Waarom een verbod op godslastering niet de oplossing is
Van de fatwa tegen Rushdie tot de aanslagen op Charlie Hebdo: telkens duikt de profeet op in explosieve affaires. Zijn volgelingen zijn beledigd - maar hun rechten zijn niet geschonden.
In zekere zin hadden de winnaars van de Everybody Draw Mohammad Day, 20 mei 2010, zich braaf gehouden aan het islamitische voorschrift geen afbeeldingen te maken van de profeet. Tegelijk waren hun inzendingen vlijmscherp.
De derde prijs werd toegekend aan de afbeelding van een rokende pijp, variant op het schilderij Ceci n'est pas une pipe van René Magritte. Het bijschrift: Ceci n'est pas Mahomet.
Winnaar was een doe-het-zelftekening met genummerde stipjes die - indien met elkaar verbonden - het konterfeitsel van de profeet zouden opleveren.
De op een na beste was een drukke prent, geënt op de kinderboekenserie Waar is Wally. Lezertjes moeten daarin lang speuren tot in een overvloed aan klein getekende figuurtjes en voorwerpen hun oog valt op Wally, een jongen met zwarthoornen bril, ijsmuts en roodwitte trui. Bijschrift van de cartoon uiteraard: waar is Mohammed?
Een relevantere vraag is inmiddels, bijna vijf jaar later: waar is Molly Norris?
De Amerikaanse cartoonist, bedenker van de Everybody Draw Mohammad Day, is nog altijd ondergedoken en leeft op aanraden van de FBI onder een andere naam op een onbekende plaats.
Het begon met een tamelijk onschuldige tekening van Morris op haar blog, in reactie op het schrappen door distributeur Comedy Central van een aflevering van de tekenfilmserie South Park waarin grappen werden gemaakt over het afbeelden van Mohammed. Een moslimblogger had daarop gesuggereerd dat de tekenaars van South Park hetzelfde lot verdienden als Theo van Gogh.
De beslissing van Comedy Central leidde tot discussie over zelfcensuur. In die sfeer maakte Norris haar tekening, met de suggestie om 20 mei uit te roepen tot Iedereen Tekent Mohammed Dag. Als een heleboel mensen de profeet zouden tekenen, zo redeneerde ze, werd het ondoenlijk hun allemaal de hals door te snijden.
Het was luchtige satire, legde Norris later uit, maar het initiatief was in haar gezicht geëxplodeerd. Anderen, met meer verbeten doeleinden, gingen met haar grap op de loop. In korte tijd had hun Facebookpagina meer dan honderdduizend vrienden, net als een al spoedig gelanceerde tegenpagina. Honderden Mohammed-spotprenten kwamen binnen.
Minstens zo talrijk waren de doodsbedreigingen aan het adres van Molly Norris. Zij kwam op de hitlist van Al Qaida. Nog altijd hoort ze tot het rijtje van elf godslasteraars voor wie volgens Inspire, de website van Al Qaida, geldt: 'Wanted: Dead or Alive for Crimes Against Islam.' Onderkop: 'Yes We Can: A Bullet A Day Keeps the Infidel Away.'
Geert Wilders staat uiteraard op de lijst, evenals Ayaan Hirsi Ali, maker van de film Submission, en Stéphane Charbonnier, hoofdredacteur van Charlie Hebdo, die na de dodelijke aanslag in Parijs op 7 januari gevoeglijk kan worden geschrapt. Boven aan wat daarmee is gereduceerd tot een toptien staat de éminence grise in dit blasfemische gezelschap, Salman Rushdie.
Met hem begon in 1988 een reeks affaires rond de profeet van het islamitisch geloof, die zijn dieptepunt vond in de aanslag op Charlie Hebdo. Sindsdien werd Kopenhagen bijgesneden in de kerfstok van het jihadisme. Mohammed is de hoofdpersoon geworden in een mondiaal gevecht waarin de V van vrijheid en de V van vernedering elkaars tegenpolen zijn.
Boekverbranding
Een regelrechte provocatie kan Rushdies roman niet worden genoemd. In De Duivelsverzen speelt de auteur een gelaagd spel vol symboliek, met verwijzingen naar de Koran en de geschiedenis van de islam. De term 'Mahound' valt, een uit middeleeuws Europa stammende scheldnaam voor Mohammed. In Mekka situeert Rushdie een bordeel waar de prostituees net zo heten als de vrouwen van Mohammed. Iemand klaagt over de 'verdomde regels' in de islam voor van alles en nog wat, van scheten laten tot het afvegen van je billen.
Binnen enkele weken na publicatie van de roman op 26 september 1988 stroomden bij uitgever Viking Penguin de reacties van gekwetste moslims binnen. Op 2 december werd voor het eerst tegen De Duivelsverzen gedemonstreerd. Ongeveer zevenduizend moslims trokken na het vrijdaggebed naar het centrum van de Engelse stad Bolton, waar ze het boek verbrandden. In de Pakistaanse hoofdstad Islamabad bestormden demonstranten het Amerikaans Cultureel Centrum. In bijna vijftien landen (niet alleen islamitische) werd de roman verboden.
De genadeslag kwam op 14 februari 1989 met de fatwa van ayatollah Khomeini, Irans opperste leider: Salman Rushdie heeft de profeet belasterd en moet dood.
Daarmee deed Khomeini een flinke schep bovenop dat wat zijn islamitische revolutie vanaf 1979 al had bewerkstelligd: het op scherp zetten van de verhouding tussen de islam en het Westen. De Iraanse revolutionairen belichaamden een hernieuwde assertiviteit in de moslimwereld, een zelfbewustzijn op culturele en religieuze gronden.
De voorafgaande golf van assertiviteit, in de jaren vijftig en zestig, was politieker van aard geweest. Het Arabisch nationalisme, met de Egyptische president Nasser als vaandeldrager, was seculier en socialistisch. Het Westen en het Sovjet-blok werden tegen elkaar uitgespeeld. Het postkoloniaal nationalisme mondde uit in stagnatie en de politieke islam sprong in het gat. Eerst Khomeini, toen de Afghaanse mujahedin, de Moslimbroederschap, de Algerijnse jihadisten, Hamas, Al Qaida - de boom werd dikker en dikker.
Aanvankelijk werd de oorlogsverklaring van Khomeini in het Westen niet met gelijke ideologische munt betaald. Irans opperste leider werd gezien als een gevaarlijke exoot, niet als vertegenwoordiger van een voor Europa relevant wereldbeeld. In Nederland plaatsten links-liberale intellectuelen een ferme krantenadvertentie tegen Khomeini's fatwa en het weekblad De Groene Amsterdammer pleitte voor strafbombardementen op Teheran, mocht Rushdie worden vermoord.
Na de aanslagen van 11 september 2001 kantelt de zaak. Op het speelveld van het publieke debat in Europa vormen hysterie, politieke correctheid, gezond verstand en islamofobie voortaan de cornervlaggen. De onbesuisde Irakoorlog verziekt de sfeer verder.
Het aantal incidenten rond het vermeend beledigen van de profeet neemt toe. In Nederland wordt de filmer Theo van Gogh vermoord. De publicatie op 30 september 2005 in de Deense krant Jyllands-Posten van twaalf Mohammed-spotprenten veroorzaakt een golf van verontwaardiging in de moslimwereld. Wereldwijd vallen bij protesten zeker tweehonderd doden. De bomtulband van tekenaar Kurt Westergaard wordt het symbool van een clash of civilizations.
Keer op keer duikt de profeet op in brisante affaires. In Soedan komt de Britse lerares Gillian Gibbons voor de rechter omdat zij had toegestaan dat haar klas van 6-jarigen een teddybeer 'Mohammed' had genoemd. Tienduizend betogers in Khartoum, zwaaiend met messen en zwaarden, eisen de doodstraf. De videoclip Innocence of Muslims leidt in 2012 tot gewelddadige demonstraties, omdat de profeet erin belachelijk zou worden gemaakt.
Zelfs het zonder spotternij afbeelden van Mohammed kan al de toorn wekken van mannen die zelf hun best doen zo veel mogelijk op de profeet te lijken. Door het internet is de wereld meer dan ooit een global village. Tekeningen en filmbeelden gaan makkelijk de aardbol over en elke grap bedoeld voor een publiek in land A kan 8.000 kilometer verderop in land B verontwaardiging wekken.
In juni 2008 was ik in de Jordaanse hoofdstad Amman, juist toen de boosheid over Wilders' film Fitna op een hoogtepunt was. Het comité The Messenger of Allah United Us had al eerder een boycot van Deense producten georganiseerd. Nu dreigden Nederlandse ondernemingen aan de lijst te worden toegevoegd.
De Nederlandse fabrikanten Zwanenberg (Zwan-worsten) en Friesland Foods (kaas) namen in advertenties in Jordaanse kranten afstand van Fitna. De ondernemingen betuigden hun 'solidariteit met de campagne voor internationale wetgeving tegen elke belediging van religies, inclusief de Islam en de Profeet Mohammed (Vrede Zij Met Hem)'.
In zijn kantoor in Amman ontmoette ik de voorzitter van het comité, Zakaria Sheikh. Pallets met duizenden boycotposters stonden klaar beneden in de hal. De 41-jarige uitgever bleek een beschaafde man, die stelde dat de vrijheid van meningsuiting niet in het geding was. 'Ik ben zelf journalist. Maar de vrijheid van de een houdt op waar die van de ander wordt geschonden. Opeens komt er een Nederlandse politicus mijn kantoor binnen, via het internet, en gaat mij beledigen. Waarom? Ik heb niets met die man te maken.'
Splijtzwam
Sheikh had zich grondig verdiept in de Nederlandse politiek en wetgeving en had zelfs vertalers aangetrokken. Met zijn gouden aansteker tikte hij op zijn beeldscherm. Op zijn website stond, onder een Wilders-cartoon, een artikel in het Arabisch over de PVV-leider. 'Vertaald uit de Volkskrant van eergisteren', zei hij.
Zo gesmeerd gaat het dus. Versterking van het wederzijds begrip gaat gepaard met een globalisering van cultureel onbegrip. Precies dat is reden te meer voor verdraagzaamheid, betoogde de VN-mensenrechtenrapporteur Asma Jahangir later dat jaar in een interview in de Volkskrant.
'Je kunt mensen niet stoppen zich uit te drukken, met opvattingen die een ander misschien verwerpelijk vindt', zei de Pakistaanse juriste. 'Het is erg moeilijk om van landen die al heel lang democratie hebben en daar een prijs voor hebben betaald, te vragen dat ze de vrijheid van meningsuiting ondermijnen omdat mensen duizenden kilometers verderop minder tolerant zijn.'
Maar het is niet alleen wij tegen zij. Godslastering vormt juist ook bínnen de moslimwereld een splijtzwam. Nergens is het zo'n explosieve kwestie als in Jahangirs vaderland. Midden jaren tachtig werd in Pakistan de blasfemiewetgeving aangescherpt. Op het ernstigste vergrijp, het belasteren van de profeet, staat sindsdien de doodstraf.
Wilde beschuldigingen wegens godslastering zijn in Pakistan schering en inslag geworden. Burenruzies, zakelijke geschillen en politieke vetes worden steeds vaker 'geregeld' doordat de ene partij de ander beschuldigt van het besmeuren van de Koran of het beschimpen van de profeet. In december 2010 werd - zomaar een voorbeeld - de arts Naushad Valiyani gearresteerd omdat hij het visitekaartje van een zakenrelatie in de prullenbak had gegooid. De man ging naar de politie, want zijn voornaam was 'Muhammad'.
Sinds 1986 zijn bijna 1.400 van dergelijke zaken geregistreerd. In de helft van de gevallen zijn religieuze minderheden (vooral ahmadi's) het slachtoffer. De doodstraf wegens blasfemie wordt in Pakistan nooit uitgevoerd, maar 57 mensen werden vermoord na zo'n blasfemieruzie.
De politicus Salmaan Taseer, gouverneur van de provincie Punjab, werd in januari 2011 doodgeschoten omdat hij was opgekomen voor Asia Bibi, een christelijke vrouw tegen wie de doodstraf is uitgesproken wegens blasfemie. Na een alledaagse ruzie was zij er door een groep moslimvrouwen van beschuldigd de profeet te hebben beledigd. Onlangs werd voor de vijfde maal een beroep van haar advocaten verworpen.
Op scherp
Door deze ervaringen met de Pakistaanse blasfemiewetten was Asma Jahangir zo gebeten op het verbod op godslastering. Daar worden veel meer problemen mee gecreeerd dan opgelost, zei ze.
Een aantal islamitische landen, Pakistan voorop, heeft vanaf 1999 geprobeerd een blasfemieverbod onderdeel te maken van het internationaal recht. In de Mensenrechtenraad van de VN bestond daar aanvankelijk enig begrip voor, maar de steun van staten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika is afgebrokkeld. In 2010 beëindigden de moslimlanden hun campagne.
Dat betekent volstrekt niet dat volgens het recht - nationaal zowel als internationaal - de vrijheid van meningsuiting geen beperkingen kent en dat 'alles moet kunnen'. Veel landen hebben wetten die een uitwerking zijn van artikel 20 van het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het kroonjuweel van de internationale mensenrechten.
Het BuPo-verdrag staat pal voor de meningsvrijheid, maar verplicht staten in artikel 20 om 'het propageren van op nationale afkomst, ras of godsdienst gebaseerde haatgevoelens die aanzetten tot discriminatie, vijandigheid of geweld' te verbieden. Bijna letterlijk staat het ook zo in artikel 137e van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht.
Natuurlijk is dit geen wiskundige formule. Wat is 'aanzetten tot discriminatie'? Er blijft een schemergebied tussen godslastering en haat zaaien. Het is niet zo moeilijk om moslims te jennen teneinde de maatschappelijke verhoudingen op scherp te zetten. En gelovigen hebben uiteraard het volste recht zich vernederd te voelen als er wordt gespot met wat hun het dierbaarst is.
Maar Asma Jahangir vindt dat de drempel voor het inroepen van artikel 20 'eerder hoog dan laag' moet zijn. 'Zodra je die drempel verlaagt, geef je ruim baan aan intolerantie. Ons doel is het beschermen van de levens en de vrijheid van mensen, niet het beschermen van godsdiensten.'
Dat is de kern. Het internationaal recht legt de rechten van gelovigen vast, niet die van religies. Vandaar dat het internationale blasfemieverbod er nooit gekomen is. Het Mensenrechtencomité van de VN, een gezelschap eminente juristen dat het BuPo-verdrag bewaakt, stelt dat strafbaarstelling van blasfemie op gespannen voet staat met de vrijheid van meningsuiting.
Iedereen Tekent Mohammed Dag: moet kunnen. Maar een Iedereen Tekent een Moslim Dag of een - vrij naar Der Stürmer - Iedereen Tekent een Jood Dag, da's een ander verhaal.
Dit stuk staat in de Vonk-special over de islamitische profeet Mohammed.