Achtergrond
Wat doet Moeders voor Moeders met de ingezamelde urine van zwangere vrouwen? Een zoektocht
Dertigduizend zwangere vrouwen per jaar doneren hun urine aan Moeders voor Moeders. Van het hcg-hormoon dat eruit wordt gefilterd, worden al 90 jaar vruchtbaarheidsmedicijnen gemaakt, maar is dat met alle moderne technieken nog wel nodig en wat gebeurt ermee? Donateur en verslaggever Emma Curvers ging op onderzoek uit.
Mijn buurvrouw Sophia Peters (74), wier balkon in onze straat dienst doet als buurtcentrum, wist eerder dan mijn familie dat ik zwanger ben. Vanaf haar balkon had ze een witte bus zien stoppen, en volgde ze hoe een man bij mijn voordeur een vol kratje urineflessen verwisselde voor een lege.
Als ik het niet-zo-nieuwe-nieuws maanden later over haar balustrade op de begane grond kom vertellen, buldert ze van het lachen en zegt in haar Jordanese accent: ‘Ik herkende dat kratje gelijk. De busjes waren vroeger wel anders, die hadden zo’n ventilatiepijpje bovenop.’ Ook Peters heeft bij haar zwangerschappen in 1969 en 1971 deelgenomen aan Moeders voor Moeders, vertelt ze. ‘Meedoen was iets wat de vroedvrouw aanraadde en wat vrouwen elkaar vertelden. Pas later ging ik mij afvragen: wat deden ze er eigenlijk mee?’
De organisatie Moeders voor Moeders werd in 2021 negentig jaar en geniet in prenatale sferen nationale roem. Net als buurvrouw Sophia vijftig jaar geleden, krijg ik de folder van mijn verloskundige, waardoor ik het idee krijg te doneren aan een liefdadigheidsinstelling of non-profitorganisatie in de geest van de bloedbank. De teksten van Moeders voor Moeders zetten de goede-doelensfeer stevig aan: Moeders voor Moeders omschrijft zichzelf als ‘een landelijke actieve organisatie die stellen met vruchtbaarheidsproblemen wil helpen hun kinderwens in vervulling te laten gaan.’ En: ‘Als zwangere vrouw kun je andere vrouwen helpen om ook zwanger te worden. En daar zijn wij, en alle toekomstige moeders, jou super dankbaar voor!’
Dat klinkt nobel. In mijn naaste omgeving zag ik geliefden zwaar lijden onder fertiliteitsproblemen en het voelt goed daar iets tegen te doen, al is het maar met een vloeibare micro-bijdrage – dus ik schrijf me in. Ik verkeer in de veronderstelling dat ik met mijn donatie een onvervangbare grondstof lever: het hcg-hormoon (humaan choriongonadotrofine) dat in die eerste weken van mijn zwangerschap overvloedig in mijn plas zit. Van dat hormoon maakt de Nederlandse farmaceut MSD, in navolging van zijn voorlopers, al decennia het vruchtbaarheidsmedicijn Pregnyl.
‘Elke druppel telt’
Ook van de zogeheten informatrice van Moeders voor Moeders, die belt na mijn inschrijving, krijg ik die indruk. Ze zegt dat Moeders voor Moeders een unieke operatie is die alleen in Nederland kan functioneren, omdat het hier zo dichtbevolkt is en we een niet al te broeierig klimaat hebben, gunstig voor het conserveren van plas. Dat klinkt alsof wij zwangere Nederlandse vrouwen verantwoordelijkheid dragen, misschien wel voor álle mondiale vruchtbaarheidsbehandelingen. Die eerste van in totaal tien weken giet ik elke druppel van mijn plas over in de blauwe flessen, soms kokhalzend, want het conserveermiddel benzoëzuur walmt venijniger dan een weiland vol festivalwc’s. ‘Elke druppel telt’, moedigt de nieuwsbrief me intussen aan.
Onderaan de folder lees ik in kleine lettertjes: ‘Moeders voor Moeders is onderdeel van Aspen Oss B.V.’ – een fabrikant die grondstoffen levert voor de farmaceutische industrie, onderdeel van het internationale Aspen Pharmacare Holdings. Dat wekt mijn argwaan: doneren is mooi, maar wat zit er voor industrie tussen donateur en ontvanger? Op een doorwaakte nacht – hcg zorgt voor misselijkheid én slapeloosheid – google ik wat rond. Op de met lila hartjes omlijste website vertelt Moeders voor Moeders niet aan wie ze de hcg verkopen en wat ze daaraan verdienen. Op baby-informatiewebsites worden hun teksten bijna letterlijk overgenomen in wervende blogs, sommigen schrijven dat het om een vrijwilligersorganisatie gaat. Maar ik lees ook over misbruik van hcg, en dat een groeiend aantal vrouwen bij fertiliteitsbehandelingen inmiddels de voorkeur geeft aan een synthetisch vervaardigd hcg.
Is het dan nog wel zo nodig als in de tijd van buurvrouw Sophia, dat vrouwen kokhalzend in kannen plassen? Hoe is deze nationale zwangerschapstraditie tot stand gekomen? Met die vragen trek ik erop uit. Maar al bij het vijfde telefoontje dat ik pleeg, hoor ik dat MSD/Organon, de farmaceut die hcg inkocht bij Aspen, is gestopt met de productie van Pregnyl, het middel waarmee het allemaal begon. Als dat zo is, wat is er dan met mijn plas gebeurd?
Pismannekes
‘Urine Inzameling Organon’, zo begon de inzameling in 1931 in Oss en omgeving. De farmaceut, bekend van ‘de pil’, ontdekte dat plas van zwangere vrouwen hcg bevat en begon daar negentig jaar geleden het vruchtbaarheidsmedicijn Pregnyl van te maken. Aanvankelijk werd urine op kleine schaal opgehaald door zogeheten ‘pismannekes’, maar het aantal vruchtbaarheidsbehandelingen dijde in de 20ste eeuw snel uit en toen de vruchtbaarheidsbehandeling IVF een vlucht nam, groeide de vraag naar Pregnyl nog verder. Daarom kreeg begin jaren zeventig het netwerk Moeders voor Moeders landelijke dekking.
Moeders voor Moeders werd algauw een begrip en een flink deel van de zwangere vrouwen deed als vanzelfsprekend mee. Hoewel het aantal deelnemers de afgelopen jaren is teruggelopen: in 2009 sprak Moeders voor Moeders nog van anderhalf miljoen liter ingezamelde plas. In 2021 leverden 30 duizend van de in totaal ongeveer 180 duizend zwangere vrouwen samen ongeveer 1 miljoen liter urine aan. Op babyfora wordt hier en daar geklaagd over de stank en het gehannes met plaskannen, maar deelnemers nemen nog steeds graag de moeite.
‘Ik ben zelf dankzij Moeders voor Moeders zwanger geraakt, zo voelt dat’, zegt Imke Storms (31), een ‘fan’ van de organisatie op Facebook, die mede dankzij Pregnyl moeder werd van een dochter. ‘Er wordt reclame voor gemaakt bij de verloskundige, maar ik hoefde er niet lang over na te denken. Ik wilde een bijdrage leveren.’
Stevig appèl op vrouwen
Ongewenste kinderloosheid is wreed, dat kan elke moeder-in-de-dop zich indenken, en in hun uitgekiende teksten doet Moeders voor Moeders een stevig appèl op haar moraal. Volgens medisch antropoloog Sandra Bärnreuther (Universiteit van Luzern) is de naam ‘Moeders voor Moeders’, die in 1966 werd verzonnen, van onschatbare waarde geweest voor het succes. ‘Dat geeft de boodschap dat je het geschenk van vruchtbaarheid kunt doorgeven aan een andere vrouw. Je wordt niet gevraagd te geven aan een bedrijf, maar aan iemand die het nodig heeft.’ Hun slogan ‘Geluk kun je delen’, past daarbij. Een andere leuze van Moeders voor Moeders was: ‘Je hebt als vrouw maar tien weken om een andere vrouw zwanger te maken.’ Op hun sociale mediakanalen verschijnen motiverende tegeltjesteksten: ‘Anderen helpen is het geheime ingrediënt voor een gelukkig leven.’
Bärnreuther deed onderzoek naar de plasinzameling van Moeders voor Moeders in de jaren zeventig tot negentig in India. De uitbreiding naar India werd opgezet omdat het aantal donateurs in Nederland afnam na berichten dat hcg ook werd gebruikt voor de (nooit werkzaam bewezen) ‘Simeons’-afslankmethode. Een belangrijk punt dat ontbrak in de framing van de inzameling van urine door Moeders voor Moeders was volgens Bärnreuther het industriële pad tussen gever en ontvanger. Naar donateurs toe wordt urine neergezet als waardeloos afval, zegt Bärnreuther. Wat ermee gebeurt, het economische proces waarin urine een winstgevend product wordt, is geen deel van het verhaal. Dat is nog steeds zo: het bedrijfsbelang van Aspen Oss B.V. wordt voorgesteld als het belang van stellen met vruchtbaarheidsproblemen.
Het marketingverhaal van twee moeders die aan elkaar geven, stopt in de praktijk al veel eerder: bij de voordeur, bij het witte busje. Verloskundigen, die ándere cruciale pijler in het succes van het plasprogramma, blijken niet veel meer te weten dan de donateurs. Ook Tamar Nelson, mijn eigen verloskundige, had altijd de indruk dat het plasprogramma ‘bijna een goed doel’ was. ‘Maar als je gaat opzoeken: waar vertel ik nou eigenlijk over?, loop je op een soort muur. Op de website is niet te vinden waar het naartoe gaat. Ik vind dat duidelijk moet zijn wat ze hieraan verdienen en via welke kanalen.’
Verloskundigen
Ook bij verloskundigen leeft volgens Nelson veelal de indruk dat iets onvervangbaars wordt ingewonnen, zoals bij de bloedbank. ‘Moeders voor Moeders is een begrip’, zegt ze: ‘In bijna elke praktijk waar ik stage liep wordt het aangeboden, je komt er tijdens je opleiding mee in aanraking en je moeder en oma kennen het ook. Het wordt bijna uit gewoonte overgenomen door verloskundigen.’
Het imago van Moeders voor Moeders leunt nog altijd zwaar op deze lange Nederlandse zwangerschapstraditie, maar aan de achterkant is de organisatie een lappendeken van farmaceutische overnames. Na Organon was het programma onder meer eigendom van Akzo en Schering-Plough, later van MSD. Zij verkochten de hcg-fabriek in 2013 aan de Zuid-Afrikaanse farmaceut Aspen, die het hormoon aan andere farmaceuten verkoopt – waardoor de plasinzameling gescheiden is geraakt van de verwerking tot medicijn.
Hoe hecht de band tussen verloskundigen en Moeders voor Moeders is, wordt nog duidelijker als ik bij een nieuwe verloskundige kom: op haar bureau zie ik een kerstcadeautje van Moeders voor Moeders staan. Ze vertelt dat hun receptioniste ook Moeders-voor-Moeders-informatrice is: ‘Dat is handig, dan kan ze hier direct mensen werven.’ De informatrices worden overigens betaald, per activiteit, zoals een intakegesprek met een nieuwe deelnemer.
Commerciële organisatie
Een minderheid van verloskundigen weigert het programma te promoten. Magda Wijnsma noemt het aan de telefoon een ‘schimmige club’. Toen ze haar eigen praktijk startte in 1985 werd zij benaderd door Moeders voor Moeders. ‘In eerste instantie dacht ik: dat is wel aardig, maar later vond ik het helemaal niet zo aardig omdat het om een commerciële organisatie gaat, en die hoort niet thuis in een verloskundigenpraktijk, waar vrouwen op neutrale informatie rekenen’, zegt Wijnsma. ‘De cliënt hoort daar centraal te staan, niet de bedrijven die aan hen verdienen. Mensen stellen vertrouwen in verloskundigen en verwachten dat wij wél weten wat er met de plas gebeurt. Als wij dat niet weten, moeten we er ook niet aan meewerken.’
Wijnsma vindt het prima dat hcg wordt gewonnen, maar: ‘Doe dat rechtstreeks, leg uit waarvoor, en stel daar ook iets tegenover. Niemand weet nu hoe het zit en hoeveel winst hierop wordt gemaakt. Ook komen we niet te weten op welke schaal Pregnyl nog wordt gebruikt, of het wordt geëxporteerd en waarnaartoe.’ Ook verloskundige Angela Verbeeten legt de folders niet neer. ‘Ik wil geen commercie promoten. Als een zwangere vraagt: moet ik daaraan meedoen?, zeg ik: het is een farmaceut die geld verdient aan medicijnen en daar is niets mis mee, maar het is al heel lang niet meer zo dat die stof niet op een andere manier kan worden gewonnen. Ik zou persoonlijk alleen meedoen als ik zou delen in de opbrengsten, want ik ben tenslotte ook een van de producenten.’
De argwaan komt niet uit de lucht vallen: urinair hcg werd al vaker voor andere doeleinden gebruikt dan vruchtbaarheidsbehandelingen, onder andere door bodybuilders. Wijnsma haalde haar folders in 1995 uit haar praktijk toen bekend werd dat het ook in afslankklinieken werd gebruikt. ‘Toen dacht ik: wacht eens, weten de vrouwen die urine afstaan dat? Ik heb toen die vrouw die langskwam om de foldertjes neer te leggen gevraagd: waarom weten wij dat niet? Ze zei: dat is alleen maar restproduct.’ Moeders voor Moeders zegt op de site te strijden tegen hcg-misbruik in afslankklinieken, maar vertelt niet hoe zij dat doen. Hcg wordt overigens ook gebruikt bij jongens met niet ingedaalde teelballen en bij mannen ter stimulatie van de zaadproductie – uiteraard prima gebruik van hcg, maar het is alleen enigszins weggestopt op de website te vinden.
Ook gebruikt voor varkens
Het bedrijf had al geen smetteloos cv als het aankomt op transparante voorlichting. In 1984 maakte Stichting Lekker Dier (later gefuseerd met Wakker Dier) bekend dat de ingezamelde plas vooral werd gebruikt voor geneesmiddelen in de intensieve veehouderij, onder meer in het omstreden varkensmedicijn PG600, dat bedoeld is om zeugen snel berig (bronstig) te laten worden. Daarnaast werd (en wordt) hcg gebruikt om groepen varkens tegelijk vruchtbaar te krijgen, de zogeheten ‘bronstsynchronisatie’ waardoor veehouders zo efficiënt mogelijk opereren. Moeders voor Moeders vertelde toen in krantenadvertenties dat ten hoogste 10 procent voor veterinair gebruik was bestemd, en verdedigde dat gebruik door te wijzen op de werkgelegenheid die zou verdwijnen als ze daarmee zouden stoppen. Toen viel 30 procent van de donateurs af.
Later, in 2013, onthulde de Volkskrant dat Moeders voor Moeders in Brazilië een urine-inzamelingsproject had opgezet waarbij vrouwen óók werd voorgehouden dat zij voor vrouwen met vruchtbaarheidsproblemen doneerden, maar ook deze urine werd door toenmalige eigenaar MSD gebruikt voor dierenfertiliteitsmiddelen. MSD Animal Health maakt overigens nog steeds PG600 met urinaire hcg, in een bijsluiter is te vinden dat die afkomstig is van een Chinese fabrikant.
Wat ook niet in het promomateriaal van Moeders voor Moeders voorkomt: dat Ovitrelle, een zogeheten recombinant, een kunstmatig hcg-hormoon, in de afgelopen zeven jaar steeds vaker wordt gebruikt voor vruchtbaarheidsbehandelingen, en stellen dus niet langer afhankelijk zijn van urinaire middelen. Moeders voor Moeders vermeldt er niets over. Ook op hun Instagram- en Facebookpagina scheppen ze geen duidelijkheid: moeders kunnen daar foto’s inzenden van baby’s die ‘dankzij’ hun inzameling tot stand zijn gekomen. We zien er ook baby’s omringd door injectiepennen Ovitrelle, het hormoon uit het laboratorium van een andere firma, Merck.
Lange tijd was er een tekort aan Pregnyl, waarop Ovitrelle in 2001 uitkomst bood. Cijfers over het gebruik van beide middelen zijn niet beschikbaar, maar volgens Inge Custers, voortplantingsendocrinoloog en seksuoloog bij het Amsterdam UMC, worden beide nog gebruikt, maar nemen kunstmatige hormonen de markt langzaamaan over. ‘De voorgevulde pen van Ovitrelle is veel makkelijker om te injecteren’, zegt Sanne van der Kooij, gynaecoloog in de Noordwest Ziekenhuisgroep, een satelliet van de vruchtbaarheidspoli van het Amsterdam UMC. ‘Pregnyl is een ampul die je zelf moet mengen en dan opzuigen. Ik word tijdens de avonddienst vaak gebeld door mensen die in paniek zijn omdat ze het op tijd moeten toedienen, maar het ampulletje is kapotgevallen.’ Daarnaat geeft Ovitrelle minder irritatie bij de injectieplek. Ook medisch antropoloog Bärnreuther schrijft dat kunstmatig vervaardigde middelen inmiddels de internationale markt domineren, maar dat ‘urinaire producten hun aantrekkingskracht nog niet zijn verloren, vooral in landen met lagere inkomens’.
Kunstmatig alternatief
Volgens Bas van Vlijmen, apotheker bij het Radboudumc en bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers, was het kunstmatige alternatief van hcg aanvankelijk veel duurder, maar is het prijsverschil sterk teruggelopen. Dat komt doordat ziekenhuizen sinds 2014 zelf de inkoop van fertiliteitshormonen zijn gaan doen en lagere prijzen konden bedingen. Ook gingen verzekeraars Ovitrelle vergoeden. Dat is nog altijd duurder (Pregnyl: 14 euro 54 en Ovitrelle: 32 euro 96), maar toch is Ovitrelle bij bijvoorbeeld ivf-behandelingen niet per se duurder, legt apotheker Annemieke Horikx van het Geneesmiddel Informatie Centrum uit: dan worden vaak twee ampullen Pregnyl gebruikt tegenover één dosis Ovitrelle. Daarnaast kunnen ziekenhuizen individuele kortingen krijgen. Custers vindt wel dat belicht moet worden dat urinaire middelen nog altijd betaalbaarder zijn: ‘We hebben een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om de zorg betaalbaar te houden’, zegt Custers. ‘In Nederland worden de middelen vergoed, maar dat is in grote delen van de wereld niet het geval. Wereldwijd wordt urinair hcg nog altijd gebruikt.’
Dan mailt apotheker Horikx na mijn telefoontje terug: ‘De vraag of het nog nodig is dat Pregnyl bestaat naast Ovitrelle, is mogelijk al beantwoord’, zegt ze: Pregnyl wordt niet meer gemaakt, ziet ze in haar systeem. Organon/MSD kondigde in februari 2021 aan te stoppen met het middel. In een eerste toelichting zegt MSD dat het besluit ‘op zakelijke gronden’ is genomen. ‘Pregnyl wordt slechts in een zeer beperkt aantal landen, waaronder Nederland, voorgeschreven voor specifieke indicaties voor slechts een beperkt aantal mensen. Er zijn verschillende alternatieven beschikbaar.’
Maar wanneer is de productie dan gestaakt?
‘De situatie is als volgt’, laat woordvoerder Wouter Rutten van MSD later per e-mail weten. ‘MSD heeft in het eerste kwartaal van 2019 besloten tot het stoppen van de levering van Pregnyl. Dat betekent uiteraard dat het middel ook niet meer geproduceerd hoefde te worden. De productie in ons wereldwijde netwerk is vervolgens afgebouwd en wel op zo’n manier dat in de landen waar Pregnyl werd geleverd, werd voldaan aan de regels die gelden bij een deletie. Op de vraag wanneer Pregnyl precies voor het laatst geproduceerd is, kan ik u geen antwoord geven omdat dit vertrouwelijke bedrijfsinformatie betreft.’
Betekent dat dat Moeders voor Moeders ook gaat stoppen? Nee, mailt hun woordvoerder, die in dienst is van Aspen: zij hebben ‘kunnen anticiperen op wijzigingen in de afzetmarkt’ en hebben ‘verschillende klanten’ aan wie hcg wordt geleverd. Onder hen is ook nog steeds MSD/Organon – ‘de vraag is verminderd, maar nooit gestopt’ – al kan Aspen niet zeggen wat zij dan ‘exact doen’ met de grondstof. Als ik hierover meer vragen wil stellen, reageert Aspen afhoudend: eerst kan ik hun directeur niet ontmoeten wegens corona, dan wordt een datum in maart voorgesteld – vier maanden later. Na enig aandringen kunnen we toch eerder een afspraak maken.
Nederlandse ziekenhuizen
Nederlandse ziekenhuizen blijken intussen naadloos te zijn overgestapt op het kunstmatige alternatief. ‘Ik vind het prima’, zegt Van der Kooij, ‘omdat het voor de mensen zelf prettiger in gebruik is. In het AMC zijn ze al langer over.’ Volgens gynaecoloog en hoogleraar voortplantingsgeneeskunde Frank Broekmans is het Dijklander ziekenhuis Purmerend al overgestapt en zit het UMC Utrecht in de transitieperiode. Broekmans: ‘Nu iedereen heeft geproefd van het gemak van zo’n pen, kan het zijn dat we die blijven gebruiken.’ Ook bij het Radboudumc verliep de overgang zonder problemen, vertelt Van Vlijmen.
Er is wel één groep voor wie het stopzetten van Pregnyl vervelend is; voor mannen en jongens bij wie Pregnyl werd gebruikt bij de behandeling van niet ingedaalde teelballen of geringe zaadproductie, is nog geen ander geregistreerd middel. Horikx vertelt dat voor die groep nu zonder registratie ook wel Ovitrelle wordt ingezet. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) mailt dat zij een vergunning hebben afgegeven om de kleine restvoorraad Pregnyl uit andere EU-landen te importeren.
Het verdwijnen van Pregnyl is dus eerder een probleem voor Aspen, dat een afzetmarkt verliest voor hcg, dan voor stellen met vruchtbaarheidsproblemen. Naast concurrentie van de in het lab gefabriceerde hcg heeft Pregnyl ook concurrentie gekregen van biosimilars (goedkopere gelijken van voorheen gepatenteerde middelen): Van Vlijmen mailt dat Goodlife Pharma, een kleinere fabrikant van biosimilars, een Pregnyl-alternatief op de Nederlandse markt gaat brengen, Chorimon. Het CBG heeft in 2021 ook een vergunning afgegeven voor een urinair hcg-bevattend medicijn van een buitenlandse fabrikant.
Dan kan ik uiteindelijk toch de directeur van de biochemie divisie van Aspen Oss bv spreken, Marcel Broecks. Maar de vraag waar mijn plas en die van pakweg dertigduizend andere Nederlandse vrouwen precies naartoe is gegaan, wil hij niet beantwoorden. ‘We kunnen geen uitspraken doen over klanten. De hcg gaat wel buiten Nederland en ook buiten Europa.’ Ook wil Broecks niet zeggen hoeveel van het totaal normaal gesproken wordt geëxporteerd. ‘Wij leveren aan de klant en die klant levert aan de patiënten. Waar het naartoe gaat, daar hebben we niet 100 procent zicht op.’
Over prijzen, winstmarges en volumes doet Aspen evenmin uitspraak. Gevraagd naar misbruik van hcg voor bijvoorbeeld afslankkuren zegt Broecks dat Aspen afspreekt met klanten dat ze hcg uitsluitend mogen gebruiken voor humane vruchtbaarheidsbehandelingen. ‘Dit leggen we ook zoveel mogelijk vast in contracten. Uiteraard hebben onze klanten ook hun eigen verantwoordelijkheid op dit aspect. We monitoren dat wel, maar hebben daar beperkt zicht op.’
Ik vraag Broecks ook of de donatie van de Nederlandse zwangere vrouwen nog wel zo onmisbaar is en voor wie, gezien de opkomst van alternatieven. ‘Dat is een interessante discussie, natuurlijk versus synthetisch’, zegt Broecks. ‘Ik ben natuurlijk geen gynaecoloog, maar we krijgen ook wel signalen dat zij de natuurlijke variant prefereren.’
Transparantie
Broecks zegt dat Aspen bezig is met een producent die een Pregnyl-achtig medicijn op de Nederlandse markt gaat brengen. Hij bevestigt wel dat er ‘een verandering’ in de markt voor Pregnyl is gekomen. ‘Hoe zich dat gaat ontwikkelen weet ik niet. Ik geloof in de kwaliteit van ons product, van ons concept. Ik hoop dat wij nog heel lang onze natuurlijke variant mogen maken.’ Broecks vindt niet dat Moeders voor Moeders over het kunstmatige alternatief zou moeten vertellen en vindt de site voldoende transparant. ‘Wij proberen de vertrouwelijkheid te bewaken en dat doen we volgens mij goed. Maar als je het hebt over waar medicijnen naartoe gaan, daar zijn we niet transparant in.’
Het marketingverhaal van twee moeders die aan elkaar geven, stopt meteen al bij het witte busje. Uiteraard zou je net zo lief willen doneren aan buitenlandse stellen als aan Nederlandse. Maar bestaat er zoiets als een nobele plicht voor Nederlandse zwangere vrouwen om te doneren, omdat Nederland (zoals de informatrice meedeelde) zo’n uniek dichtbevolkt land is, met een gematigd urine-vriendelijk klimaat? Nee. Volgens Bärnreuther is China de afgelopen jaren sterk in opkomst als grondstofleverancier voor de farma-industrie. Ook daar zijn inmiddels veel hcg-producenten.
En inderdaad, als Volkskrant-correspondent Leen Vervaeke in China op zoek gaat, stuit zij op een flink aantal urine-inzamelingsprojecten. Bij een deel krijgen zwangere vrouwen als beloning producten zoals waspoeder, bij andere kleine sommen cash. De verantwoordelijkheid voor de inzameling van plas kan kennelijk prima internationaal worden gedeeld, en urine is niet overal waardeloos afval. Een woordvoerder van Moeders voor Moeders mailt hierover: ‘De World Health Organisation en ook Europese richtlijnen bevelen aan dat de inzameling van bloed, bloedplasma en urine op vrijwillige basis en zonder vergoeding plaatsvindt. Met Moeders Voor Moeders nemen wij die richtlijnen in acht.’ Vlak daaronder in de richtlijn van de WHO staat overigens ook dat gebruik van bloed, bloedplasma en urine transparant en traceerbaar moet zijn zodat donateurs geïnformeerde keuzes kunnen maken.
In één opzicht is Moeders voor Moeders wel uniek: er is nergens ter wereld een nationaal netwerk waarin zwangere vrouwen zo massaal en plichtsgetrouw doneren aan de farmaceutische industrie. Maar geïnformeerd kiezen kunnen ze niet. Zo doneerde ook Moeders voor Moeders-Facebookfan Rowenna Jeurissen (37, inmiddels moeder van een tweeling) omdat ze de last van een fertiliteitstraject uit eigen ervaring kent. ‘Het hormoon dat ik moest gebruiken, was van de urine van zwangere vrouwen gemaakt, ik was daar zo dankbaar voor dat ik iets wilde terugdoen’, zegt ze. ‘Ik dacht gewoon: wie goed doet, goed ontmoet. Ze zeggen dat andere vrouwen afhankelijk zijn van jouw urine en dat je daar andere vrouwen mee kunt helpen.’ Maar bij navraag blijkt dat ook Jeurissen Ovitrelle gebruikte. ‘Dat wist ik echt niet, dat het uit een lab komt’, zegt ze. ‘Dan ben ik wel benieuwd wat ze met mijn plas hebben gedaan. ’
Hamstereierstokken
Kunstmatig vervaardigde hcg wordt gewonnen in laboratoria uit de cellijnen van eierstokken van hamsters of cavia’s. Dat klinkt als een potentieel dieronvriendelijk gebeuren, maar apotheker Bas van Vlijmen (Radboudumc) legt uit dat dat wel meevalt: ‘Er is een zogenaamde cellijn opgezet in 1957, die kortgezegd zonder het gebruik van levende dieren nog steeds wordt gebruikt. Er is dus geen hamsterfarm en er worden geen honderdduizenden hamsters voor gebruikt.’