‘We werden met hondenkettingen vastgebonden’
Bobby Garcia..
AMSTERDAM Van toegewijde communistische guerrillastrijder tot bevlogen liberale mensenrechtenactivist. Het lijkt een onwaarschijnlijke overgang, maar de Filipijn Bobby Garcia is het levende bewijs dat het kan.
‘Het is de bedoeling van het leven’, zegt de 41-jarige secretaris-generaal van Peace Advocates for Truth, Justice and Healing (PATH), die tijdens zijn korte toer door Europa aandacht vraagt voor mensenrechtenschendingen van rebellenbewegingen in de Filipijnen. ‘Je gaat door verschillende fases heen, daar leer je van.’
Het grote keerpunt in zijn eigen leven kwam vooral door de martelingen die hij doorstond, tijdens de interne zuiveringsoperatie van de gewapende tak van de Communistische Partij van de Filipijnen (CPP-NPA), eind jaren tachtig. Veel van zijn kameraden hebben het niet overleefd. De partij heeft de martelingen en executies gedeeltelijk toegegeven in 2000, ‘maar het is absoluut geen gesloten boek’, zegt Garcia. De activist heeft er zijn levenswerk van gemaakt om de waarheid achter de excessen van zijn voormalige partijleiding boven tafel te krijgen. ‘De nabestaanden weten tot op de dag van vandaag niet wat er precies is gebeurd met hun dierbaren, en de lichamen hebben ze nooit teruggekregen.’
De Filipijnse regering beschouwt de CPP-NPA, die sinds 1969 strijdt voor een Maoïstische staat in het Zuidoost-Aziatische land, nog steeds als de grootste veiligheidsdreiging voor het land. Bij het conflict zijn al meer dan 40 duizend doden gevallen. Deze maand maakte de Noorse regering bekend dat de twee partijen daar, voor het eerst sinds drie jaar, vredesbesprekingen houden.
Tijdens zijn studententijd vocht Garcia met de rebellen mee tegen het regeringsleger. In die tijd, met de hevige protesten tegen president Marcos die van het ene in het andere corruptieschandaal verzeild raakte, was dit voor studenten niet ongebruikelijk, zegt hij. ‘We wilden de passie en intensiteit van de strijd voelen. Het was een romantisch idee, net zoals Che Guevara vechten voor de bevrijding.’
Maar de romantiek was er snel vanaf. In november 1988 werd Garcia samen met ruim honderd kameraden uit zijn eenheid door de eigen partijleiding opgepakt. Er was veel paranoia binnen de beweging vanwege infiltratiepogingen van de regering, vertelt de Filipijn. Met martelingen werden de gevangenen gedwongen (valse) bekentenissen af te leggen en namen van andere ‘spionnen’ te noemen. Garcia: ‘Ze bonden mijn handen vast en vroegen me wanneer ik spion voor de regering was geworden. Toen ik ontkende, werd ik geslagen en met de dood bedreigd.’
Met een ontwrichte kaak werd Garcia ‘s avonds naar een gevangeniskamp gebracht. ‘We werden met hondenkettingen vastgebonden op stretchers van rijstzakken.’
De volgende dag werd Garcia weer ondervraagd. Toen hij opnieuw ontkende, werd hij met een knuppel op zijn schenen en zijn hoofd geslagen. Uiteindelijk gaf Garcia het op, en ‘bekende’. ‘Ze vroegen naar mijn rang en serienummer. Ik zei maar dat ik sergeant was en heb ze mijn telefoonnummer gegeven. Het was bizar, maar ze waren tevreden.’
Van de gevangenen uit zijn kamp hebben 66 het niet overleefd. Ze werden geëxecuteerd, bezweken aan wonden, of stierven door ondervoeding. Garcia: ‘De martelingen waren ondraaglijk, maar de honger was het allerergst. Drie keer per dag kregen we een lepel met rijst, meer niet.’
De overlevenden werden aan het eind van het jaar vrijgelaten. Garcia: ‘Blijkbaar realiseerden de leiders zich dat ze mensen verkeerd beschuldigden. Bovendien kwam het vuur te dichtbij vanwege het domino-effect dat door de martelingen was ontstaan. Steeds hogere partijleden werden aangewezen als vijanden.’
Garcia zegt niet meer achter de ideologie van de CPP te staan, maar hij heeft nog wel begrip voor bepaalde standpunten. ‘De elite in de Filipijnen heeft inderdaad een dominante rol, er zijn veel economische problemen. En de regering is te weinig transparant over eigen corruptieonderzoeken. Maar een gewapende strijd of een machtsovername van de CPP, daar geloof ik niet meer in.’
Het liefst wil Garcia dat er een waarheidscommissie komt, die de wandaden van zijn oude partij gaat onderzoeken. ‘We weten niet hoeveel partijleden zijn vermoord. Tellingen uit ons eigen veldonderzoek komen uit rond de tweeduizend. Maar dat is een schatting. Sommige familieleden is verteld dat hun zonen of broers zijn gestorven als helden van de revolutie, anderen hebben nooit wat gehoord. Wij willen rechtvaardigheid voor alle slachtoffers.’