Waar de wijzen in staatsdienst vergrijzen

De rijksoverheid ondervindt steeds meer problemen met het aantrekken van economen. Onderzoek leert dat de ministeries kampen met een slecht imago....

FERRY HAAN

door Ferry Haan

DE OVERHEID heeft steeds grotere problemen om economen voor zich te interesseren. Op een recente campagne voor 140 trainee-plaatsen bij de rijksoverheid reageerden nog geen 80 economen. Het aanbodprobleem doet zich ook voor bij de beroepsopleiding financieel economisch Beleidsmedewerker (bofeb). Voor deze prestigieuze opleiding meldden zich dit jaar slechts 60 academici. Een aantal jaar geleden kwamen jaarlijks minstens 500 sollicitanten op een carrière als beleidseconoom af.

Deze week vierde de bofeb in Den Haag haar tienjarig bestaan. Maar het elitaire economenclubje van het ministerie van Economische Zaken moet de zaken anders aanpakken. Bofeb-directeur Ruud Lenderink: 'We zijn te weinig bekend en zullen meer de boer op moeten voor goede economen'.

Binnen de rijksoverheid vormen de 'bofeb-ers' een klein, interessant netwerk. In 10 jaar tijd hebben 140 economen deze kopstudie afgerond. Zij werken voor een groot deel binnen de financieel-economische afdelingen van de ministeries. Zij treffen elkaar tijdens interdepartementaal overleg in bijvoorbeeld de ICES (over de Nederlandse economische structuur), de studiegroep begrotingsruimte (begrotingsbeleid) en de CEC (adviesgroep van secretarissen-generaal aan het kabinet). De afgestudeerden zijn lid van de club Metaforum. Een bofeb-er die zoekt naar informatie op een ander departement of naar een nieuwe baan heeft altijd een ingang.

De drijvende kracht achter de bofeb is Rotterdamse hoogleraar F. Rutten. Tot 1990 was hij secretaris-generaal op het ministerie van Economische Zaken. Hij beklaagt zich over het niveau van de economie-studenten. Bovendien vindt hij dat economen ondervertegenwoordigd zijn binnen de overheid.

In Frankrijk hebben ze dat beter geregeld. Daar produceert de Franse rijksopleiding Ecole National d'Administration (ENA) sinds 1945 een constante stroom beleidseconomen. De macht van de ENA is lange tijd zeer groot geweest. Jacques Chirac, Lionel Jospin, Eduardo Balladur en Giscard d'Estaing zijn voorbeelden van machtige oud- 'Enarques'. De meer dan vijfduizend Enarques bekleden vitale posities binnen de Franse overheid. Recentelijk staat de ENA aan veel kritiek bloot, omdat zij verantwoordelijk wordt gehouden voor het slechte functioneren van de Franse overheid.

In Nederland is met het Franse ENA-bolwerk alleen vergelijkbaar de invloed van het 'diplomatenklasje' van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Alleen daar maakt het verschil of je van 'binnen' of van 'buiten' bent.

Pikant detail is dat de bofeb 10 jaar geleden is opgezet door de huidige secretaris-generaal van van Buitenlandse Zaken, Dirk-Jan van der Bergh. Rutten stuurde hem eerst naar Frankrijk om de ENA-systematiek af te kijken. De Rotterdamse Erasmusuniversiteit deed ook mee en daar werd Peter Cornelisse, hoogleraar openbare financiën, benoemd als tweede bofeb-directeur.

In 1987 ging het experiment van start. De eerste selectie mislukte compleet. De arbeidsvoorwaarden bleken te karig. Na bijstelling konden de eerste negen studenten worden geselecteerd en was de eerste lichting een feit.

De bofeb-opleiding bestaat bij de gratie van het netwerk rond de directie Algemeen Economische Politiek (AEP) van Economische Zaken. Vroeger stond deze club bekend als de 'Rutten-boys'. Later kwamen zij in het nieuws als de 'marktmaffia'.

De belangrijkste directeur in de bofeb-geschiedenis is Jarig van Sinderen. Hij komt ook uit de AEP-stal. Acht jaar zette hij zich in als directeur, naast zijn functie als directeur van de AEP-onderzoeksafdeling. Hij beheerde als een echte 'godfather' het netwerk van de 'marktmaffia': hard, maar rechtvaardig. Veel bofeb-ers hebben goede herinneringen aan de Fries Van Sinderen, die probleemloos omschakelt van een gesprek over het begrotingsbeleid naar Bob Dylan.

Dit jaar trad hij af als bofeb-directeur. Hij veranderde binnen het ministerie van baan en nam met pijn in het hart afscheid van zijn hoogleraarschap aan de Erasmusuniversiteit.

Van Sinderen heeft de formule van de bofeb voortgezet als een eenjarige opleiding die uit twee delen bestaat. Het eerste halfjaar maakt de student in een hoog tempo kennis met de financieel-economische thema's. Hij krijgt les van hoge functionarissen van De Nederlandsche Bank, het Centraal Planbureau en veel ministeries, maar hij maakt ook kennis met de Sociaal Economische Raad, VNO-NCW en de Robeco-groep. Het accent in de opleiding ligt op het veel en snel schrijven van beleidsnota's en speeches. Via rollenspellen worden ook interdepartementale onderhandelingen geoefend. Na dit zeer intensieve eerste halfjaar volgt een stage bij een van de ministeries of bij De Nederlandsche Bank.

Baangaranties geeft de bofeb niet. Daar staat tegenover dat een bofeb-er aan het eind van het jaar vrij is te gaan en te staan waar hij wil. De bofeb leidt op voor de 'bv Nederland'. Vandaar dat een kwart van alle bofeb-ers niet meer binnen de overheid werkzaam is.

Alle bofeb-stageplaatsen zijn te herleiden tot persoonlijke relaties rond de AEP. In hetzelfde netwerk worden ook gevist op bofeb-docenten. Het voordeel hiervan is dat de opleiding zeer 'low budget' kon opereren.

Op dit moment dragen vijf ministeries jaarlijks twintigduizend gulden bij. Per stageplaats betaalt de werkgever bovenop het het salaris van de cursist nog drieduizend gulden. De 'moeder van de bofeb', Joke Oost, is al 10 jaar de enige vaste kracht die verbonden is aan de bofeb. 'De eerste twee jaar hadden wij problemen om de ministeries van het nut van de bofeb te overtuigen. Nu kloppen ministeries, maar ook het bedrijfsleven vaak bij ons aan om de krenten uit de pap te pikken.'

Het nadeel van de informele structuur is dat veel afhangt van personen. In het verleden zijn er hierdoor stageplaatsen gecreëerd bij afdelingen die daarvoor eigenlijk niet in aanmerking kwamen. Het mooiste voorbeeld was een plek bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Ook plaatsen bij de SER, het CPB en Senter gingen na een kort experiment verloren. Het afgelopen jaar probeerde het ministerie van Verkeer en Waterstaat bofeb-ers aan te trekken voor facilitaire zaken en personeelswerk.

Directeur Lenderink geeft toe dat dit een beetje te gek werd. Het afgelopen jaar waren er 17 stageplaatsen en die wil hij terug brengen naar 12 tot 14. De komende week voert hij de sollicitatiegesprekken met 24 sollicitanten voor de plaatsen voor het volgende seizoen. Zij hebben een kans van 50 procent dat ze door de laatste ronde komen.

Dit is in het verleden wel eens anders geweest. Lenderink signaleert dat steeds minder algemeen economen afstuderen. Maar hij erkent dat de bofeb zich in het verleden niet heeft ingespannen een grotere bekendheid bij studenten te krijgen. Dit jaar zal hij zich meer op de Nederlandse universiteiten richten. Ook gaat de bofeb zich presenteren op banenmarkten en andere podia waar studenten informatie zoeken over toekomstige werkgevers.

Lenderink merkt op dat niet alleen de bofeb een probleem heeft met het dalende aanbod van economen. Binnenlandse Zaken lanceerde onlangs een peperdure campagne voor een trainee-project bij de rijksoverheid. Slechts 78 economen namen de moeite hierop te reageren - slechts 6 procent van de totale respons van 1174 kandidaten.

Ton Annink is bij Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de campagne 'met het bordje pap'. Hij erkent dat de interesse van bestuurskundigen, juristen en politicologen voor een loopbaan bij de overheid veel groter is. Annink maakt zich zorgen, omdat in de hogere loonschalen het percentage economen 24 procent is - vier keer zo hoog als de instroom. De Haagse beleidseconomen dreigen te vergrijzen.

Hij heeft speciaal onderzoek laten doen naar het imago van de overheid bij economen. Zij blijken in groter meerderheid te denken dat de overheid niet beloont naar prestatie. Een grotere inspanning heeft geen gevolgen voor het loonstrookje. Volgens Annink moet de rijksoverheid zich dit aantrekken en bekijken of het beloningssysteem niet wat 'marktconformer' kan worden opgezet.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken wilde tien jaar geleden met de opzet van de bofeb niets te maken hebben. Pas dit jaar is het gelukt een trainee-opleiding op poten te zetten voor de hele rijksoverheid. Nu beconcurreren het departement en de bofeb elkaar om dezelfde economen en hebben zij dezelfde plannen.

Het ligt voor de hand in de toekomst samen te werken. Profesor Rutten ziet daarvan de voordelen wel in. Hij heeft Annink al uitgenodigd voor de eerste gesprekken.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden