Weeswezen
Er zijn er veel in Nederland, maar hun problemen blijven onderbelicht: jonge weeskinderen. Jojanneke van den Bosch, wees sinds haar 14de, schreef mede daarom een boek over haar lotgenoten.
Wie bij haar het boek Zo, nu ben je wees bestelt, krijgt er 'zwavelstokjes' bij cadeau, lucifers. Jojanneke van den Bosch (37) koos voor een krachtig symbool, een lichte provocatie ook.
'Het is een knipoog, een grapje, maar ik wil zo ook iets duidelijk maken. Het meisje met de zwavelstokjes is een afgrijselijk sprookje. Er zijn mensen die het mooi vinden, want ze gaat dood, stijgt op naar de hemel en ziet daar haar overleden oma. Kom op zeg. Op kerstavond hebben mensen een meisje op straat laten doodvriezen, omdat ze te beroerd waren om haar mee naar huis te nemen en een kop thee te geven!'
'Geromantiseerde nalatigheid', noemt ze het. 'Dan krijg ik als zwavelstokmeisje liever een schop van een agent die zegt: 'Hé, ga jij eens even snel naar de nachtopvang.' Het is wanstaltig om een meisje te laten doodvriezen en te hopen dat ze gelukkig is bij haar oma in de hemel. Ik hoef gelukkig geen zwavelstokjes te verkopen, ik geef ze gewoon mee.'
Jojanneke van den Bosch was 14 toen ze wees werd. Binnen een half jaar verloor ze haar beide ouders. Op 12 september 1989 overleed haar vader aan de gevolgen van hartfalen, op 15 februari 1990 haar moeder aan een agressieve vorm van longkanker.
Wat volgde was een dickensiaanse worsteling. Van den Bosch is inmiddels een succesvolle Rotterdamse onderneemster. Ze geeft adviezen op het gebied van onlinecommunicatie en sociale media. In 2007 begon ze weeswijzer.nu, een platform waarop informatie voor en over weeskinderen wordt uitgewisseld.
Voor Zo, nu ben je wees putte ze uit haar eigen herinneringen. Die verhalen zijn zwaar en schrijnend, maar het vertellen gaat haar makkelijk af. Ze richt zich tot mensen in de omgeving van weeskinderen, familieleden of docenten bijvoorbeeld.
'Ik vertel in welke situaties een weeskind verzeild kan raken. En ik geef er handreikingen bij, vanuit mijn perspectief als volwassene. Maar er staan ook adviezen in die ik van anderen heb gekregen, zodat omstanders de dingen kunnen ontdekken waarmee weeskinderen te maken krijgen.'
Ze heeft zichzelf 'enigszins gecensureerd' in het boek. 'Ik wil de mensen uit mijn omgeving van destijds niet kwetsen of beschuldigen van nalatigheid. Dat is niet nodig en het is ook zinloos.'
Het aantal weeskinderen in Nederland is onbekend. Per jaar overlijden 3.800 volwassenen met een minderjarig kind, of kinderen. In haar boek schat Van den Bosch het aantal minderjarige halfwezen (kinderen van wie één ouder is overleden) en wezen op 30 duizend.
Ze zijn nagenoeg onzichtbaar. 'Het probleem met weeskinderen in Nederland is dat ze niet opvallen. Deels omdat ze dat niet willen, maar ook omdat ze geen label hebben. De problematiek wordt niet herkend en erkend. Er worden geen inzamelingsacties voor ze gehouden, zoals voor Roemeense of Afrikaanse weeskinderen. Ze komen niet in de media. En er zijn geen weeshuizen meer, sinds de sluitingen in de jaren vijftig en zestig. Ze zijn versplinterd. Ze zitten in pleeggezinnen of wonen bij familie of in internaten. Of ze wonen op zichzelf.
'Met weeskinderen is iets fascinerends aan de hand, met name als het pubers of tieners zijn. Als je 14 of 16 bent, wil je op school normaal zijn; bij het groepje horen, of juist niet, maar dat is dan ook een statement. Het doen alsof er niks aan de hand is, wringt met de situatie waar een weeskind in zit.
'Soms is het niet erg om op te vallen, omdat bijvoorbeeld je haar roze is of omdat je heel goed kan zingen of een 10 haalt voor natuurkunde. Maar je wilt niet opvallen omdat je iets tekortkomt. Want dat maakt je kwetsbaar. En de middelbare school kan een behoorlijke jungle zijn, met wrede kinderen. Dat kan vervelend uitpakken voor kinderen in een kwetsbare positie. Dat is mij overkomen, maar ook vele anderen.
'Ik kreeg laatst een mailtje van een vrouw die vroeger bij mij op school zat. Ze schreef dat ze benieuwd was naar mijn boek en dat ze zich kon voorstellen dat het lastig voor me was geweest op school. Zij was een van degenen die voor in de rij stonden om mij in de zeik te nemen. Dat herinnerde ik me wel. Het is ruiterlijk dat je het zegt, heb ik geantwoord, maar realiseer je wel in wat voor positie de andere partij zat.'
De ouders van Jojanneke van den Bosch waren gescheiden. Gedetailleerd vertelt ze over de dag dat haar moeder overleed; over de verpleegster die vanuit het ziekenhuis naar haar middelbare school belde, haar totaal verkrampte reactie, haar moeder op een baar in een mortuarium.
'Mijn naam werd op school omgeroepen op de intercom. De hoofdzuster van de afdeling waar mijn moeder lag, was aan de telefoon. Een paar maanden eerder was mijn vader overleden. Ik zat plotseling in een rare twilight zone, een sciencefiction-achtige situatie.
'De hoofdzuster zei: 'Als je je moeder nog wilt zien, moet je nu komen, want ze vertoont vlekken dat ze doodgaat.' Letterlijk. Zo zei ze het. 'Ja, maar ik heb proefwerkweek', zei ik. Het was te eng.
''Ga maar', zei de conrector. Ik heb mijn zus gebeld. 'We moeten naar het ziekenhuis', zei ik, 'mamma vertoont vlekken dat ze doodgaat.' Ze werd heel kwaad. Hoe dúrven ze dat tegen een kind van 14 te zeggen! In alle staten heeft ze het ziekenhuis gebeld. Mijn moeder was net overleden. Als u haar nog wilt zien, moet u hier uiterlijk om kwart voor zes zijn, werd gezegd. Want om zes uur gaan we sluiten.
'Het was horror. Met een oom en tante ging ik naar het ziekenhuis. De verpleegster vertrok, die had haast, die moest haar kinderen ophalen. In een kamertje lag mijn moeder op een stalen baar onder een groen laken. Ik was vooral bang vanwege de bewegingloosheid. Ik was 14, ik was bang. Het was zo onwerkelijk.'
Na de dood van haar ouders woonde ze aanvankelijk samen met haar acht jaar oudere zus. 'Ze woonde al op kamers toen mijn moeder ziek werd. Ik sliep thuis, alleen. We hoorden al snel dat het terminaal was. Mijn zus kwam terug naar huis en zette haar eigen leven in de parkeerstand. Dat heb ik erg gewaardeerd. Maar we rooiden het niet samen. Ook als personen waren we te verschillend. Ze was pas 22, dan ben je zelf nog een kuiken dat net komt kijken. Ze was net bezig haar eigen leven een beetje vorm te geven, ze kon het mijne er niet bij hebben.'
Na anderhalf jaar verhuisde Jojanneke met het gezin van haar beste vriendin van Deventer naar Delft. 'Ze hadden een kamer over en boden aan een tijdje bij hen te blijven. Het was doodeng, maar ik wist één ding zeker: als ik in Deventer zou blijven, zou het niet veel leuker worden.'
Acht maanden woonde ze in Delft bij de familie van haar vriendin. Daarna kwam ze op een kamer boven een shoarmazaak terecht. Ze was 16 en zat op de havo.
'Ik keek uit op een muur. Het was een gribus. Een tafel had ik niet. Mijn huiswerk maakte ik op bed of in de bieb. Het stonk er naar shoarma. Ik eet het nog steeds niet. Gelukkig waren de mensen van het restaurant heel aardig.
'De vader van een nieuwe vriendin nodigde mij op een dag uit om mee uit eten te gaan, omdat we over waren gegaan naar de vijfde klas. Zoiets maakte ik nooit mee, dat mensen dat voor mij deden, zomaar voor de lol, om iets te vieren. Ik zie jullie wel in het restaurant, zei ik. Maar dat wilde hij niet, hij wilde zien hoe ik woonde. Hij was niet te vermurwen.
'Toen hij boven kwam, keek hij om zich heen. Ik zie een tas staan, zei hij. Doe daar je tandenborstel en je kleren maar in. Jij gaat met ons mee. Ik probeerde het tegen te houden. Hij zei dat hij er niet over wilde discussiëren. Ik moest mee.
'Het was bijzonder. Dat mensen dat voor mij deden. Het was ook eng, want ze spraken me aan op mijn gedrag. Dat deed nooit iemand. Ze gaven me vertrouwen, droomden met mij mee. Dat is een groot geschenk.
'Ik heb twee, drie maanden bij ze gelogeerd. Het was het beste wat me had kunnen gebeuren. Het was zo'n bijzondere daad van liefde, het ontroert me nog steeds zeer.
'Zijn vrouw, mijn pleegmoeder, hielp me via haar werk bij de gemeente aan een huis. Ik kocht stof op de markt en zij maakte gordijnen voor me. Tot op de dag van vandaag zeggen ze dat ze alleen maar hebben gedaan wat nodig was.'
Na de havo deed ze, met succes, toelatingsexamen op de kunstacademie, waar ze grafisch ontwerpen ging studeren. 'En daarna werken, werken, werken. Go go go. Ik deed het met veel plezier, maar met een verbetenheid die niet paste bij de levensfase waarin ik zat. Ik had mijzelf wijsgemaakt dat dat moest, dat ik anders niet zou slagen. Ik ging over lijken, vooral over mijn eigen lijk.'
Op haar 28ste werd ze getroffen door een burn-out. 'De klap kwam. Mijn strategie als weeskind was dat ik me totaal ging richten op slagen. Projecten doen. Succesvol zijn. Onafhankelijk zijn. Presteren. Niet voor de rest van de wereld, maar voor mezelf. Als tiener dacht ik: als ik het verdomme alleen moet doen, moet het wel goed gaan.
'Het was overlevingsdrang, dat vooral. En ik overleefde door te presteren en zelfredzaam te worden. Ik joeg mijn dromen na. Ik had gezien dat mijn moeder dat niet had gedaan en daar behoorlijk depressief van was geworden, psychotisch bijna. Zo word ik dus niet, dacht ik. Nooit.
'Na vijf maanden voelde ik me bevrijd, als herboren. Maar het was zwaar. In die periode kwamen ook de verhalen van vroeger naar boven, verhalen die in het boek staan en nog heel veel meer. Het was confronterend. Vooral de verhalen over mensen die nalatig zijn geweest.'
Vorige maand verscheen het boek, waarin haar verhalen en adviezen zijn gebundeld. De boekpresentatie was 'de mooiste dag van haar leven', zegt ze. 'Het was leuker dan mijn afstuderen en al mijn verjaardagen bij elkaar. Het is nu niet meer alleen mijn verhaal. Het heeft zin gekregen wat ik heb meegemaakt. De verhalen hebben een functie gekregen. Ze kunnen mensen hulp bieden. Dat maakt het overlijden van mijn ouders minder zinloos.'
Een verslaggever van RTV Rijnmond vroeg haar na de boekpresentatie met welke beroemde wees ze zich het meest identificeerde. 'Ik heb maar Harry Potter gezegd. Hij is een puber die in de kerstvakantie op school blijft, terwijl iedereen naar huis gaat. En bij zijn oom en tante zit hij in een soort bezemkast. Harry is ook een puber die aan het worstelen is met zijn gevoelens en de verschillen ziet en voelt met zijn klasgenoten.' Ze lacht keihard.
1975
Geboren in Deventer
1989
Vader overlijdt aan hartfalen
1990
Moeder overlijdt aan longkanker
1998
Afgestudeerd als grafisch en interactief ontwerper
2006
Begint eigen bedrijf, Eos Online Communicatie
2007
Zet weeswijzer.nu en weeswijzerwiki.nl op; begint met twitteren (@Jojanneke)
2009
Gekozen tot een van de twitteraars van het jaar
2013
Publicatie Zo, nu ben je wees
Jojanneke van den Bosch woont in Rotterdam
BEROEMDE WEZEN EN HALFWEZEN
Harry Potter
Op de avond van Halloween worden Lilly en James Potter vermoord door Voldemort, de heer van het duister. Harry is dan 1 jaar. Hij wordt opgevangen door een oom en tante, Herman en Petunia Duffeling.
Tarzan
Eind 19de eeuw vergaat het schip van Lord en Lady Greystoke (John en Alice Clayton) voor de kust van West-Afrika. Het paar overlijdt later in het oerwoud. Hun baby, John, wordt opgevoed door een aap, Kala. De aristocratische jongen wordt Tarzan genoemd.
Batman
De eerste Batman-strip verscheen in 1939. Batman is Bruce Wayne, die op jonge leeftijd wees wordt. Na een bezoek aan de bioscoop worden zijn ouders voor zijn ogen in een steeg vermoord. Ook de partner van Batman, Robin, verloor zijn ouders als kind.
Jane Eyre
De hoofdpersoon uit de gelijknamige roman uit 1847 van Charlotte Bronté wordt na de dood van haar ouders verzorgd door een strenge, liefdeloze tante, Mrs Reed. De dochter van een dominee, wees sinds haar eerste, wordt naar een kostschool gestuurd.
James Bond
Commander James Bond, waarschijnlijk geboren in 1921, is de zoon van de Schot Andrew Bond en de Zwitserse Monique Delacroix. Zijn ouders komen in 1932 om het leven bij een ongeval in de bergen. Hij wordt ondergebracht bij de zuster van zijn vader, Charmain Bond.
John Lennon
Lennon (1940-1980) was een halfwees, maar hij groeide op zonder zijn beide ouders. Zijn vader Alfred, een steward op schepen, was vaak maanden op zee en vestigde zich in Nieuw-Zeeland toen zijn zoon 5 was. John Lennon groeide op bij een tante, Mini. Zijn moeder kwam om het leven na een aanrijding.
Johann Sebastian Bach
Bach (1685-1750) was de jongste van acht kinderen. Zijn moeder overleed toen hij 9 was, zijn vader een jaar later. Hij groeide op in het gezin van zijn oudste broer, Johan Christoph Bach III, een kerkorganist.
Nelson Mandela
De vader van Mandela (1918), Gadla Henry Mphakanyiswa, had vier vrouwen, vier zonen en negen dochters. Na de dood van zijn vader werd Nelson in het gezin van een oom opgenomen. Jarenlang zag hij zijn moeder niet.
Marilyn Monroe
Norma Jean Mortenson (1926-1962) groeide op zonder ouders. Wie haar vader was, staat niet vast. Haar moeder was drugsverslaafd. Het grootste deel van haar jeugd bracht ze door in pleeggezinnen.
Malcolm X
Malcolm Little (1925-1965) was 6 toen zijn vader bij een aanrijding om het leven kwam. Acht jaar later werd zijn moeder opgenomen in een inrichting, waar ze 24 jaar zou verblijven. Haar kinderen werden verdeeld over pleeggezinnen.
Foto's: Reuters (Potter, Mandela, Bond), Bob Gruen (Lennon), EPA (Bach), AP (Monroe, Tarzan), ANP (Batman)
undefined