'Waarom dan dat gelul niet verkopen?' GETEUT OP STILISTISCH NIVEAU IN REVE'S BRIEVEN AAN MATROOS VOSCH
GERARD REVE IS een belangrijk schrijver die een groot aantal onbelangrijke boeken heeft gepubliceerd. Debet hieraan is allereerst de beperkte thematiek, met als gevolg dat sinds Op weg naar het einde (1963) de ingrediënten van zijn proza niet wezenlijk veranderd zijn....
Een tweede boosdoener is de 25 jaar jongere levenspartner en zaakwaarnemer Joop Schafthuizen, die de schoorsteen rokende houdt door in een periode dat Reve geen nieuw boek uit zijn handen krijgt, er eentje te voorschijn te toveren. In een korte spanne tijds stelt Joop dan een bundel met brieven van Gerard samen. Volgens deze methode verscheen in 1993 Brieven van een aardappeleter, snippers en kattebellen aan uiteenlopende figuren gericht, en geannoteerd met liefst 399 noten, zodat het net een hoogwaardig document leek.
De vrees voor een vergelijkbaar allegaartje was ditmaal kleiner, nu Schafthuizen niet een lade met kopieën van brieven aan Jan en Alleman, maar de schoenendoos met post aan hem zelf heeft leeggekieperd. Zoals bekend luistert Reve nooit naar anderen, te zeer geboeid als hij is door zijn eigen gedachtenwereld, maar zoals eveneens bekend houdt hij in zijn brieven wel rekening met de adressant. 'Voor mij zijn het schrijven van brieven en beschouwingen een ontspanning, die het werk aan mijn verhalend proza ten goede komt. Waarom dan dat gelul niet verkopen?', schrijft Reve in 1983 aan Joop, door hem Matroos Vos gedoopt. Blijkbaar ontspant hij zich zozeer, dat hij zich niet schaamt voor een fout ('het schrijven zijn een ontspanning'), hoewel het ook denkbaar is dat hij hier tegemoetkomt aan het grammaticaal originele Nederlands dat Schafthuizen pleegt te bezigen. Zelfs ons alfabet is voor Matroos te groot om het volledig te beheersen.
'De ernst en de echte inspanning moet ik voor mijn hoofdwerk reserveren.' Reve zelf laat er geen misverstand over bestaan dat we hier met randwerk van doen hebben. Dat maakt zo'n brievenboek niet bij voorbaat minder waard. Twee keer eerder is er een mooie verzameling verschenen, waarin de geilheid niet met hem op de loop gaat. De lezer kon door de bomen van roedes het bos blijven zien. Die gunstige uitzonderingen waren de brieven aan Simon Carmiggelt (uit 1982) en die aan Josine Meyer (uit 1981, aangevuld herdrukt in 1994).
Daar was geen vurige liefde in het spel. In het geval van de Brieven aan Matroos Vosch ook niet werkelijk. 'Het is eigenlijk nooit liefde geweest', verklaarde Schafthuizen op 1 maart jongstleden in Elsevier, 'dat is misschien ook wel te merken in de brieven.' Gelukkig wel. Op de flap probeert de uitgever met de term 'schokkend' te lokken, maar de onsensationele inhoud logenstraft die betiteling. Nietsverhullend zijn alleen de hoogstpersoonlijke groeten waar Reve zijn epistels mee besluit. Geen 'Tot gauw en liefs', wel 'Veel kussen maar ook een stuk of wat stevige tikken op je brutale Overspelige gespannen Matrooschjesbroek'.
Meer dan een formule betekent het niet. 'Ik vuur gedurig mijn liefdeswapen af in jouw richting', is standaard-Reviaans voor 'Groeten van je ouwe rukker.' Wat dat laatste betreft, is hij wederom onverzadigbaar. Voor vijfmaal daags draait hij zijn hand niet om, doch vleit haar om zijn deel en beweegt de voorhuid met kracht op en neder.
'We moeten maar bij elkaar blijven', heet het bijna gelaten op 5 november 1975. 'De formule van Gerard en mij is vriendschap, over leuke dingetjes praten', analyseerde Schafthuizen in Elsevier. Als dank voor zijn administratieve en huishoudelijke zorgen mag Vosje delen in de buit aan royalty's en veilingopbrengsten, opdat hij zijn kunstcollectie kan uitbreiden. Reve geeft niet om materiële zaken.
De Brieven aan Matroos Vosch zijn geschreven op de schaarse dagen per jaar dat Gerard ('broer Wolf') en Joop elkaar niet zien. Reve is op zijn gemak, speelt met naturel de bezorgde tut die zelfs een arts uitzoekt als Joop pijn aan zijn oortjes heeft, en lult hem bij over de vorderingen aangaande zijn metselen, masturberen, schrijven en (stoppen met) wijn drinken. Nee, we durven onmogelijk te stellen dat hij zijn handen in zijn zak laat zitten.
De stemming zit erin. De lezer is getuige van geteut op stilistisch niveau. Van weinig anderen zou je zoveel berichten uit de sector huis, tuin, keuken, lichaam en weder kunnen verdragen. Reve is pretentieloos gezellig, met af en toe een serieuze opmerking over zijn (permanent moeizaam vorderende) ernstige literaire werk. Op 5 januari 1977 heeft hij 'de eerste 3/4 pagina geschreven van het 8ste hoofdstuk' van Oud en Eenzaam. Toch aardig als je dan de bewuste plek in de roman opzoekt: 'Ik wist in het geheel niet, hoe het nu verder moest. Maar het leven gaat gewoon door, zoals iedereen weet - tenminste, als het niet ophoudt.'
Vriendschappelijk keuvelend legt Reve uit dat alle echte handeling in de roman zich 'in hem' afspeelt - iets dat ook geldt voor Bezorgde Ouders en Het Boek Van Violet En Dood - en dat de titel Moeder en Zoon verwijst naar Vaders en Zonen van Toergenjev ('maar dat hang ik niemand aan zijn neus'). Ook moedigt hij zijn Matroos aan er een levendige pederastische praktijk op na te houden, en meldt hij de gratis vondst van een verfrommeld en verregend tapijt. Eerste kwaliteit katoen en geen slijtplekje te zien. Kom daar eens om. De vondst daarentegen van een rechter sportschoen is minder triomfantelijk getoonzet, want de linker wordt er niet bij aangetroffen (dit komt vaker voor, zie het gedicht 'Rechterschoenen' van Remco Campert in de gelijknamige bundel uit 1992).
Schafthuizen wordt dikwijls gevraagd om raad over financiële kwesties. Helaas heeft hij toen hij dit boek bijeenknipte en -plakte alle genoemde bedragen doorgestreept. Zijn goed recht, maar wat hebben wij dan nog aan zinnen als: 'Dan moeten er dus . . . + . . . duizend francs betaald worden, dat is ongeveer . . . gulden.' Streep liever die hele passage eruit.
Op de keper beschouwd hebben wij niets aan dit boek. De grap is alleen dat we het niet kunnen wegleggen. Reve's typeringen van kunstbroeders graven niet diep (Kousbroek is een geremde tobber omdat hij zweert bij rede en logica, Büch schrijft romans waar je niets van onthoudt) en verbazen evenmin, maar je wilt er geen missen.
De noten, weer van de hand van Nop Maas, zijn verhelderend en soms van een merkwaardige openhartigheid. Waar Reve schrijft over de vieze boekjes en jongetjes van 'G.', komt Alleswetende Nop onbezwaard met Guus van Bladel op de proppen.
Reve is werkelijk aandoenlijk wanneer hij Matroos voorlegt of de vermelding van een bepaalde intimiteit in een verhaal toelaatbaar is. En dan gaat het om 'het door je doofheid bemoeilijkte luisteraarschap naar mijn sprookjes'! De bewuste 'Brief Aan Een Gevangen Liefdesprins' is gewoon afgedrukt in het tijdschrift Hollands Diep en daarna herdrukt in Schoon Schip, zodat we het antwoord al kennen. Verkopen dat gelul!
Zonder diep te hoeven steunen, en met af en toe een lachbui, schieten we door drieëneenhalf honderd bladzijden heen. Men wordt er noch beroerd van, noch gevoelt men zich na afloop aanmerkelijk beter. Weer helemaal bij, zijn we geen klap wijzer geworden.
Na Simon C. en Josine M. is Joop S. overbodig, maar hem wegdoen is ook weer zoiets. Brieven aan Matroos Vosch is niet waardeloos; de collectie heeft enkel hoegenaamd geen waarde. Zo zit dat.
Arjan Peters
Gerard Reve: Brieven aan Matroos Vosch 1975-1992.
L.J. Veen; 366 pagina's; ¿ 39,90.
ISBN 90 254 2312 4.