Wat is ze klein

WAT MAAKT EEN KUNSTWERK TOT EEN NIET TE MISSEN TOPSTUK? MOEILIJK TE BEPALEN. WAT HELPT: EEN DRAMATISCHE PRESENTATIE. RUTGER PONTZEN VOLGDE DE BORDJES NAAR DE GUERNICA EN DE MONA LISA....

RUTGER PONTZEN

Zelfs voor de toeristen die met de bus speciaal naar hetLouvre in Parijs zijn gereden, is het niet altijd even duidelijk.

'Laten we direct naar La Joconda gaan.'

'Naar wát?'

'Nee, naar wíe.'

'De Mona Lisa.'

'O, die.'

Twee verschillende namen voor een en dezelfde vrouw. Goed dathet museum op aanplakbiljetten ook een afbeelding van het portretheeft afgedrukt. Geen vrouw zo herkenbaar als deze dame die, metde armen over elkaar, de wereld haar beroemde glimlach schenkt.

De richtingaanwijzers zijn geen overbodige luxe voor wie inhet museum de weg naar het schilderij van Leonardo da Vinci wilvolgen. Het is niet eenvoudig. En je moet er op zijn minst eenvol halfuur voor uittrekken. Roltrappen leiden je eerst naar dekelder van het Louvre. Daarna gaat de route, langs vriendelijkemuseummedewerkers en norse kaartjesknippers, weer naar boven.Tussen Griekse en Romeinse beelden uit het begin van onzejaartelling door, langs schilderijen van Giotto, Uccello,Botticelli, tot aan het begin van de Grande Galerie, zoals dedriehonderd meter lange museumzaal heet. Daar ergens moet deingang van de Salle des États zijn, waar het schilderij sindsapril 2005 hangt.

90 Procent van de zes miljoen bezoekers die het Louvrejaarlijks trekt, legt dit parcours af, op zoek naar het portretvan de mooie Lisa. Om zich uiteindelijk gemiddeld zeven minutenaan haar beeltenis te vergapen: wat is ze mooi, wat is zegelukkig, en, eh..., wat is ze klein.

De Mona Lisa in Parijs en Da Vinci's Laatste Avondmaal inMilaan, de buste van koningin Nofretete in Berlijn, de David vanMichelangelo in Florence en zijn Sixtijnse kapel in Rome, deNachtwacht van Rembrandt in Amsterdam, Velázquez' schilderij LasMeninas en de Guernica van Picasso in Madrid - ze behorenallemaal tot de categorie der onsterfelijken; de iconen van debeeldende kunst. Uitzonderlijke meesterwerken die je beslistéén keer in je leven gezien moet hebben. Wat miljoenentoeristen uit de hele wereld in overvolle bussen dan ook doen.

Onder aanvoering van vreemd uitgedoste reisleiders marcherenze in lange rijen door de musea, om zich uiteindelijk in grotedrommen voor het meesterwerk op te houden, tot ergernis enirritatie van de dienstdoende suppoosten.

Meesterwerken - ze worden maar zelden verhandeld en nogminder gemaakt. Een museum dat er geen heeft kan het welvergeten; een museum dat er een bezit zal er alles aan doen omhet te gelde te maken. Een topper in huis betekent niet alleeneen grotere reputatie voor het museum, maar ook vele duizendenbezoekers extra per jaar, meer verkoop in de boekhandel ensouvenirwinkel, een grotere omzet in de cafetaria.

Hoewel het ook weer niet zó makkelijk ligt. Want waarom nuhet ene kunstwerk zich wél en het andere zich niet als topstukweet te ontwikkelen, dat is niet altijd voorspelbaar. En hetheeft niet altijd iets met de artistieke kwaliteit van hetschilderij of beeldhouwwerk te maken.

Neem het Isenheimer Altaar van Matthias Günewald. Hetmeerluikige schilderwerk is, met het Lam Gods van Jan van Eyckin de Gentse Sint-BaafsKathedraal, misschien wel hetindrukwekkendste altaarstuk in de kunstgeschiedenis. In elk gevalhet meest bizarre, door zijn visionaire kleuren en een Christusdie is afgebeeld vol maden en wormen. Klein nadeel: je moetervoor naar Colmar reizen. Het plaatsje in de Elzas wordt alleenbezocht door wie wil bijkomen van een bezoek aan Verdun, of nietverder kan na het gratis proeven van de vers gebottelde Riesling,in het najaar.

Vergelijkbaar is de Milanese kloosterkerk waar Leonardo daVinci Het Laatste Avondmaal op de muur heeft geschilderd. Vroegerschijnt het er wel eens rustig te zijn geweest. Nu staat defresco, dankzij Dan Browns De Da Vinci Code, plots in debelangstelling van een miljoenenpubliek (vooral veel Amerikanen,die komen kijken of de afgebeelde Johannes inderdaad toch MariaMagdelena is). Spijtig voor hen, want er kunnen maar duizendbezoekers per dag in de Santa Maria delle Grazie naar binnen:eeuwen van vocht, en Da Vinci's onfortuinlijk geëxperimenteermet olieverf en tempera hebben de muurschildering te kwetsbaargemaakt.

Waar toeristen niet met busladingen kunnen komen, wordt dekans dat een kunstwerk uitgroeit tot een meesterwerk aanmerkelijkkleiner. Goede bereikbaarheid is een voorwaarde, net als eenmuseumgebouw dat de bezoekersstroom architectonisch en logistiekaankan.

Wat overigens ook wil helpen is een mooie, dramatischeenscenering. Een presentatie waardoor je het gevoel krijgt oogin oog te staan met iets uitzonderlijks. Dus niet, zoals nu, DeNachtwacht in een apart zaaltje van het Rijksmuseum, waar jehaast bij toeval op stuit. Maar liever zoals in de oudeopstelling, toen het schilderij al vanaf een kleine honderd meterin de verte te zien was, boven alle bezoekers uit.

Die oude opstelling van de Nachtwacht doet denken aan demanier waarop de David van Michelangelo in Florence wordtgeshowd. Het gigantische, vijf meter hoge beeld van de naaktejongeling met het kleine pikje staat onder een koepel diespeciaal voor hem lijkt te zijn gebouwd (wat niet het geval is:het marmeren beeld stond lange tijd buiten op het PiazzaSignoria, totdat het in 1873 naar de Galleria dell'Accademia werdverhuisd).

Theatraal goed bedacht is daarbij de manier waarop het publiekhet beeld benadert: lopend tussen een haag van vier zogenoemdeSlaven. Michelangelo heeft de mannenfiguren gedeeltelijk uit hetmarmer gehakt, alsof ze zich uit de steen proberen te bevrijden.Het contrast met de grofheid van de vier marmerblokken maakt deDavid nog gaver en jeugdiger dan hij feitelijk al is.

De hele entourage lijkt op de manier waarop het schilderij vanDiego Velázquez, Las Meninas, wordt gepresenteerd. De Spanjaardschilderde het groepsportret van de hofhouding - met daarondertwee dwergen - in 1656. Het hangt nu centraal in een ovalemuseumzaal van het Prado in Madrid, te midden van vier anderegehandicapten die Velázquez portretteerde. Een modernepresentatie die in één oogopslag duidelijk wordt.

Nee, dan de Guernica van Picasso. Wie onvoorbereid het MuseumReina Sofía in Madrid binnen wandelt, krijgt niet in de versteverte een vingerwijzing, dat hier een schilderij aan de muurhangt dat zo'n aangrijpend beeld geeft van de SpaanseBurgeroorlog. Nu ziet het statige museumgebouw, schuin tegenoverhet Prado, er op zich al kunstvijandig uit. Eenmaal binnen wordthet niet beter. Zelfs op zaal is er van het betreffendeschilderij weinig te zien. Wat opmerkelijk is: het doek meet maarliefst acht bij drie meter.

Het schilderij verbeeldt niet alleen de verwoesting van hetBaskische stadje Guernica, tijdens de Spaanse Burgeroorlog (doorde Duitse luchtmacht); het ís de Spaanse Burgeroorlog. Picassoschilderde het doek voor de Parijse wereldtentoonstelling in1937, waarna hij bepaalde dat het oorlogsschilderij niet inSpanje mocht worden getoond, zo lang daar de democratie niet washersteld.

In 1981, zes jaar na de dood van Franco, werd het schilderijvoor het eerst in Madrid getoond. Mensen stonden uren in de rijom het te bekijken. Die drukte is nu wel voorbij, maar nog steedstrekt de Guernica grote groepen bezoekers, met name Spanjaarden(onder wie veel schoolkinderen). Niet verwonderlijk: het doeksymboliseert een nationale rouw én is een schuldbekentenis voorwat het land zichzelf heeft aangedaan. Die geschiedenis bepaalt,naast de artistieke rauwheid, grotendeels de waarde van hetschilderij.

Het blijkt ook grotendeels de aantrekkingskracht van de MonaLisa te bepalen. Werd haar imago niet vooral bepaald door deonbekendheid van haar herkomst? Een vrouw die enkel geheimzinnigkon lachen. Groots geworden door de erkende genialiteit van DaVinci en de vrouw-als-sfinx-cultus van de negentiende eeuw.Gestolen in 1911 (door Louvre-medewerker Vincenzo Peruggia) entwee jaar later teruggevonden.

Duizenden malen gekopieerd. Haar beeltenis van een snorvoorzien (door Marcel Duchamp), gestenigd en met zuur overgoten(in 1956. Inmiddels is ook bekend dat deze 'Mona Lisa' inwerkelijkheid Lisa Gherardini was, echtgenote van de rijkeFlorentijnse koopman Francesco del Gioconda (vanwaar haar tweedenaam). En onlangs werd, uit onderzoek van de Universiteit vanAmsterdam, duidelijk dat haar glimlachende gezicht maar voor '83procent blij' is, en zelfs voor 2 procent boos.

Het zijn ontnuchterende conclusies. Net zo prozaïsch als demanier waarop het sinds een paar maanden in het Louvre te zienis. De Mona Lisa hangt tegen een veel te grote muur, achter eendubbele balustrade die het publiek zo ver van haar verwijderdhoudt dat het uitzicht erop onmogelijk is.

Hoe teleurstellend kan een meesterwerk zijn als je er eenmaalvoor staat? Héél teleurstellend. Nofretete, de illustrerekoningin uit het oude Egypte, van wie de buste in het AltesMuseum in Berlijn staat, blijkt twee verschillende ogen tehebben. Het kroonjuweel onder de Franse kathedralen, Chartres,twee verschillende torens.

De vraag is alleen of het wat uitmaakt. Niet dus. Want dat isde kracht van iconen: ze overleven elke ontnuchtering. De MonaLisa zou, zoals ze nu in het Louvre hangt, net zo goed eeningelijst affiche van een renaissancistische prostituee kunnenzijn, die met de armen over elkaar achter haar raam zit. Hetheeft haar reputatie er niet minder om gemaakt. Nog steedsbestijgen elk jaar ruim vijf miljoen bewonderaars de trappen inParijs om haar glimlach te zien. Hoewel niemand kan zien datwellicht het echte schilderij al jaren in de kelder staat.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden