. ‘Het is nieuw en het is spannend’, aldus de ChristenUnie-leider dinsdag. ‘Het zou heel heilzaam kunnen zijn, ook voor de open verhoudingen. Bewindslieden zullen per keer heel erg hun best moeten doen om een meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer achter hun plannen te krijgen.’
Minder coalitiedwang
Voorstanders van een minderheidskabinet betogen dat al veel langer: de door iedereen zo gewenste nieuwe bestuurscultuur kan misschien wel het beste bereikt worden als de meerderheid niet al van tevoren is afgehamerd en alle plannen in het beton van een regeerakkoord zijn vastgelegd. De Tweede Kamer krijgt meer inspraak, de coalitiedwang vermindert, het kabinet zal zich nederiger moeten opstellen om steun te vergaren voor alle plannen.
Dat het model kan werken, is eerder aangetoond. Zo had het minderheidskabinet Rutte I zich vooraf wel van gedoogsteun door de PVV verzekerd, maar op meerdere terreinen moesten er zaken worden gedaan met de oppositie. Oppositiepartij PvdA steunde destijds zowel de voorgenomen pensioenhervormingen als de steunpakketten voor Griekenland; de missie in Afghanistan werd mogelijk gemaakt door het ‘Kunduz-trio’ GroenLinks, ChristenUnie en SGP.
Onder Rutte II en III toonde de oppositie zich ook vaak constructief als die kabinetten op zoek moesten naar een meerderheid in de Eerste Kamer. Zelfs de SP en Forum voor Democratie hielpen Rutte incidenteel uit de brand.
Samenstelling
Kan een minderheidskabinet Rutte IV ook op basis van goede argumenten steeds naar steun zoeken in de Eerste en Tweede Kamer? Achter de schermen is lang niet iedereen overtuigd. ‘Ik heb daar weinig verwachtingen van’, zei ook VVD-veteraan Henk Kamp afgelopen zondag nog zuinigjes in het actualiteitenprogramma Buitenhof.
De slagingskans hangt ook af van de samenstelling van het kabinet. Als VVD (34 zetels), D66 (24 zetels), CDA (14 zetels nadat Pieter Omtzigt straks als onafhankelijk Kamerlid zijn zetel opeist) besluiten samen de sprong te wagen, zijn er nog maar vier extra oppositiezetels nodig om een meerderheid veilig te stellen. Dat moet te doen zijn. Met de gezagsgetrouwe SGP (3 zetels) achter de hand hoeft er ook niet gevreesd te worden dat iedere motie van wantrouwen tegen het kabinet meteen een meerderheid haalt in de Tweede Kamer.
Maar achter de schermen valt te horen dat zo’n brede minderheidscoalitie er waarschijnlijk niet gaat komen. D66-leider Sigrid Kaag pleit nu al maanden voor ‘een zo progressief mogelijk’ kabinet, maar als ze met VVD en CDA in zee gaat, bokst ze in de ministerraad alsnog voortdurend op tegen een rechtse meerderheid. Binnen D66 ziet niemand dat zitten.
Waagstuk
Het alternatief? Een minderheidskabinet van alleen VVD en D66, zo wordt in het kamp-Kaag gefluisterd. In dat scenario moet er steeds worden gezocht naar brede steun binnen de oppositie. In de Tweede Kamer komt een kabinet-Rutte/Kaag 18 zetels tekort, in de Eerste Kamer zelfs 17 zetels. Vernieuwend is dat wel. Er zijn in de parlementaire geschiedenis wel eerder minderheidskabinetten geweest, maar zelden met zo weinig zetels.
Heel gunstig lijken de omstandigheden niet voor zo'n waagstuk. Rutte en Kaag zouden het experiment moeten leiden, maar hun relatie is op z’n best zakelijk. Op veel warme gevoelens bij de oppositie hoeft het duo ook niet te rekenen. Een CDA dat buiten de deur wordt gehouden door Kaag, zal zich niet bij voorbaat geroepen voelen de helpende hand te reiken.
PvdA en GroenLinks voelen zich op hun beurt weer geschoffeerd door de VVD. ‘In dit landschap wordt het echt hard ball’, zei Klaver in maart over een minderheidscoalitie. Na de afwijzing door Rutte zal hij er niet milder op zijn geworden. Bewindspersonen van een smal minderheidskabinet moeten vrezen kanonnenvoer te worden in de Tweede Kamer. Zonder rugdekking van coalitiepartners kan iedere motie van wantrouwen fataal worden.
Zo zijn na ruim vijf maanden formeren de kansen op een meerderheidscoalitie uit zicht geraakt, maar de weg naar een werkbaar alternatief ligt ook nog allerminst open. Sigrid Kaag vertrok dinsdag teleurgesteld richting Pakistan om zich te ontfermen over het Afghanistan-dossier. Zij vindt dat Rutte nu ‘aan zet’ is. Rutte zelf reisde zonder veel te zeggen af naar Parijs voor een ontmoeting met president Macron. Of de demissionair premier een mogelijk minderheidskabinet nog steeds ‘niks’ vindt, is niet bekend.