Nieuws
Vrouwenquotum in raden van commissarissen nu wettelijk vastgelegd
De Eerste Kamer heeft dinsdag ingestemd met de wetswijziging die een evenwichtiger verhouding afdwingt tussen mannen en vrouwen in de top van grote bedrijven. Het wetsvoorstel van de demissionaire ministers Dekker (Rechtsbescherming) en Van Engelshoven (Emancipatie) werd met 49 stemmen voor (van de 75 zetels) aangenomen.
Dit betekent dat grote naamloze en besloten vennootschappen (nv’s en bv’s) worden verplicht om ‘passende en ambitieuze streefcijfers’ te publiceren over de verhouding tussen mannen en vrouwen in de raad van bestuur, de raad van commissarissen en de hoogste laag van leidinggevenden. Daarover moet worden gerapporteerd aan de Sociaal-Economische Raad (SER). Als gestelde doelen niet worden behaald, moeten de redenen daarvoor worden opgegeven. De wetswijziging vloeit voort uit het SER-advies ‘Diversiteit in de top: tijd voor versnelling’ uit 2019.
Een evenwichtige samenstelling betekent ook dat de raad van commissarissen van een beursgenoteerde onderneming voor tenminste eenderde uit mannen en voor eenderde uit vrouwen bestaat. Een benoeming die daarvan afwijkt, is voortaan nietig. De gedachte achter de twee wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek is dat zo de kansengelijkheid wordt vergroot, en dat diversiteit tot betere besluiten en daarmee betere bedrijfsresultaten leidt.
Het streven is de wetswijziging per 1 januari 2022 te laten ingaan. Hoewel het aantal vrouwelijke commissarissen de afgelopen jaren richting het vereiste percentage van 33 procent is gestegen, blijft in algemene zin het aantal vrouwen aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven nog altijd achter. Dit in weerwil van eerdere initiatieven op dit terrein.
Teleurstellende resultaten
‘Ondanks het verstrijken van de tijd en de veelvuldig uitgesproken intentie tot verbetering, zijn de resultaten dusdanig teleurstellend dat het kabinet zich genoodzaakt ziet om ingrijpende maatregelen te treffen ten aanzien van het bevorderen van meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven’, staat in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel.
Aan het SER-advies uit 2019 ging onderzoek van het Centraal Planbureau en het Sociaal- en Cultureel Planbureau vooraf. Zij benoemden verschillende factoren die een rol spelen bij het relatief lage aandeel vrouwen aan de top: de deeltijdcultuur, risico-aversie en competitie-aversie, het denken in stereotypen en de bestaande organisatiecultuur. ‘Uit de literatuur komt naar voren dat commitment van de top aan diversiteitsbeleid een noodzakelijke voorwaarde is’, aldus de planbureaus.
In de Tweede Kamer stemden in februari VVD, SGP, ChristenUnie, PVV en FvD tegen het wetsvoorstel. Met die stemverhouding zou het voorstel het mogelijk niet halen in de Eerste Kamer, maar daar liet een Kamermeerderheid zich overtuigen. ‘Ondanks het feit dat het kabinet zich realiseert dat een diversiteitsquotum een zwaar en uitzonderlijk middel is – en overigens ook niet ideaal – ziet het zich genoodzaakt tot de introductie ervan om een doorbraak te forceren.’
De VVD (met 12 zetels) stemde in de senaat wel voor de wetswijziging, 50Plus nu niet. CU, SGP, PVV, FvD en haar afsplitsingen bleven tegen.
Duw in de rug
Minister Dekker (VVD) stelt in een reactie: ‘Deze wet zou eigenlijk niet nodig moeten zijn, maar is noodzakelijk als duw in de rug van het bedrijfsleven om nu eens een keer echt werk te maken van diversiteit.’ Volgens minister Van Engelshoven (D66) is sprake van ‘een historische stap’ voor meer gelijke kansen voor mannen en vrouwen. ‘We rekenen met deze wet af met de oude benoemingscultuur van ons kent ons.’
De demissionaire bewindslieden gaan ervan uit dat hun wettelijke dwang over acht jaar niet meer nodig is. De wet wordt na vijf jaar geëvalueerd om te kijken of hun verwachting uitkomt.