AnalyseIslamitisch onderwijs

Waar ligt de waarheid over het Haga Lyceum?

Een bolwerk van salafistische indoctrinatie? Antidemocratisch onderwijs? Niets daarvan, zeggen ze bij het Cornelius Haga Lyceum. De overheid speelt een ‘vuil spelletje’ met de islamitische school. Het kan niet allebei waar zijn, maar hoe zit het dan? Een verwarrende zoektocht naar bewijs.

Tjerk Gualthérie van Weezel en Rik Kuiper
Kinderen bidden op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam.  Beeld Freek van den Bergh
Kinderen bidden op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam.Beeld Freek van den Bergh

De galgenhumor van Soner Atasoy. Direct bij ons eerste bezoek aan het Cornelius Haga Lyceum maken we ermee kennis. De directeur verschuift een van de kolossale chesterfields in de lerarenkamer en kijkt in het rond. ‘Hé’, roept hij tegen niemand in het bijzonder, ‘wie heeft die kalasjnikov hier neergelegd? Ik zei toch dat je die beter moest verstoppen!’

Een volgend bezoek aan de omstreden islamitische school in Amsterdam-West. Atasoy slingert de deur van een klaslokaal open, waar een geschiedenisles aan de gang is. Twintig paar jonge ogen kijken hem aan. ‘Zo’, zegt hij met een grijns, ‘worden jullie weer lekker salafistisch geïndoctrineerd?’

Weer een andere keer. Een vrouw van de Onderwijsinspectie wil toegang tot het kantoortje dat wordt gebruikt voor gesprekken met docenten en leerlingen. ‘Daar ligt de koevoet’, zegt

Atasoy tegen een collega. ‘En niet per ongeluk de wapenkamer openmaken, hè?’

***

De verwarring verdwijnt nooit. En dat ligt niet alleen aan die grappen. Wie zich grondig verdiept in de kwestie rond het Cornelius Haga Lyceum krijgt uiteindelijk kortsluiting in zijn hoofd. Te veel tegenstrijdigheden. Niet alles kan waar zijn.

Enerzijds zijn er de waarschuwingen van de inlichtingendiensten, die stellen dat kinderen op deze school worden geïndoctrineerd met salafistisch gedachtengoed en dat de schoolleiding banden onderhield met terroristen.

Anderzijds is er wat je ziet, hoort en voelt wanneer je er binnenstapt. Ja, jongens en meisjes zitten aan verschillende kanten van het klaslokaal, zoals vaker gebeurt op islamitische scholen. Ja, de mannelijke docenten dragen hier baarden. En ja, midden in de aula ligt zacht tapijt waarop leerlingen en medewerkers dagelijks samen bidden.

Kinderen in de les op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam.  Beeld Freek van den Bergh
Kinderen in de les op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam.Beeld Freek van den Bergh

Maar concrete aanwijzingen voor salafistische indoctrinatie of antidemocratisch onderwijs? De Onderwijsinspectie heeft ze niet aangetroffen, zo blijkt uit een nog niet gepubliceerd rapport waaruit de advocaat van het Haga Lyceum onlangs citeerde. Ook de Volkskrant kwam ze tijdens meer dan tien bezoeken en na tientallen gesprekken met de schoolleiding, docenten, medewerkers, ouders, vrijwilligers en externen niet tegen – wat uiteraard geen sluitend bewijs is.

Wat is er aan de hand? Speelt de overheid een ‘vies spelletje’, zoals ze bij het Cornelius Haga Lyceum suggereren? Of spreekt Soner Atasoy met een gespleten tong?

***

Ze nemen de tijd. Urenlang vertellen Soner Atasoy (38) en zijn broer Son Tekin Atasoy (43), die als beleidsmedewerker op de school werkt, over hun soms kafkaëske strijd tegen de overheid.

Ze zijn fel, scherp, luid. Op alle kritische vragen hebben ze een antwoord, tegen elke beschuldiging een verweer. Vaak onderbouwen ze hun beweringen met documenten of al dan niet heimelijk gemaakte opnamen van gesprekken. Ook los van elkaar vertellen de twee dezelfde verhalen. Soms maken ze een pas op de plaats. Dan willen ze bepaalde informatie voor zichzelf houden – om mensen te beschermen of nog iets achter de hand te houden wat ze later naar buiten kunnen brengen.

Hun doel: een goede school opzetten. Een excellente school zelfs, zoals de protestants-christelijken en de katholieken ook hun eigen scholen hebben. Een school waarop moslims volgens de grondwettelijke vrijheid van onderwijs ook recht hebben. ‘Maar de overheid’, zeggen ze, ‘doet er alles aan om ons kapot te maken.’

Wat dat laatste betreft, lijken ze een punt te hebben. Al jaren proberen de gemeente Amsterdam en het ministerie van Onderwijs de school te dwarsbomen. Door te treuzelen bij het toewijzen van een gebouw. Door onwettige aanvullende eisen te stellen. En door juridische procedures te beginnen die gedoemd lijken te mislukken, maar die de school wel een hoop werk bezorgen. Juristen karakteriseerden de handelwijze van de overheid in deze krant als ‘bestuurlijke stalking’ en zelfs als ‘een bestuurlijke guerrillaoorlog’.

En de Atasoys? Die weten van geen wijken. De Turks-Albanese broers werken dag en nacht om de school te behouden. Daarbij doen ze hun namen eer aan. Soner betekent ‘laatste soldaat’, Son Tekin ‘laatste sterke’. Ze geven niet op. Nooit.

***

De recente commotie begon op 15 januari 2019. Toen kreeg de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). De Onderwijsinspectie ontving dezelfde informatie.

Zulke berichten verstuurt de dienst zelden aan gemeenten. In 2018 maar twee keer, vermeldt het jaarverslag. AIVD-baas Dick Schoof was hoogstpersoonlijk naar Amsterdam gekomen om de brief met ‘alarmerende signalen’ aan Halsema te overhandigen.

Als burgemeester heeft zij het recht de onderliggende bewijsstukken in te zien. Of zij daarvan gebruikgemaakt heeft, wil Halsema achteraf niet tegen de Volkskrant zeggen. Het doet er volgens haar ook niet toe. Haar principiële opvatting is dat ze moet kunnen vertrouwen op de informatie die zij van de diensten krijgt. Bovendien ondervroeg ze Schoof uitgebreid over de achtergrond van de signalen.

Halsema zat met het ambtsbericht in haar maag, zei ze in maart in de gemeenteraad. Ze vond dat ouders die overwogen een kind bij de school in te schrijven op de hoogte gesteld moesten worden. Maar tegelijkertijd wilden Halsema en onderwijswethouder Marjolein Moorman (PvdA) de informatie niet op eigen houtje naar buiten brengen. Na overleg werd besloten dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de burgemeester van Amsterdam op dezelfde dag per brief alarm zouden slaan.

De inhoud van die brieven was explosief. Volgens de burgemeester en de NCTV vertoont het Cornelius Haga Lyceum ‘antidemocratische en anti-integratieve gedragingen’. De broers Atasoy zouden de helft van het curriculum aan de salafistische geloofsleer willen wijden en van plan zijn om leerlingen ook buiten schooltijd ‘onder hun invloedssfeer’ te brengen. Ze omringen zich met ‘salafistische aanjagers’ en zouden contact hebben gehad met het Kaukasus Emiraat, een terroristische club die onder meer verantwoordelijk was voor aanslagen in de metro van Moskou in 2010.

Zo’n georkestreerde aanval past in een patroon. De overheid kiest er de laatste jaren voor het politiek salafisme actief te bestrijden. Volgens de inlichtingendiensten verspreiden aanhangers ‘antidemocratische, polariserende en onverdraagzame’ boodschappen. Ook probeert de stroming via een uitgekiende strategie meer invloed te verwerven. Dit staat bekend als tamkin, krachtsopbouw.

Tegenwoordig drinken bestuurders en ambtenaren dus minder vaak thee met radicale moskeebestuurders en imams. Het idee is om vroeg te verstoren, zand in de machine te strooien, zodat tamkin in de kiem wordt gesmoord. Omdat het strafrecht geen uitkomst biedt – er zijn vaak geen bewijzen voor strafbare feiten – grijpt de overheid naar andere middelen. Ze brengt bijvoorbeeld belastende informatie naar buiten, zoals nu bij het Haga Lyceum. De hoop is de initiatiefnemers daarmee zo te besmeuren dat zij ook in hun eigen gemeenschap ter discussie komen te staan.

***

Na de brieven koos Soner Atasoy op tamelijk eigenzinnige wijze de tegenaanval. Zo trakteerde de directeur, die alle beschuldigingen ontkent, burgemeester Halsema op een getekende middelvinger toen hij op het stadhuis werd ontboden, al beweerde hij zelf dat het ‘ook een tekening van een kaketoe’ kon zijn. Bovendien maakte hij haar een tijd lang publiekelijk uit voor ‘domme gans’.

Toen NRC Handelsblad later schreef over een tweede ambtsbericht waarin stond dat Soner Atasoy zichzelf heeft verrijkt, riep hij dat de AIVD met ‘tyfusbewijzen moet komen’ of anders zijn ‘tyfusbek moet houden’.

En tussendoor was er nog de ontregelende 1-aprilgrap over de tot moslim bekeerde ex-PVV’er Arnoud van Doorn, die directeur van de school zou worden.

In dit absurdistische theater, waarin bestuurders, politici en opiniemakers om het hardst riepen dat de school snel moest sluiten, bleef één vraag onderbelicht: wat is de waarheid? En hoe kom je daarachter als de geheime diensten en andere betrokken instanties wel beschuldigingen op tafel leggen, maar niet zeggen waarop ze zich baseren?

We gaan dus op zoek. Op zoek naar die ‘tyfusbewijzen’.

1. De salafistische en radicale omgeving

De gebroeders Atasoy verkeren, zo schreef de NCTV, sinds 2000 ‘in een salafistische en radicale omgeving’. Maar al bij het eerste gesprek doen ze een opvallende uitspraak: ze zijn helemaal geen aanhangers van het salafisme.

Ook qua uiterlijk lijken ze geen typische salafisten. Ze dragen weliswaar allebei een baard, maar geen lange gewaden of broeken die de enkels vrijlaten. De Atasoys gaan doorgaans gekleed in overhemd en spijkerbroek, met instappers eronder.

Ja, ze hebben even aan het salafisme gesnuffeld, zegt Son Tekin, maar volgens Soner zijn die bewoordingen te sterk. Ze vertellen over hun jeugd in Den Haag, waar ze zich druk maakten over de ontspoorde moslimjongeren in de buurt. De geestelijk leiders – ‘van die oude mannen die de islam uitleggen’ – zaten machteloos in de moskee.

Soner Atasoy, directeur van het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam, voor een bord met daarop de zaak die tegen de school loopt. Beeld Freek van den Bergh
Soner Atasoy, directeur van het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam, voor een bord met daarop de zaak die tegen de school loopt.Beeld Freek van den Bergh

Soner: ‘Ze kwamen vaak uit het buitenland, spraken slecht Nederlands en hadden geen idee hoe de samenleving in elkaar stak. Ze wilden vooral veel volgelingen.’

De broers gingen op zoek naar een alternatief, vertelt hij. ‘We waren bezig onszelf te vinden. Hoe moet dat, moslim zijn in Nederland?’

Zo kwamen ze rond 1998 in contact met een jonge imam die vloeiend Nederlands sprak. Zijn naam willen ze niet noemen, omdat hij dan misschien in de problemen komt. Wel zeggen ze dat het ging om een bekeerling die zijn opleiding in Saoedi-Arabië genoot.

‘Op een gegeven moment hadden we honderd tot honderdvijftig jongeren bij elkaar’, zegt Soner. ‘We spraken over de islam. En toen zei die imam opeens: je moet je salafi noemen. Wij vroegen: waarom zouden we dat doen? We zijn gewoon moslim. Maar hij vond dat je je moest onderscheiden. Dat werd een strijd.’

‘We zeggen niet dat er iets mis is met het salafisme’, zegt Son Tekin. ‘Maar het maakt alles heel zwart-wit.’

‘Ze sluiten mensen buiten’, zegt Soner. ‘Wij zijn tegen buitensluiten. Daarom zie je hier op het Haga Lyceum ook ouders die heel strikt zijn en ouders die minder strikt zijn. Iedereen voelt zich hier thuis.’

***

‘Mijn broer is dwars en pratend geboren’, zegt de oudere, rustigere Son Tekin op een gegeven moment over zijn heethoofdige baas en broertje. Het is een treffende typering voor de man die zich de afgelopen zeven jaar ontpopte tot een van de grootste ontregelaars van het Nederlandse onderwijssysteem.

De betrokkenheid van de Atasoys bij het onderwijs begon ongeveer vijftien jaar geleden, in de tijd dat ze samen met hun oudste broer Luan een aantal bakkerijtjes opzetten in onder meer Den Haag en Rotterdam. In 2005 begon Son Tekin, die zijn studie personeel en organisatie niet afmaakte, als bestuurslid bij het Islamitisch College Amsterdam (ICA). Later ging Soner daar stage lopen. Voor zijn eveneens nooit voltooide hbo-studie bestuurskunde liep hij mee met de directie van het ICA.

Het bestuur had destijds ferme regels vastgesteld, vertelt oud-directeur Hendrik Verweel. Zo mochten er geen realistische afbeeldingen van mensen of dieren op school worden opgehangen. ‘Muziek was westers, dus verboden’, zegt hij. ‘Ernaar luisteren zou maar tot wellust leiden. Jongens en meisjes werden niet geacht elkaar aan te spreken.’

De Atasoys vonden dat allemaal prima, zegt Verweel. ‘Ze zijn heel streng in de leer. Moslims die een verkeerde stroming aanhangen, noemen ze ongelovigen. Als je niet van het ware geloof was, dan was je een tegenstander.’

Hij herinnert zich dat de broers veel contacten hadden in de ‘conservatieve salafistische hoek’, ook internationaal. ‘Hoe ik dat wist? Ze vertelden wat ze in het weekend deden. Dan waren ze weer naar Londen, Berlijn, Antwerpen of Brussel geweest om met geestverwanten in conclaaf te gaan over de positie van moslims in West-Europa.’

Verweel vermoedt dat ze bezig waren ‘greep te krijgen op de islamitische gemeenschap in Nederland, onder andere via het onderwijs.’ Harde bewijzen daarvoor heeft hij niet.

De broers verwijzen de verhalen van Verweel desgevraagd naar het rijk der fabelen. Soner: ‘Zouden we dan niet naar het buitenland mogen? En niet met andere moslims mogen praten?’

Dat ze zo streng in de leer waren, noemt Son Tekin ook onzin. ‘Ik ben geen steek veranderd. Zoals je ons nu ziet, zo waren we toen ook.’

***

Het ICA moest dicht. De school kreeg slechte inspectierapporten, het onderwijs was niet goed genoeg, leerlingen liepen weg. Vanwege dat laatste besloot het ministerie van Onderwijs in het voorjaar van 2010 de bekostiging stop te zetten.

Nog datzelfde jaar waren de gebroeders Atasoy betrokken bij de oprichting van de Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO). Zelf namen ze ‘uit strategische overwegingen’ geen plaats in het bestuur van de stichting, ‘omdat we mensen wilden die absoluut geen geschiedenis hadden’, zegt Soner.

Wel was een aantal nieuwe bestuursleden werkzaam geweest op het ICA, maar daar hadden ze geen bestuursfunctie gehad. Soner nam in de zomer van 2011 alsnog zitting in het bestuur van SIO. Kort daarna kreeg de stichting van het ministerie toestemming een school op te richten.

De toenmalige wethouder Lodewijk Asscher ontplofte zowat. Na de sluiting van het ICA had de gemeente veel energie gestoken in het herverdelen van de leerlingen over andere Amsterdamse scholen. In een nieuw initiatief, dat wel erg op het oude leek, had hij weinig trek.

‘Het gebrek aan kwaliteit was evident’, zei Asscher eerder dit jaar in de Volkskrant over het ICA. ‘Maar dat was niet alles. Sommige mensen op die school waren bezig de leerlingen in te prenten dat ze er niet bij hoorden in de samenleving, dat ze op andere scholen niet veilig waren met een hoofddoek. Leerlingen werden daar niet voorbereid op onze maatschappij.’

***

In de jaren daarop ontwikkelde zich een felle juridische strijd tussen SIO, de gemeente en het ministerie. Soner Atasoy was de drijvende kracht. In bijna alle rechtszaken voerde hij, zonder advocaat, het woord.

Tussendoor kwam de stichting enkele malen in het nieuws met kwesties waaruit je zou kunnen concluderen dat de Atasoys zich in kringen van orthodoxen en extremisten bevinden. Zo schreef bestuurslid Abdou Khoulani in 2014 op Facebook dat hij IS steunde bij de kruistocht richting Bagdad. Later kwam hij daar publiekelijk op terug – volgens Soner na een stevig gesprek waarin hij Khoulani ervan zou hebben overtuigd dat Islamitische Staat geen beschaafde beweging was. Khoulani stapte op.

Een paar jaar later publiceerde website GeenStijl een brief aan de leden van de Eerste Kamer met het verzoek niet in te stemmen met het boerkaverbod. SIO was een van de ondertekenaars van de brief, samen met onder meer de omstreden Amsterdamse El Tawheed-moskee en de Utrechtse stichting AlFitrah, waarvan de koranschool jongeren zou aansporen zich te onttrekken aan de samenleving. Ook de namen van Arnoud van Doorn en omstreden imams als Abdul-Jabbar van de Ven en Fawaz Jneid stonden eronder.

Een half jaar daarna verscheen een persbericht van islamitische organisaties en prominenten die zich uitspraken tegen het gebiedsverbod van diezelfde Fawaz Jneid, die intolerantie en radicalisering in de hand zou werken. Opnieuw stond de naam van de Stichting Islamitisch Onderwijs tussen die van organisaties die over het algemeen als salafistisch worden bestempeld.

Soner Atasoy ontkent desgevraagd die berichten te hebben ondertekend. ‘Ze hebben geen toestemming gevraagd onze naam eronder te zetten.’ Persoonlijk kan hij zich wel vinden in beide berichten. ‘Ik ben tegen elke inperking van de vrijheid. Maar ik zou nooit politieke petities ondertekenen namens SIO. Die stichting is er om onderwijs aan te bieden. Niets anders.’

2. De banden met het Kaukasus Emiraat

Dan de banden die de broers zouden hebben gehad met terroristen van het Kaukasus Emiraat, een organisatie die een islamitische staat wilde beginnen in de door Rusland gedomineerde Kaukasus.

Wat opvalt in de NCTV-brief is de voorzichtige formulering. ‘Het is bekend’, staat er over de gebroeders Atasoy, ‘dat zij in de periode 2009-2012 contact zouden hebben onderhouden met de terroristische groepering ‘het Kaukasus Emiraat’.’ Houdt men een slag om de arm?

Een bron rond het ambtsbericht ontkent dit en spreekt van ‘typische inlichtingentaal’. Bij de diensten draait het ‘eerder om waarschijnlijkheden dan om bewijzen’, zegt hij. We moeten erop vertrouwen ‘dat het echt gebaseerd is op broninformatie als de dienst zoiets naar buiten brengt’.

Volgens NRC Handelsblad, dat het geheime ambtsbericht van de AIVD inzag, zouden de broers Atasoy contact hebben gehad met Belgische leden van het Emiraat. Ook zouden ze de organisatie financieren en de aanvoerder van die club, Dokka Umarov, als ‘hun leider’ zien.

Het zijn beschuldigingen die ernstig genoeg lijken om de broers strafrechtelijk te vervolgen, maar dat is nooit gebeurd. In maart zei minister Ferdinand Grapperhaus van Justitie en Veiligheid er het volgende over in de Tweede Kamer: ‘De signalen die worden genoemd, zijn helemaal geen signalen die een beschrijving zijn van strafbare feiten.’

Meerdere bronnen rond het ambtsbericht zeggen later tegen de Volkskrant dat de informatie van de AIVD over contacten met terroristen oud is en bovendien niet het urgentste onderdeel van de waarschuwing vormt.

***

Volgens de Atasoys is er sprake van een misverstand. Ze zijn nooit betrokken geweest bij het Emiraat, zeggen ze. Ze hebben het nooit gesteund en zagen Umarov nooit als hun leider. Wel gaan ze al bijna twintig jaar veel om met Tsjetsjenen.

De eerste die ze leerden kennen, was ene Ali uit Rotterdam, een bewoner van het asielzoekerscentrum waar de broers het onverkochte brood van hun Rotterdamse bakkerij naartoe brachten. Samen met Ali ontfermden de Atasoys zich in 2001 over de leden van de inmiddels beroemde Tsjetsjeense kinderdansgroep Daymohk (‘Mijn land’), die een bezoek aan Nederland bracht. Ze regelden slaapplaatsen en eten. Andere Tsjetsjenen in Nederland hielpen ze ook.

Een van hen wandelde twee jaar later toevallig langs het pand in de Haarlemmerstraat in Leiden, waar de Atasoys stonden te klussen aan een nieuwe bakkerij. Ze boden hem een baan aan. Later kwamen er meer Tsjetsjenen voor ze werken.

Hadden die banden met dubieuze figuren? De Atasoys vertellen dat een van die medewerkers de neef was van Zelimchan Jandarbijev, die in 1996 president was van onafhankelijk Tsjetsjenië. Later werd deze Jandarbijev – op verzoek van de Russen – door de Verenigde Naties op een lijst gezet van personen die banden hadden met Al Qaida.

Soner: ‘Die oom is later in Qatar opgeblazen door de Russen. Zijn dat banden? Hij was zijn oom! Maar waar het om gaat, is dat die hele club Tsjetsjenen die bij ons werkte goed is terechtgekomen. De een heeft een fietsenzaak, de ander een eigen bakkerij. Ze betalen allemaal belasting!’

Via de Tsjetsjenen uit de bakkerij leerde Soner ook zijn Tsjetsjeense vrouw kennen. Sinds zijn huwelijk in 2004 heeft hij Tsjetsjenië naar eigen zeggen drie keer bezocht met zijn gezin. Smakelijk vertelt hij over zijn Tsjetsjeense schoonmoeder, die hem op een dag opdroeg de koeien naar het weiland te brengen. ‘Ze zagen een veld vol meloenen en gingen ervandoor’, zegt hij. ‘Dat is de enige keer dat ik door de Kaukasische bossen heb gerend. Niet met een kalasjnikov, maar achter een stel koeien aan.’

Later laat hij een filmpje zien van die dag. ‘Je hebt erg en je hebt erg’, hoor je hem zeggen. ‘Ik zit achter die tyfuskoeien aan.’

Zulke reizen wekten de interesse van de inlichtingendiensten, denkt Soner. Want wie naar Tsjetsjenië gaat, valt op. Hij benadrukt meerdere malen dat hij er nooit geheimzinnig over heeft gedaan. ‘Ik had mijn telefoon gewoon aanstaan. Ze konden me overal traceren.’

Omdat hij ze niet in gevaar wil brengen, wil hij verder niets kwijt over zijn Tsjetsjeense schoonfamilie.

***

Hoe kwamen de Atasoys op de radar bij de inlichtingendiensten? Na een aantal gesprekken vertellen ze hoe het volgens hen allemaal begon. ‘Een zakenpartner heeft ons openlijk bedreigd’, zegt Soner. ‘Als hij zijn geld niet kreeg, zou hij een melding doen bij de AIVD. Zo word je dus genaaid.’

Son Tekin, later: ‘Hij zou vertellen dat we Tsjetsjenen helpen. We gingen om met veel Tsjetsjenen, kwamen op hun bruiloften. Daar komen ook mensen die hebben gevochten. Maar daarmee hebben wij niets te maken. Je kunt er niet door een Nederlandse bril naar kijken. Soms steunt de ene helft van een Tsjetsjeense familie de Russen en de andere helft het verzet.’

Meer willen de broers niet over het zakelijke conflict vertellen. De naam van de voormalige partner noemen ze niet. Wel zeggen ze dat na dat dreigement voor het eerst een AIVD-medewerker bij ze aanklopte met vragen over het Kaukasus Emiraat. Ze vermoeden dat de dienst hen tussen 2009 en 2012 nauwlettend in de gaten heeft gehouden.

Er zijn ook bekenden onder druk gezet, zegt Soner. ‘Toen de man van mijn zusje naar de Verenigde Staten reisde, is hij daar door vier Amerikaanse kleerkasten opgewacht en zeven uur lang verhoord. Of hij iets belastends kon zeggen over Atasoy, want die was bezig met een school. Ik geloofde mijn oren niet toen ik dat hoorde!’

De broers zeggen te beschikken over bandopnamen van enkele van hun gesprekken met de AIVD. Die tapes willen ze nu nog niet laten horen. Naar een ander gesprek, tussen een vriend en een man die zich voorstelt als AIVD-medewerker, mogen we wel luisteren. De naam van de vriend willen de broers niet noemen – we kunnen de authenticiteit van de opname daardoor niet checken. Op de computer is te zien dat het bestand is aangemaakt in mei 2011.

De broers laten enkele lange fragmenten horen, waar ze vervolgens opgewonden doorheen tetteren.

‘Wij hebben de indruk’, zegt de AIVD-medewerker, ‘dat de broers Atasoy contacten hebben met een organisatie waarvan wij zeggen, en niet alleen wij maar Europa, de VN, de Verenigde Staten, die zeggen, nou ja, dat is een terroristische organisatie. En dan hebben we het over het Emiraat van de Kaukasus. Ooit van gehoord?’

‘Ja tuurlijk’, zegt de vriend.

‘Wij hebben de indruk dat ze daar iets mee te maken hebben. Ik weet niet precies wat, maar ze hebben daar op de een of andere manier iets mee te maken.’

Voor de broers is deze opname cruciaal, omdat die voor hen niet alleen bewijst dat de AIVD inderdaad onderzoek naar ze heeft gedaan, maar indirect ook dat de diensten niets gevonden hebben, ‘want dan hadden ze een arrestatieteam gestuurd’.

De AIVD wil niet ingaan op vragen over het onderzoek en de opnamen. Wel noemt een woordvoerder zulke gesprekken ‘een logische start van een onderzoek’.

Op de tape is ook nog te horen hoe de vriend zijn ondervrager waarschuwt voor de gevolgen die een AIVD-onderzoek voor de broers kan hebben: ‘Wij komen uit een gemeenschap, in een moskee... En als je daar bestempeld wordt, dan gaat het natuurlijk heel hard. Dan ben je binnen de kortste keren geïsoleerd, en dat is echt zo. Als dat gebeurt met die jongens, dan heb je ze echt kapotgemaakt.’

De AIVD-medewerker: ‘Ga er maar van uit dat die dingen niet gaan gebeuren.’

Soner Atasoy stopt het fragment, schreeuwt naar de computer: ‘Nééé! Dat gaat niet gebeuren!’

Son Tekin, ook opgewonden: ‘Bananenrepubliek!’

Soner, nog steeds op hoge toon, tegen de AIVD-ambtenaar uit het fragment: ‘Je was alleen vergeten dat jouw woorden maar acht jaar houdbaar waren! Ha! En daarna worden we gewoon genaaid!’

3. De salafistische aanjagers

Welbespraakte en charismatische figuren die vloeiend Nederlands spreken, veel met religie bezig zijn en voortdurend inspelen op de identiteitsproblemen die vooral jonge moslims ervaren. Volgens de diensten zouden de Atasoys zich omringen met zulke ‘salafistische aanjagers’.

Om wie het hier gaat, is aanvankelijk onduidelijk. Totdat NRC Handelsblad op 22 maart de krant opent met de kop ‘Britse prediker heimelijk op Haga’. De krant komt met de namen die in de brieven van Halsema en de NCTV nog onbenoemd blijven. De meest omstreden figuur is de Brits-Palestijnse shariageleerde Haitham al-Haddad, die volgens de krant ‘heimelijk les heeft gegeven’. Al snel na publicatie past NRC de formulering aan. Het gaat niet om lessen maar om ‘bijeenkomsten’.

Hoe dan ook: Haitham al-Haddad is een extreem type. In 2012 kwam hij in het nieuws na een optreden in het Amsterdamse debatcentrum De Balie, waar hij had gezegd dat overspelige moslimvrouwen in het Westen dolgraag naar een islamitische staat zouden reizen om daar gestenigd te worden – wat een passende straf voor overspel zou zijn.

Soner Atasoy erkent dat de prediker op school is geweest. Al-Haddad zou het lyceum begin 2018 op eigen verzoek hebben bezocht met een groep mensen uit Almere. Het was na schooltijd, zegt Atasoy, die even met hem door het gebouw heeft gelopen. ‘Had ik die man dan buiten moeten laten staan?’ Contact met leerlingen zou hij niet hebben gehad. De prediker zelf bevestigt dat desgevraagd in een e-mail aan de Volkskrant.

Een andere ‘aanjager’ uit het ambtsbericht heeft evenmin contacten met leerlingen gehad. Fouad el Bouch – beter bekend als de activistische internetprediker Abou Hafs – is volgens Soner Atasoy twee keer in de school geweest. Eén keer om te kijken of hij zijn dochter er wilde inschrijven, één keer voor een sollicitatie naar een baan als docent Arabisch. Hij werd niet aangenomen.

El Bouch bevestigt dat verhaal. ‘Indien er meer was, dan had ik het zeker niet achtergehouden. Ik ben heel trots op de school en schaam me er niet voor ermee geassocieerd te worden.’

***

Kasim Tekin heeft als enige ‘aanjager’ wel dagelijks contact met leerlingen. Hij werkt sinds september 2017 op het Cornelius Haga Lyceum als leraar geschiedenis. In zijn lokaal op de eerste verdieping staat een vitrine met een harnas, op een kast prijkt een schaalmodel van het 17de-eeuwse oorlogsschip De Zeven Provinciën. Als we hem bezoeken, wijst hij met een schalks lachje op ‘het radicaalste document’ in het lokaal: het Communistisch manifest.

Dat de 27-jarige Tekin, die eerder geschiedenis gaf op een christelijke middelbare school in Almere, door de AIVD als aanjager wordt bestempeld, heeft waarschijnlijk te maken met de mede door hem opgerichte stichting Dar al-Fahm.

Dat Almeerse ‘centrum voor islamitisch onderwijs’ is onder meer omstreden vanwege de als salafist bekendstaande docent Umair Bantvawala. Het was ook deze groep waarmee Haitham al-Haddad in 2018 het Haga Lyceum bezocht. De prediker was al eerder op bezoek geweest bij de stichting. Er is een groepsfoto waarop een jonge Tekin naast de grijnzende Brits-Palestijnse imam staat.

Tekin erkent dat hij betrokken is bij de stichting. Op ‘mensen met wie ik op de foto sta’, wil hij niet reageren. ‘Dan ga je meedoen aan een soort tribunaal en dat staat me tegen.’

De leraar is zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van de islam in Europa en publiceert erover op een site en op Facebook. Concrete uitspraken of geschriften die erop wijzen dat hij er zelf radicale gedachten op nahoudt, zijn daar niet te vinden. Het wildste citaat van zijn hand dateert uit 2015. Toen schreef Tekin volgens GeenStijl het volgende in een blog over het Ottomanen-kalifaat (beter bekend als het Ottomaanse Rijk):

‘Wie had er (...), in de laatste honderd jaar van het kalifaat, ooit nog durven dromen dat de machtscentra van ‘grote vijanden’ van het moslimrijk, hoofdsteden als Amsterdam, Londen, Parijs en Berlijn zouden worden versierd met de honderden, al dan niet duizenden moskeeën, gebedshuizen, scholen en stichtingen waar Allah wordt aanbeden en van waaruit wordt opgeroepen tot Zijn religie?’

De Leidse hoogleraar Maurits Berger, die met Tekin lesprogramma’s ontwikkelt over Europa en de islamitische wereld, was ‘verbaasd en geschrokken’ toen hij hoorde dat Tekin door de AIVD als salafistische aanjager wordt gezien. ‘Ik heb hem leren kennen als een degelijke geschiedenisleraar’, zegt hij. ‘Hij spreekt met lol en liefde over Nederland, geeft de indruk van een open geest met brede interesse. Ik ben benieuwd naar de precieze inhoud van de verdenking. Tot die tijd krijgt hij van mij het voordeel van de twijfel.’

Zelf noemt Kasim Tekin het ‘absurd’ dat hij aanjager wordt genoemd. ‘Dat is onterecht en ongefundeerd. In mijn lessen probeer ik leerlingen een breed geschiedeniscurriculum aan te bieden en ze actief burgerschap bij te brengen.’

***

Waarom laat directeur Soner Atasoy die omstreden mannen eigenlijk binnen? Het antwoord: hij wil mensen niet zomaar verstoten. Eerst wil hij zelf onderzoeken of beschuldigingen kloppen. En zelfs als dat zo blijkt te zijn, probeert hij ze liever te overtuigen. ‘Door mensen af te wijzen, wakker je extremisme alleen maar aan’, zegt hij. ‘Dat lees je in elk rapport over radicalisering.’

Als voorbeeld noemt hij Arnoud van Doorn, die niet in het ambtsbericht staat, maar door bronnen rond het bericht wel geregeld wordt genoemd. De ex-PVV’er, die een strafblad heeft omdat hij drugs aan minderjarigen verkocht, regelt als vrijwilliger ‘de bussen voor de uitjes’, al is hij voor die relatief bescheiden taak erg vaak op school. Van Doorn zit namens de islamitische Partij van de Eenheid in de gemeenteraad van Den Haag.

‘Ik kan hem wel zeggen dat hij hier niet meer mag komen’, zegt Soner, ‘maar dan maak ik een statement tegenover hem en zijn achterban. Dat wil ik niet. Ik wil dat de verschillen minder worden, dat de scherpe randjes eraf gaan.’

Ze hebben hem wel opgedragen een stuk of tien opruiende berichten van zijn Facebookpagina te verwijderen.

***

En dan is er nog een andere ‘aanjager’. Abdullah Özütürk, een Amsterdamse prediker die Syriëgangers zou hebben geronseld, heeft een kind op het Haga Lyceum en gaf er af en toe de vrijdagpreek. Ook nadat NRC in de zomer van 2018 de beschuldigingen tegen hem naar buiten had gebracht, ging hij daarmee door.

Dat betekent niet dat de school geen actie ondernam. Özütürk, die zijn geld verdient als godsdienstleraar op een islamitische basisschool, vertelde Atasoy al voor publicatie over het verhaal dat NRC zou brengen. Daarop besloot de directeur hem direct op non-actief te stellen.

Soner Atasoy toont het dossier dat het Haga Lyceum aanlegde over deze kwestie. In een gespreksverslag, opgesteld door de school, valt te lezen dat Özütürk Atasoy beloofde e-mails te overleggen waaruit zou blijken dat hij jongeren juist heeft afgeraden naar Syrië te reizen, ‘omdat dat niet juist is/in overeenstemming met de islam is’. Op basis van die e-mails concludeerde Atasoy dat Özütürk onschuldig was. Hij kreeg dat naar eigen zeggen ook bevestigd door ouders van twee afgereisde jongens. Daarnaast vroeg Atasoy Özütürk een nieuwe verklaring omtrent gedrag te overleggen.

Dat laatste illustreert de principiële houding van de Atasoys in zulke kwesties: zolang iemand een verklaring omtrent gedrag krijgt, zien ze geen bezwaar om met diegene in zee te gaan. ‘Özütürk kreeg de verklaring. Blijkbaar had de minister geen bezwaar’, zegt Atasoy. ‘Dus ik heb toen gezegd: ik geloof jou. Je kunt weer op school komen.’

4. De helft van de onderwijstijd aan salafisme

Het Haga Lyceum zou plannen hebben om de helft van de onderwijstijd aan het salafisme te wijden, stelde de AIVD. Maar de Onderwijsinspectie vond daarvoor vervolgens geen bewijs. Waar komt dat verhaal dan vandaan?

Allereerst dit: de Atasoys ontkennen dat het Haga een ‘salafistenschool’ is. Dat blijkt volgens hen uit het feit dat de docenten verschillende varianten van de islam aanhangen. Neem godsdienstdocent Hüseyin Önal, die als Turkse Koerd naar Nederland vluchtte. Hij is een aanhanger van een mystieke stroming binnen de islam en noemt zich ‘soefi’.

Ook onder de ouders zijn diverse stromingen vertegenwoordigd. Zo zijn de twee leden van de ouderraad hoogopgeleide werkende vrouwen. Een van hen werkt bij een grote Nederlandse bank, de andere is tandarts. Beide vrouwen zijn opgemaakt en geven de mannelijke journalisten een hand – iets wat een vrouwelijke medewerker van de school later beleefd zal weigeren. De moeders spreken geanimeerd over de interne discussies tussen ‘fundi’s’ en ouders die minder streng in de leer zijn.

Kinderen in de pauze op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam. Beeld Freek van den Bergh
Kinderen in de pauze op het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam.Beeld Freek van den Bergh

Een andere moeder met Marokkaanse wortels vertelt liefdevol over haar jeugd in Nederland en over de Joodse leraar die ze had. Een van haar dochters zit op de school, zij komt elke dag vanuit Den Haag naar Amsterdam. ‘Omdat het een goede school is, klassen hebben maximaal twintig leerlingen. En je hoeft als jonge moslima niet de hele tijd je geloof te verdedigen.’

Ja, de berichten over alle ‘aanjagers’ hebben de moeder wel aan het schrikken gemaakt. ‘Als het waar was dat mijn dochter hier antidemocratisch onderwijs kreeg, zou ik haar direct van school halen. Maar ik vind wel dat er dan bewijzen moeten komen. Die zie ik nu niet. Ik vroeg mijn dochter of ze weleens van die Abou Hafs had gehoord. Ze dacht dat hij een modevlogger was.’

***

Ook bij de vrijdagpreek klinkt geen onvertogen woord, zweren de Atasoys. Ze wijzen erop dat de gemeente Amsterdam daarvan vermoedelijk tot in detail op de hoogte is, omdat er wekelijks een ouder-kindadviseur bij de preken aanschoof. Ouders en leerlingen kunnen bij zo’n adviseur, die op elke middelbare school in Amsterdam rondloopt, terecht met vragen over opvoeden, opgroeien en gezondheid.

Bestuurder Marleen Beumer van de Stichting Ouder- en Kindteams Amsterdam ontkent desgevraagd dat haar medewerker informatie doorsluisde naar de gemeente. ‘Onze adviseur was daar op vrijdag en dan ontkom je er niet aan naar de preek te luisteren, omdat die door de hele school galmt. Ze is erbij gaan zitten, maar heeft niet de expertise om de inhoud ervan te beoordelen. Daarvoor zitten we ook niet op scholen.’

Ook Jeroen Goutier bezocht ‘meerdere keren’ de vrijdagpreek. Hij was als medewerker passend onderwijs ingehuurd door de school. Ook is hij ‘aandachtsfunctionaris radicalisering en polarisering’. ‘Die preken worden gegeven door externen’, zegt hij. ‘Ze gaan vooral over burgerschap en over hoe je als puber in deze maatschappij kunt functioneren. Helemaal niets spannends.’

Dan is er nog de Onderwijsinspectie. De afgelopen maanden liepen er bijna dagelijks inspecteurs op de school rond, die spraken met alle betrokkenen. Hun bevindingen zijn nog niet bekend, maar de advocaat van de school onthulde al wel dat salafisme geen rol speelt in het onderwijs. ‘Evenmin heeft de inspectie aanwijzingen aangetroffen dat sprake zou zijn van een klimaat gericht op afzijdigheid van de Nederlandse samenleving of het tegengaan van integratie’, citeerde hij het rapport.

***

Waar dan het idee vandaan komt dat de helft van het onderwijs aan salafisme zou worden besteed, weten de broers ook niet. Er is de afgelopen anderhalf jaar zelfs helemaal geen godsdienstonderwijs geweest, omdat er geen docent en geen curriculum was. Daar werkt soefi-imam Hüseyin Önal nu hard aan.

Het zou kunnen, zeggen de Atasoys, dat de AIVD over informatie beschikt uit brainstorms over het godsdienstcurriculum. ‘Er was een idee om elke dag een uur uit de Koran te lezen. Ik heb tegen de roostermaker gezegd dat hij dat moest inplannen’, zegt Soner. ‘Die zei: dan moeten de extra uren voor Nederlands en wiskunde er weer af. Dat wilde ik niet. We willen ons profileren met kwaliteit.’

Later suggereert Soner Atasoy dat het sollicitatiegesprek met Fouad el Bouch (Abou Hafs) mogelijk is afgeluisterd. Daarin spraken ze, zegt hij, over het plan om in de toekomst wellicht ook een avond- en weekendprogramma te verzorgen.

Dat hulpprogramma, zoals de broers het noemen, is niet bedoeld om leerlingen te indoctrineren, maar om ze van de straat te houden. Son Tekin verwijst naar het grote aantal Amsterdamse criminele jongeren met een moslimachtergrond. ‘Die groep vraagt broertjes en neefjes om hand-en-spandiensten te verrichten. Daarom is het goed die kinderen in het weekend hier te houden. Met sport. Met bijlessen. En met een beetje islam.’

‘In het eerste jaar dat de school open was’, zegt Soner, ‘wilden de kinderen helemaal niet naar huis. Ze bleven tafelvoetballen, deden klusjes. En gingen pas weg als wij vertrokken.’

Epiloog

Kunnen we de Atasoys vertrouwen? Draait het allemaal om goed islamitisch onderwijs, zoals ze zeggen? Meerdere bronnen rond het ambtsbericht wijzen ons op een recent interview ‘in jullie eigen krant’, waarin de Syrisch-Duitse politicoloog en islamgeleerde Bassam Tibi salafisten en aanhangers van andere ultra-orthodoxe stromingen in de islam ‘meesters in de misleiding’ noemt. ‘Publiekelijk zeggen ze andere dingen dan achter gesloten deuren.’

Ook Hendrik Verweel, die met de Atasoys werkte op het ICA, spreekt over de ‘meerdere gezichten die de mannen hebben’ en hun ‘twee tongen’. Tegenover de buitenwereld geven ze maatschappelijk gewenste antwoorden, zegt Verweel. ‘Maar het doel is hun beweging meer macht en invloed te geven.’

En dan zijn er de waarschuwingen van Jan Beenen, de voormalige interim-rector van de islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun in Rotterdam. Want hoe zit het op het Haga Lyceum met alles wat niet is vastgelegd in officiële documenten? ‘Op papier wordt de Holocaust misschien uitgebreid behandeld’, zei hij eerder in de Volkskrant. ‘Maar wat zegt een docent als een paar kinderen op de gang ‘Hamas, Hamas, Joden aan het gas’ zingen? Roept hij ze terloops tot de orde of stelt hij het onderwerp stevig aan de kaak?’

Zulke opmerkingen blijven nagalmen. Want ondanks de urenlange gesprekken en de overtuigende verhalen kan het natuurlijk zijn dat de Atasoys ‘de schone schijn’ ophouden, dat er sprake is van ‘façadepolitiek’ en dat de broers hun school op termijn willen gebruiken om zieltjes te winnen voor de politieke islam.

Als we ze dit voorleggen, reageren de broers fel. Al die verwijten zijn gestoeld op één ding, zeggen ze: wantrouwen. Ze wijzen erop dat de inspectie de afgelopen maanden met alle leerlingen heeft gesproken, en met heel wat ouders. ‘Geen enkel kind heeft iets gezegd over indoctrinatie’, zegt Soner.

‘Stel nou, hè’, zegt Son Tekin, ‘dat we de schone schijn zouden willen ophouden. Dan hadden we al die ‘aanjagers’ toch meteen weggestuurd? Zodat we niet zouden opvallen! En dan zou hij toch geen tyfus zeggen! En de burgemeester toch geen domme gans noemen!’

***

Zitten de AIVD en de NCTV ernaast? Je zou verwachten dat er een stevig dossier ligt voordat ze zware beschuldigingen naar buiten brengen, maar controleren kunnen we dat niet. Feit is dat ook de diensten fouten maken. In 2014 gaf de AIVD een familie uit Huizen bijvoorbeeld ten onrechte het stempel ‘jihadgezin’. Ze zouden op het punt staan naar het kalifaat te vertrekken, maar dat bleek niet waar.

Of er ook nu iets is misgegaan, zal misschien nooit boven tafel komen. Wat wel vaststaat, is dat de overheid is gaan verstoren op basis van signalen van de diensten. De gemeente stopte elke vorm van subsidie en vergunningverlening aan de school. Via brieven en voorlichtingsavonden probeerde wethouder Moorman kinderen naar andere scholen te lokken. Toen dat niet lukte, maakten de bestuurders in gesprekken met de ouderraad duidelijk dat Amsterdam de school wil steunen als de Atasoys het veld ruimen.

Veel succes heeft dat allemaal niet gehad. Voor het nieuwe schooljaar hebben zich volgens de broers inmiddels 172 achtstegroepers aangemeld. Zowel ouders, docenten als schoolbestuur lijken vierkant achter de Atasoys te staan.

En er is nog iets gebeurd. De verhoudingen tussen de overheid en een deel van de Amsterdamse moslimgemeenschap zijn beschadigd. Want terwijl in de Tweede Kamer en de gemeenteraad om het hardst wordt geroepen dat de school per direct dicht moet, leeft onder veel moslims een ander gevoel: dat hun school er niet mag zijn. De polarisatie lijkt te zijn aangewakkerd.

‘Dat is precies wat ik ook hoor bij het grootste gedeelte van mijn achterban’, zegt Mourad Taimounti, de Amsterdamse voorman van Denk. ‘Zeker sinds duidelijk is geworden dat de Onderwijsinspectie geen aanwijzingen heeft gevonden voor antidemocratisch onderwijs, is de verontwaardiging ook bij veel gematigde moslims groot. Het vertrouwen in de overheid heeft een flinke knauw gekregen.’

Tom Zwart waarschuwt dat dat verstrekkende gevolgen kan hebben. De Utrechtse hoogleraar cross-cultureel recht zegt dat moslims de religieuze plicht hebben zich aan te passen als ze een minderheid vormen – iets wat de meeste Nederlandse moslims volgens hem serieus nemen.

Er is wel een voorwaarde, stelt Zwart: dat ze vrijheid van godsdienst genieten. En juist die is de laatste jaren in de knel gekomen. Zo staat ritueel slachten ter discussie. Er is een boerkaverbod gekomen. En nu proberen bestuur en politiek ‘hun’ school te sluiten. ‘Daardoor vervalt langzaam de voorwaarde die moslims stellen aan participatie en integratie’, zegt Zwart. ‘De overheid is actief bezig een deel van de moslimgemeenschap van de samenleving te vervreemden.’

Ook oud-directeur Verweel van het ICA is vernietigend over het optreden van de overheid. ‘De burgemeester en de wethouder roepen dingen die ze niet kunnen waarmaken’, zegt hij. ‘Daarmee maken ze zichzelf belachelijk. En Atasoy is daar natuurlijk blij mee. Die speelt dat uit.’

‘Als het resultaat van ons ambtsbericht is dat mensen zich gestigmatiseerd voelen en de polarisatie vergroot, dan is dat het tegenovergestelde van wat wij beoogd hebben’, zegt de woordvoerder van de AIVD in een reactie op die kritiek. Hij benadrukt dat de dienst ambtsberichten juist verstuurt aan partners om hun ‘handelingsperspectieven te bieden’ die ‘er juist aan moeten bijdragen dat we in Nederland in harmonie samenleven’. Op de vraag of die ‘partners’ dan verkeerd hebben gehandeld gaat hij niet concreet in. ‘In zo’n zaak als deze doe je dat in alle nauwkeurigheid en goede afstemming’, is het enige wat hij erover kwijt wil.

***

Het kan nog slechter aflopen, als we de broers mogen geloven. Meer dan eens wijzen ze erop dat burgemeester Halsema en de NCTV mensenlevens in gevaar hebben gebracht door hun optreden.

Son Tekin: ‘In de eerste plaats de levens van de kinderen hier, want we ontvangen bedreigingen. We hebben een dreigbrief en verdachte pakketjes gekregen, waarmee we naar de politie zijn gestapt. En in de tweede plaats de levens van zijn schoonfamilie in Tsjetsjenië.’

Soner: ‘Ik ga deze zomer weer naar Tsjetsjenië, hè?’

Son Tekin: ‘Ze zullen hem ondervragen. Maar omdat er niets is, zal hij vrijkomen.’

Soner: ‘Ik krijg wat strijkijzers op mijn rug. Ik zeg het lachend, maar daar krijg je klappen, hè?’

Son Tekin: ‘En dat hebben Halsema en de NCTV op hun geweten. Zo ga je niet met je burgers om. Wij zijn Nederlanders, hier geboren. Dit is ons land.’

‘Salafistische aanjagers’ hebben geen contact gehad met leerlingen van het Haga Lyceum
Na gebrek aan bewijs voor antidemocratisch onderwijs op het Haga Lyceum in Amsterdam blijkt het nu ook met de salafistische invloeden wel mee te vallen.

null Beeld

Podcast: Wat is er waar over het ‘salafistische’ Haga Lyceum?

De leerlingen van het islamitische Cornelius Haga Lyceum zouden volgens de AIVD salafistisch geïndoctrineerd worden. De politiek wil de school graag dicht hebben, maar waarom dan precies? Verslaggevers Tjerk Gualthérie van Weezel en Rik Kuiper deden er onderzoek naar en zijn in deze aflevering van het Volkskrantgeluid te gast om daarover te praten.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden