Reportage
Waarom IJsland zo een idioot succesvol popland is
Minder inwoners dan Utrecht, maar meer internationaal opererende bandjes dan heel Nederland: IJsland, in de schijnwerpers op Eurosonic, is een idioot succesvol popland. Hoe kan dat? We onderzochten het ter plekke. Plus: de vijf niet te missen IJslandse bands.
Over IJsland, het vreemdste land op aarde, kunnen opmerkelijke wetenswaardigheden worden genoteerd. De eerste curiositeit zie je al aan je vliegtuigraam voorbijtrekken als je komt aangevlogen boven de ijzige vlakte van het Reykjanesfólkvangur, onder het vliegveld met de al even onmogelijke naam Keflavíkurflugvöllur. Op IJsland groeien geen bomen. En dat ziet er heel gek uit, als je kilometers lang landinwaarts rijdt, richting Reykjavik: een angstaanjagende, zwarte asvlakte met een enkel mager struikje.
Eurosonic / Noorderslag
Eurosonic, het grootste festival voor nieuwe Europese popmuziek, duurt van woensdag 14 tot en met zaterdag 17 januari en vindt plaats op bijna dertig locaties in de stad Groningen. Er zijn dagkaarten beschikbaar. Ongeveer de helft van het publiek bestaat uit professionals uit de muziek wereld. Er zijn alleen al zo'n vierhonderd afgevaardigden van festivals wereldwijd. Noorderslag is een klein onderdeel van het festival, met Nederlandse bands.
Absentie
Als je op IJsland al een boom tegenkomt, dan is het óf een minderwaardig vegeterend bosje in het uiterste oosten van het land, óf het is een geïmporteerd en aangeplant exemplaar in de tuin van een IJslander die ook weleens in de schaduw wil zitten.
Samaris
Als er op het moment één archetypische IJslandse band actief is, dan moet dat Samaris zijn. De band heeft alles wat je verwacht in de IJslandse pop: etherische zweefstemmen, originele bandbezetting (laptop, zang, klarinet), en muzikale inhoud die reikt naar een ver IJslandse en zeer poëtisch verleden.
Samaris-zangeres Jófríður Ákadóttir prevelt eeuwenoude IJslandse poëzie over soms behoorlijk stevige dancebeats van laptopproducerÞórður Kári Steinþórsson, en dan kringelt er ook nog een ijl klarinetje doorheen van de klassiek geschoolde Áslaug Brún Magnúsdóttir. Bevreemdend, en soms zelfs uiterst dansbaar.
De band heeft één nadeel. Vooral de twee dames lijken zichzelf niet al te serieus te nemen. Alsof het succes - want dat hebben ze, ook al buiten het eiland - ze maar een beetje komt aanwaaien. Een concert van het trio in de Reykjavikse dansclub Kaffibarinn op Airwaves ontaardde in een 20 minuten durende slappelach-sessie. Die antieke IJslandse dichters hadden natuurlijk beter verdiend.
Woensdag 14/01: Grand Theatre.
Donderdag 15/01: Stadsschouwburg.
Ook absent, maar dat springt minder in het oog: op IJsland leven geen kakkerlakken. Ze hebben er simpelweg nooit poot aan land gezet, zelfs niet in het kielzog van de Kelten en de Vikingen die in de negende eeuw aanmeerden in de baai Faxaflói. De enige kakkerlak die ooit is gesignaleerd op IJsland schijnt uit de ransel van een op IJsland gelegerde Amerikaanse soldaat te zijn gekropen (ook raar: IJsland heeft geen eigen leger).
Muggen zijn er trouwens ook niet, op IJsland. Allemaal naar IJsland!
(Tekst loopt door onder afbeelding)
Kiasmos
In neoklassieke muziekkringen is Ólafur Arnalds een populaire jongen. Solo maakt hij verstilde minimal en ambient, rond pingelende piano en hier en daar een droevig trillende cellosnaar.
In Kiasmos laat hij alle bedeesdheid varen, en schuift hij de mixers open. Kiasmos is Arnalds technoproject, waarin hij optreedt naast de beatproducer Janus Rasmussen van een eilandengroep verderop: de Faeröer Eilanden.
Live is Kiasmos best spannend. De straffe minimal past goed bij de basale melodielijntjes die Arnalds live uit zijn elektrische piano en laptop trekt. Het onlangs bij het neoklassieke label Erased Tapes verschenen debuutalbum van het duo is ook zeer de moeite waard, al wreekt zich bij Kiasmos na verloop van tijd toch ook de wel erg rechtlijnige compositiekracht van Arnalds. Je voelt de minimal-melodietjes én die pompende bassline vaak van verre aankomen.
Donderdag 15/01: Grand Theatre.
Hyperactief
Dan de sociologische eigenaardigheden. IJsland is een enorm vulkanisch eiland waar Nederland een keer of drie in past, maar er leven slechts iets meer dan driehonderdduizend mensen. Net zo veel als in de stad Utrecht. Maar die dunne IJslandse bevolking is op cultureel gebied wel hyperactief - ter compensatie wellicht. Eén op de tien IJslanders, zo zweert men in Reykjavik, is een gepubliceerd auteur. En minstens zo bizar: twee op de tien IJslanders zitten in een band of hebben in een band gezeten. En dat zijn nog lage schattingen, zeggen zij die er verstand van hebben. Volgens de goed geïnformeerde IJslanders zit íédere IJslander in een band. Of zelfs in meerdere bands.
Het is een van de grote raadselen van de popmuziek. Hoe kan het dat een zo kleine gemeenschap als IJsland zo ontzettend veel pop en bandjes voortbrengt? Popmusici en bands die in internationaal verband ook echt iets te vertellen hebben, van The Sugarcubes en natuurlijk Björk, tot GusGus, Sigur Rós en tegenwoordig Ásgeir, Emilíana Torrini, Of Monsters and Men en bijvoorbeeld Sólstafir.
Nog maar eens ter vergelijking: hoeveel Utrechtse bandjes toeren constant de wereld rond? En hoeveel Nederlandse popacts staan er in het buitenland eigenlijk goed voor, van de Verenigde Staten tot pak hem beet Australië? Eén, als je de grote dj's even buiten beschouwing laat? Within Temptation, en daarna? Mr. Probz, met zijn ene hit Waves? Illustratief: op het programma van festival Noorderslag, de volgend weekend te vieren hoogmis voor de Nederlandse popmuziek, staat niet één internationale act.
Mammút
Lange rijen te Reykjavik, voor de concerten op festival Airwaves van de IJslandse rockband Mammút. De band, ooit opgericht als damestrio Rok, is enorm populair in het thuisland, en de grote aanhang valt voor een belangrijk deel te verklaren uit het weirde charisma van zangeres Katrína Kata Mogensen. Live bespeelt ze het publiek met een nogal theatrale en schizofrene performance, waarin ze volledig lijkt op te gaan in het rockende werk van haar band, en vooral het gitaarspel van haar oud-schoolvriendin Alexandra Baldursdóttir.
Of de band het buiten IJsland ver kan schoppen is zeer de vraag. De optredens mogen energiek zijn en bij vlagen ook best hartverwarmend, maar Mammút klinkt vooral nog erg als een schoolband. In het genre waarbinnen Mammút opereert - de postrock - is een iets betere instrumentbeheersing toch een pré.
Airwaves
IJsland is dit jaar 'focusland' op Eurosonic, het grootste showcasefestival van Europa, volgende week van woensdag tot en met vrijdag in Groningen, dat gewoontegetrouw vooraf gaat aan Noorderslag. De programmeurs hebben plek ingeruimd voor maar liefst twintig IJslandse bands en moesten - je gelooft het niet - nog uitermate streng selecteren, want er werd door nog een stuk of dertig andere IJslandse acts gerammeld aan de Groningse poort. Van verlegen singer/songwriters tot vuilbekkende hiphoppers, laptopproducers, neoklassieke zwevers en hard rockende Vikingnazaten.
Gelukkig biedt IJsland elk jaar een uitmuntende gelegenheid het raadsel van de IJslandse pop te ontrafelen. Het Reykjavikse festival Airwaves, ieder jaar in november, barst uit zijn voegen van de IJslandse bands: bij de editie van 2014 tel je zomaar honderd IJslandse duo's, trio's en kwartetten in het blokkenschema.
Het verhaal gaat al even, en wie er zelf is geweest praat het al snel na: Airwaves is een van de leukste popfestivals ter wereld. Het hipste ook, volgens trendwatchers. In Reykjavik ten tijde van Airwaves werden de eerste hoge broeken, knotjes en linnen tasjes gesignaleerd, waarna het hipsteruniform viraal de wereld overtrok.
Reykjavik is een knus stadje: kleine huisjes, vrolijk geverfde gevels en dakpannen tegen het decor van die enorme vulkaan aan de overkant van de baai Faxaflói (inderdaad, dat vurige onding dat met wolken as het internationale vliegverkeer pleegt plat te leggen). Maar als het vijfdaagse Airwaves is neergestreken, is Reykjavik een dampende popstad waar je letterlijk struikelt over de bandjes. Ze spelen overal: in de souvenirswinkels, in het café, bij de visboer, in de handschoenen- en mutsenwinkel en in de IJslandse handel in breibenodigdheden. Of gewoon op straat, rond een smeulende vuurkorf. Gezellig.
Björk of de drooglegging?
Waar begint het succesverhaal van de IJslandse popmuziek? Bij TheSugarcubes en Björk, zou je denken, eind jaren tachtig. Niet helemaal waar, volgens IJslandse cultuurkenners. De popcultuur bloeide op dankzij de drooglegging van het eiland, die duurde tot 1989. IJslandse jongeren bekwaamden zich in de jaren zestig in de rock 'n' roll, om maar te kunnen spelen op een van de Amerikaanse legerbases op het eiland. Want binnen de compound werd uiteraard wél geschonken. Spelen dus, en dan een biertje backstage.
Kaffibarinn
Een van de behaaglijkste clubs in het zogeheten 'off-venue-programma' van Airwaves, voor de programmering buiten de grote poppodia en schouwburgzalen, is de muziekpub Kaffibarinn. Hier spelen de godganse dag (en nacht) IJslandse folkies en neoklassieke instrumentalisten, en soms treedt er zowaar een knallende dance-act aan. Binnen staan mannen met baarden en IJslandse wollen truien, buiten (want het is constant stampvol) plakken de neuzen van de ongelukkigen die er niet bij pasten tegen het raam, om ook maar een glimp op te vangen van vanmiddag bijvoorbeeld Ólafur Björn Ólafsson, alias Obo, de toetsenist van Sigur Rós - ook present op Eurosonic.
Boven in de Kaffibarinn - wenteltrap omhoog - hangen de dames van 'de nieuwe IJslandse sensatie' Samaris, in een oud bankstel, met een halve liter IJslands Kaldi-bier bij de hand, ter voorbereiding op hun optreden - wenteltrap weer omlaag.
'We wilden eigenlijk niet eens zo zeer in een bandje spelen', zegt zangeres Jófríður Ákadóttir, terwijl vriendin Áslaug Brún Magnúsdóttir wat aan de klarinet prutst. 'Maar we verveelden ons. We wilden dansen, in een raar kostuum. Maar ja, daar kun je dan beter wel wat muziek bij maken. En dus vormden wij ook maar een bandje, zoals eigenlijk al onze vrienden. Je moet wat, in Reykjavik.'
Zeer belangrijk, voor Samaris: 'Iets doen wat nog niemand anders heeft gedaan. Dat is essentieel voor IJslandse popmuziek. We zijn maar met zo weinigen, iedereen in Reykjavik kent elkaar. Als je hier komt met muziek die lijkt op muziek die al eerder is gemaakt, ga je eraan. Dat wordt niet geaccepteerd.' En zo puzzelden Jófríður en Áslaug dus op een volkomen unieke combinatie: klarinet met laptop en zang. 'Dat leek ons wel origineel', zegt de klarinettiste. Teksten had Samaris nog niet, maar een ergens opgegraven boek met eeuwenoude maar geenszins vergeten IJslandse gedichten bood uitkomst.
In dat boek met statig IJslands dichtwerk zit volgens Samaris een van de geheimen van de uitbundige IJslandse popcultuur verscholen. 'De eerste IJslanders, de afstammelingen van de Vikingen en de Ierse Kelten, hadden ook weinig te doen hier, in dit lege land. Dus gingen ze verhalen vertellen, de IJslandse Sagen. En verhalen vertellen doet nog altijd iedere IJslander, dat zit verankerd in de cultuur. Als je je afvraagt waarom zó veel IJslanders in een bandje zitten, denk dan aan die verhaaltraditie. Een liedje zingen is ook een verhaal vertellen.'
Het is koud. Je hebt niets te doen. Je kruipt bij elkaar en pakt een gitaar. Het lijkt misschien simpel, maar zo ongeveer borrelt de popcultuur onder de IJslandse samenleving, daar hoef je verder ook niet al te ingewikkeld over te doen. En zo ging het dus ook bij Ásgeir Trausti, 22 jaar oud, en nu al gewogen als de 'grote nieuwe IJslandse stem'.
Low Roar
Eigenlijk speelt Low Roar een beetje vals. De frontman Ryan Karazija woont weliswaar op IJsland, maar komt aangezeild vanuit Californië, en zo is Low Roar dus net niet helemaal IJslands.
Toch zit er veel IJsland in de vervoerende en dromerige indierock van de band, die ook wel doet denken aan de epische Brit-rock van Muse en Radiohead. Sluit de ogen, bijvoorbeeld bij het gedragen openingsnumme Breathe In van het vorig jaar verschenen album 0, en glij in vogelvlucht langs machtige vulkanen en kolkende lavastromen. Vraag in de IJslandse platenzaken welke IJslandse band het de komende jaren hélemaal gaat maken, en het antwoord is eensluidend. Low Roar. Een verplicht nummer dus op Eurosonic.
Woensdag 14/01: Grand Theatre, Up.
Donderdag 15/01: News Café.
Bedwelmende liedjes
We treffen Ásgeir in de megalomaan grote nieuwe Reykjavikse concertzaal Harpa, waar hij een dag eerder nog optrad voor een man of drieduizend, achter een kop koffie en gestoken in een glimmend nieuwe pooljas met bontkraag. Die kreeg hij als in natura loon, na een optreden in een winkel voor hippe winterkleding. 'Zo gaat dat, bij het onofficiële programma op Airwaves', zegt Ásgeir. 'Meestal krijg je niets.'
Ásgeir werd in 2012 ineens een IJslandse grootheid, na het uitbrengen van zijn debuutplaat Dýrð í Dauðaþögn (In de stilte). Zijn bedwelmende liedjes op meanderende gitaarfolk raakten de IJslanders in het hart, en de IJslandse radiostations weigerden de single Sumargestur (Zomergast) nog uit de cd-speler te halen. 'Als je wordt opgepikt in IJsland, gaat het ook heel snel heel erg hard', zegt Ásgeir. 'Het is een klein land. Als dat ene radiostation je voortdurend draait, heeft binnen twee weken iedere IJslander je liedje gehoord en ben je de nieuwe held. Ik kreeg pas de nieuwe IJslandse verkoopcijfers van mijn plaat te zien: in tien procent van de IJslandse huishoudens is een exemplaar van mijn album aanwezig. Dat lukt je niet snel, in een groter land.'
Ásgeir Trausti komt uit het desolate noorden van IJsland, en groeide op in een dorp met ongeveer zestig inwoners. 'Vanaf mijn 13de zat ook ik met mijn gitaar te pielen. Ik vond Johnny Cash heel mooi, en schreef af en toe ook een countryliedje. Later een beetje grunge, en rock.' Maar Ásgeir zag het muzikale licht toen hij zich ging verdiepen in het schrijfwerk van zijn oude vader. Die zat altijd maar wat te pennen aan de keukentafel, en smeet - heel klassiek - de proppen papier met volgens hemzelf mislukt dichtwerk richting prullenbak. Ásgeir raapte de proppen bij elkaar, vouwde ze uit, en gebruikte de dichtregels als basis voor een serie liedjes, die zou uitmonden in dat veelgeprezen debuut.
Weer die oude IJslandse herenpoëzie, opnieuw vertolkt door een fragiele stem. 'Ja, en dan wordt er in de buitenlandse muziekpers vaak verwezen naar de IJslandse natuur, om die mystieke en breekbare IJslandse muziek te verklaren. Maar volgens mij zit die introvertie van onze liedcultuur veel meer in de aard van de IJslander. Die is nu eenmaal niet zo uitbundig. De IJslander bewoont liever de binnenwereld, zeker als hij heel geïsoleerd woont in zo'n kleine gemeenschap, zoals ik. Daar word je vanzelf introvert, want de verstilling van de natuur is je alledaagse omgeving.'
Ásgeir had IJsland in een paar maanden veroverd. En stond toen voor het blok, die muur van keihard vulkanisch gesteente waar iedere ambitieuze IJslandse musicus vroeg of laat tegenaan knalt. Wat nu? 'Ik speelde vier maanden in IJsland en had toen echt álle podiumplekken een keer of vijf afgewerkt, het hele eiland rond. Voor iedere IJslandse band die heel snel succes krijgt, komt dat keerpunt: je hebt heel IJsland verzadigd met je optredens en moet ineens gaan oppassen dat het publiek je niet plotseling spuugzat is. Dus ga je praten met je platenlabel, over een internationale stap. Óf je gaat die maken, of het houdt al snel op, op IJsland.'
Nu kan ook die internationale carrière voor een IJslander vrij snel van de grond komen, zegt Ásgeir. 'Weer een voordeel van IJsland: er zijn vele ogen van buiten het eiland op onze popmuziek gericht. Dat hebben we te danken aan de grote IJslandse popmuziek uit het verleden, van Björk natuurlijk, en Sigur Rós. De buitenlandse muziekpers is altijd geïnteresseerd in IJslandse popmuziek, ook omdat er altijd zo'n mooi verhaal aan hangt. Let er maar eens op: interviews met IJslandse bandjes of songwriters gaan altijd over dat mysterieuze land, de natuur, de geïsoleerdheid. We doen er ons voordeel mee, want het is natuurlijk fijn als er aandacht is uit het buitenland.' En die komt dan ook nog eens van twee kanten, dankzij de geografische ligging van IJsland: zo'n beetje tussen Europa en de Verenigde Staten en Canada in.
Ásgeir besloot de IJslandse songteksten van zijn vader te vertalen, met hulp van de Amerikaanse songwriter John Grant, en zo werd zijn plaat Dýrð í Dauðaþögn ineens In The Silence, en kon Ásgeir vanaf 2013 op een uitputtende wereldtournee, waar hij nog steeds middenin zit. 'Het ging niet zo snel als op IJsland, uiteraard, maar mijn plaat werd van Canada tot Australië goed verkocht en ik kon daar dus volop spelen, net als in Europa. En dan ben je zomaar, eigenlijk in een jaar, van het eiland af.'
(Tekst loopt door onder afbeelding)
The Beatles
Als groep speelden The Beatles nooit op IJsland. Toch worden The Beatles beschouwd als 'speciale vrienden' van het land. Zowel Ringo Starr als Paul McCartney bezochten het eiland, als muzikant én toerist, en in 2007 ontbrandde Yoko Ono vlak voor de Reykjavikse kust de Imagine Peace Tower, een omhoog schietende lichtbundel ter nagedachtenis aan haar in 1980 doodgeschoten man. De bundel straalt jaarlijks van 9 oktober (Lennons geboortedag) tot 8 december (Lennons sterfdag).
Land ontvluchten
Het land ontvluchten wilde het akelig jonge Reykjavikse rockbandje The Vintage Caravan ook, om verschillende redenen. In de kleedkamer van een van de grotere officiële popzalen van Airwaves, die het trio straks maar weer eens gaat platspelen, vertelt zanger en gitarist Óskar Logi Ágústsson dat zijn band snel klaar was met IJsland. 'We zijn een aspecifieke IJslandse band, want wij maken dus wel muziek die al eerder is gemaakt: harde bluesrock en oldschool metal. Daar houden IJslanders niet zo van, maar toch. Dankzij onze - al zeggen we het zelf - behoorlijk daverende live-act werden we snel een gewild livebandje. Wij hebben dus binnen een jaar zes keer op hetzelfde podium gestaan.'
The Vintage Caravan zelf had nog niet eens de afweging gemaakt of een buitenlands avontuur een optie was, maar de band werd vanzelf ontdekt, door onder andere de Nederlandse festivalbaas Walter Hoeijmakers van het Tilburgse festival Roadburn. 'Hij wilde ons graag laten spelen en in contact brengen met het grote Duitse label Nuclear Blast, waar we inmiddels een contract hebben. Het was voor ons echt een ticket-out-of-here, en we zijn vrij snel verhuisd, naar het zuidelijkste puntje van Denemarken vlak bij de Duitse grens - lekker strategisch. Want het is voor een IJslandse band absoluut niet te doen om vanaf IJsland de wereld te bespelen. Veel te duur, steeds met al je apparatuur in dure vluchten van Icelandair.'
Dankzij die toch vrij rigoureuze stap - de heren Vintage Caravan zijn nog geen 20- speelt de band nu volop in Europa, vaak in het kielzog van de 'mentorband' Sólstafir. Want, en dat is nog een verklaring voor het succes van de IJslandse pop: een IJslandse band met enig succes neemt standaard een ander bandje op sleeptouw. 'Toen Sólstafir groot werd in het buitenland en de Europese popindustrie leerde kennen, hebben ze ons mee laten liften. Zij leerden ons hoe we contracten konden tekenen, waar we op moesten letten. Het zit in de IJslandse volksaard dat je elkaar niet tegenwerkt maar de winter door helpt.' Ook híér geldt: je bent maar met weinig, je kunt elkaar dus maar beter wat ondersteuning bieden.
The Vintage Caravan had het buitenland hard nodig, zegt bassist Alexander Örn Númason even na het optreden, een sigaretje tussen de vingers in een ijzige poolwind. 'Allereerst omdat wij dus niet die typische IJslandse muziek maken waar ze hier in Reykjavik zo hard op gaan. Inderdaad: die fluisterstemmetjes en teksten over elfjes.'
Maar The Vintage Caravan wilde ook van het eiland af omdat ze een beetje klaar waren met de beperkingen van de IJslandse popinfrastructuur. 'Toen wij een jaar of 14 waren speelden we al in dit bandje, en best goed. We belden zelf met cafés of we konden spelen, zo ging dat. Zo'n barman zei dan: welja, komen jullie maar een avondje rocken jochies. Als je de juiste mensen kent, kom je wel aan je speeluren toe en uiteindelijk ook wel aan je studio en je plaatopnamen. Maar het wereldje van mensen die iets te zeggen hebben in de IJslandse pop, is ook heel beperkt. Als je populair bent in dat kringetje, gaat het goed. Maar als je een van die spelers in het popveld tegen je in het harnas hebt gejaagd, en dat deden wij gewoon graag, dan heb je het ook heel snel verkloot en kom je nergens meer aan de bak. En ja, dan lonkt het buitenland.'
Sólstafir
Een prachtige IJslandse band, die volgens kenners te Reykjavik net zo groot kan worden als de voorgangers in de meer heftige IJslandse rock: Sigur Rós. Sólstafir speelt al jaren op de Europese podia, en is al bijna stamgast op bijvoorbeeld het Tilburgse festival voor heavy muziek, Roadburn.
De muziek van Sólstafir pakt je volledig in: intense en duistere, maar vooral ook euforische rock, waarin veel IJslandse traditie zit verscholen. De in 2014 verschenen dubbelaar Ótta is een van de mooiste heavy platen van het vorige jaar, want staat vol met dreunende maar tevens ontroerend scheurrock. Live is Sólstafir niet minder dan een sensatie: overtuigend en mokerhard. Jammer dat de band in de Vera niet wat meer tijd krijgt toebedeeld.
Donderdag 15/01: Vera.
Geluk
IJsland staat bekend als een klein maar welvarend land, dat er zelfs na de financiële crisis van 2008 rondom Landsbanki verbazend snel weer bovenop kwam. Een land met een rijke cultuur bovendien. Bij buitenstaanders kan zomaar het idee ontstaan dat de IJslandse pop kan uitblinken dankzij heel veel steun van de overheid, door subsidies en in de schoot geworpen oefenruimtes of studiocomplexen. Maar dat is een mythe die alle IJslandse popmusici van harte doorprikken. Samaris ondervond geen enkele steun, net als The Vintage Caravan, en ook Ásgeir zegt dat je echt zelf op zoek moet gaan naar de juiste contacten, en dat je dan ook nog heel veel geluk moet hebben.
Ja, dat beeld van een starre en weinig in pop geïnteresseerde IJslandse overheid herkent Jakob Frímann Magnússon wel. Magnússon is een cultureel ondernemer, een festivalorganisator en een insider in de IJslandse en Reykjavikse cultuurpolitiek. 'Toen in de jaren zestig de trompettist van Duke Ellington wilde komen spelen in Reykjavik, met zijn jazzcombo, kreeg hij geen visum. Gevraagd naar het waarom kreeg hij van de minister van Cultuur te horen, en ik maak geen grapje: 'Voor echte muziek is altijd plaats op IJsland. Niet voor clowns zoals jij.'
De naweeën van die bizarre overtuiging zijn nog altijd voelbaar op IJsland, zegt Magnússon. 'De IJslandse elite heeft van oudsher een voorkeur voor klassieke cultuur, muziek en hedendaags klassiek. Daarvoor werd ook het ontzagwekkende Harpa-zalencomplex opgericht, om de orkesten de ruimte te geven. Maar door de financiële crisis van 2008, toen dat veel te dure Harpa moest worden afbetaald, heeft de overheid wel moeten toegeven. De demonstraties van woedende IJslanders trokken nog door de straten van Reykjavik. Harpa, betaald met belastinggeld, moest dus toch maar een zaal voor het volk worden, en zo zijn de deuren ook open gegaan voor de popmuziek en dezer dagen ook voor Airwaves. Misschien is daaruit wel de opkomst van die IJslandse neoklassieke popmuziek te verklaren, van Ólafur Arnalds en zijn gelijken.'
De IJslandse bandjes doen het goed dankzij zichzelf, en de overzichtelijke IJslandse popplattegrond. De dames van Samaris: 'Een promotor heb je hier in het begin van je carrière niet nodig. Je kunt zelf ook wel even met dat poppodium bellen. En je gaat met je stapel cd's naar die drie platenwinkels in Reykjavik: kun je deze voor ons verkopen? Dank je! Hoezo distributie: nergens voor nodig.'
De zelfredzaamheid en eigengereidheid is misschien wel het grootste geheim achter de IJslandse pop. Die ontstaat in essentie nog altijd in die behaaglijke huiskamer bij de kachel, tijdens krakende ijsnachten, voor dat kleine clubje vrienden dat graag naar een goed verhaal luistert. Of zoals zangeres Jófríður Ákadóttir van Samaris het graag vertolkt, vanaf de sofa in de Kaffibarinn, met opgeheven vingertje: 'De ambitie is het verhaal dát je wilt vertellen, heel goed te vertellen. Volgens mij maakt die instelling de IJslandse popmuziek bijzonder en authentiek, en ook gewoon heel erg goed.'
De IJslandse pop is te horen op het Groningse Eurosonic, van 14/01 t/m 16/01. Er zijn nog dagkaarten verkrijgbaar.