Vuurwerkramp verdween telkens van agenda

De brandweerinspectie en TNO deden na de vuurwerkramp in Culemborg (1991) aanbevelingen over de opslag van explosieven. Zes ministeries en de rampenpreventie werden ingelicht....

Van onze verslaggever Frits van Veen

Had de vuurwerkramp van vorig jaar in Enschede voorkomen kunnen worden als lering was getrokken uit de explosie van een vuurwerkfabriek in Culemborg in 1991? Wellicht. Zes ministeries en een speciale overheidscommissie voor rampenpreventie werden uitvoerig geïnformeerd over de gevaren, maar deden er niets mee, blijkt uit een deze week gepubliceerde evaluatie.

Het rapport van de vier betrokken rijksinspecties is een bloemlezing van ambtelijk onvermogen. De vuurwerkfabriek in Culemborg lag ruim buiten de bebouwde kom. Daardoor bleef het aantal doden beperkt tot twee. Maar de Inspectie voor het Brandweerwezen en het onderzoeksbureau TNO concludeerden al snel dat de bestaande regels voor vuurwerk opslag ernstig tekortschoten.

De explosie was vele malen krachtiger dan voor mogelijk werd gehouden op grond van de hoeveelheid opgeslagen vuurwerk en de gevarenklasse. 'Geen enkele bouwkundige voorziening, noch een aarden wal, is in staat de gevolgen van een explosie als deze tot het bedrijfsterrein te beperken', schrijft de inspecteur van de brandweer op 19 maart 1991.

Omdat 'meerdere vuurwerkbedrijfjes op vergelijkbare wijze explosief materiaal verwerken tot zogeheten groot siervuurwerk', wordt aanbevolen daarvan een inventarisatie te maken. De vraag dringt zich op of dergelijke vuurwerkbedrijven 'nog wel te handhaven zijn op relatief korte afstand van de gemeenschap'.

In juni informeert de onder het ministerie van Binnenlandse Zaken ressorterende brandweerinspectie vervolgens de Commissie Preventie Rampen door gevaarlijke stoffen (CPR). Hierin werken ambtenaren van Binnenlandse Zaken, Sociale Zaken, VROM en Verkeer samen. Sociale Zaken betaalt de commissie, maar geen enkele minister is verantwoordelijk.

Op 12 september 1991 komt de CPR bijeen en staat het onderwerp voor het eerst op de agenda. Besloten wordt dat een ambtenaar van VROM, het meest betrokken ministerie, het vuurwerkreglement opvraagt. Dat zal er nooit van komen. Het onderwerp zal gedurende tweeënhalf jaar nog negen keer op de agenda figureren en doorgeschoven worden, tot het 31 maart 1994 ten lange leste wordt afgevoerd.

Achteraf beklaagt de CPR zich erover slechts summier door de brandweerinspectie te zijn ingelicht. De alarmerende rapporten over de ramp in Culemborg werden niet meegestuurd, ook niet toen de vertrouwelijkheid ervan (wegens het lopende justitiële onderzoek) was opgeheven. Volgens het evaluatierapport was de CPR echter nauwelijks geïnteresseerd in vuurwerk. Zij hield zich vooral bezig met de gevaren van opslag en vervoer van LPG en propaan.

Nadat ook TNO onderzoek heeft gedaan naar de ramp in Culemborg, duikt het onderwerp weer op tijdens een CPR-vergadering in 1995. Alsnog wordt besloten een speciale werkgroep op te richten om de vuurwerkrichtlijn te herzien. Maar de betrokken ministeries stellen geen geld en mankracht beschikbaar.

Uiteindelijk zal de CPR in 1999 besluiten de bestaande vuurwerk richtlijn op te heffen. In afwachting van een nieuwe, zal het bureau op het ministerie van Defensie dat gemeenten adviseert over het geven van vergunningen aan vuurwerkbedrijven, naar eigen inzicht handelen. Dit bureau blijkt echter nauwelijks te functioneren.

Pas na de ramp in Enschede, negen jaar later, worden er spijkers met koppen geslagen. Minister Pronk van VROM stelt strengere regels op.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden