Vrouw in de rouw
In de serie Over de helft interviewt Cornald Maas nét-vijftigers over hun vijftigersdilemma's. In aflevering 2: journalist Petra Possel, die vorig jaar haar man verloor.
'Mijn vijftigste verjaardag - die zou ik heel groot gaan vieren. Samen met Jan, die negen dagen voor mij 65 zou worden, en die eigenlijk nooit iets aan z'n verjaardag deed. Ik had al een prachtige lokatie bedacht, vlakbij mijn werkhuisje in Broek in Waterland. M'n camper met wijn zou op het weiland komen te staan, ik had al een jongen geregeld die zou komen koken, en de gasten konden genoeg drinken want ze zouden met een bus weer veilig naar huis worden gebracht. Mijn verjaardagen heb ik altijd met een Pippi Langkous-achtige opgewektheid beleefd. Je vijftigste niet vieren - dat zou haast een statement zijn: ik ben een treurig geval, ik ben oud geworden.
'Maar toen ging Jan dood. In april 2012 werd hij geopereerd aan zijn hartkleppen - voor de derde keer al, een gevolg van de jeugdreuma die hij ooit had, en geen reden tot paniek. Maar tijdens onze zomervakantie kreeg hij last van koude rillingen en lag hij 's nachts te klappertanden. Terug in Nederland is hij, op mijn dringende verzoek, naar de dokter gegaan. Bij onderzoeken in het ziekenhuis zagen ze over het hoofd wat ze te laat wél ontdekten: een joekel van een abces in een van zijn hartkamers, het gevolg waarschijnlijk van een bacterie die hij tijdens de hartklepoperatie had opgelopen. Veertien uur ging hij onder het mes, maar zijn bloed kon niet stollen en de wond ging niet dicht. Een nieuwe operatie was nodig, en ik werd erop voorbereid dat de behandeling zou worden stopgezet als zijn bloed niet op natuurlijke wijze zou stollen. Een uur na de operatie werd hij van de beademing gehaald. Ik was erbij toen hij stierf.
'Waar ik me nog steeds heel schuldig over voel: dat ik de avond vóór de dag waarop Jan zou worden geopereerd naar huis ben gegaan. Jan vond dat ik bij m'n dochter moest zijn, maar de verpleegster had me al een bed aangeboden en ik had moeten blijven. Ik had erbij moeten zijn, die ochtend net voor hij onder narcose ging, ik had zijn hand moeten vasthouden. Misschien speelde ik een spelletje met mezelf: dat het risico wat minder groot leek als ik naar huis zou gaan. Misschien was ik te bang dat het mis zou gaan en dat ik afscheid moest nemen. 'Is er nog iets dat je met me wil delen?', had ik hem nog wel gevraagd, veel te plechtstatig. Jan keek me verstoord aan. 'Neuh, niet echt.' Terwijl ik simpelweg had moeten vragen: 'Is er nog iets dat je tegen me wil zeggen?'
'Een half jaar na zijn dood heb ik mijn vijftigste toch gevierd - met mijn ouders, mijn drie zussen en broer en aanhang, twee dagen later met mijn dierbaarste vrienden. Ik had een mooie jurk aangetrokken, er werd voor me gekookt, mijn dochter Romy en haar vriend zongen bij een kampvuur liedjes, roerend mooi. Aanvankelijk had ik nog iets willen zeggen over Jan - dat hij er bij had moeten zijn, dat hij op dat moment vast al te veel zou hebben gedronken - maar ik heb het niet gedaan. Het zou, zoals Romy mij al had voorgehouden, snel pathetisch zijn geworden. Het was een heel intieme en bijzondere dag, veel mooier eigenlijk dan eerdere verjaardagen waarbij ik alleen maar in de lucht liep te kussen en niemand sprak.
'Ik geloof dat ik angst heb om een meelijwekkend geval te worden. Ik heb weduwen gezien die heel wat meer medelijden opwekten dan ik. Maar ik heb liever niet dat emoties een openbare gebeurtenis worden zodat de waarde van de emoties devalueert. Ik schiet er niks mee op als ik en plein public groots en meeslepend rouw. Dat zou ik ook ongepast vinden. Twee dagen na de dood van Jan begon ik al te schrijven over hem en het rouwproces. Dagboek-achtige aantekeningen en verhalen die nu als boek zijn uitgegeven, Vrouw in de rouw. De toon past bij mij: realistisch en relativerend, met ingehouden verdriet. Uit de verhaaltjes rijst het beeld op van een vrouw die de boel bij elkaar wil houden, die niet huilerig of larmoyant wil zijn en vooral: die niet bij de pakken wil gaan neerzitten. Hoezeer anderen ook zeggen: 'Doe dat maar gerust wél.' Of zeggen: 'Je krijgt nog wel een terugslag.' Ik geef toe aan verdrietige gevoelens maar tegelijkertijd ga ik op de rem staan. Gas geven en remmen, dat is het eigenlijk steeds.
'Nooit eerder nog had ik iemand begraven, en al helemaal zo'n dierbaar iemand niet. Wat er direct na Jans dood gebeurde overviel me enorm. Ik belandde, terwijl ik druk doende was Jans begrafenis te organiseren, van de ene nare situatie in de andere, en van de ene kolderieke situatie in de andere. Ik schreef erover, ik bedacht mooie zinnetjes, ik kreeg er kracht en energie door. Het was een intiem proces met grote stemmingswisselingen: na een dag van euforie donderde ik weer naar beneden en lag ik met mijn kop onder het dekbed te huilen.
'Als ik pas nu, een jaar na Jans dood, was begonnen te schrijven, zou ik het niet meer hebben gekund. Bang voor de reacties ben ik niet, nu dit boek de wereld in gaat. Dierbaren heb ik gespaard of geanonimiseerd. Als ik in een van de verhalen beschrijf dat ik de moeder van Jan sinds zijn dood pas één keer heb bezocht in het verzorgingstehuis zegt dat vooral iets over mezelf: ik vind het te confronterend om erheen te gaan, ze is 90 en als ik haar bezoek maak ik haar verdrietig. Bij de begrafenis was ze niet aanwezig omdat ze dat fysiek én geestelijk niet kon opbrengen.
'Ik vind ook niet dat ik door dit boek de dood van Jan uitvent. Sterker nog: iets in mij zegt me dat Jan heel blij zou zijn geweest met Vrouw in de rouw. Hij vond dat ik meer moest gaan schrijven en dat ik me beter moest focussen. Om bepaalde passages zou hij enorm lachen, en ik denk dat hij er trots op zou zijn dat dit een monumentje voor hem én voor onze liefde is geworden. Postuum krijgt hij alsnog deze liefdesverklaring. Toen hij nog leefde kon ik er wel eens omheen draaien en er een potje van maken, als ik lastig deed om niks. Een 'lastige bruid' noemde ik mezelf.
'Al twee jaar was ik bezig met een roman over de liefde en de dood, die zich afspeelt op Curaçao. Ik was vastgelopen. Een week voor Jans dood zei de redacteur van de uitgeverij: 'Het zit er allemaal wel in maar het is nu nog een soort juffrouwenproza.' Ze had gelijk. Het was niet rauw en doorleefd genoeg. Ik was buiten schot gebleven. Wat dat betreft is Vrouw in de rouw een doorbraak en heb ik het gevoel dat ik, ondanks de boeken die ik eerder schreef, nu op mijn vijftigste als schrijfster debuteer. Wat eerder niet lukte drong zich nu als vanzelf aan me op: de juiste toon, meer urgentie en een dwingend onderwerp. Eerlijker en opener dan in die roman, ook als ik m'n minder positieve kanten beschrijf.
'Twaalf jaar waren Jan en ik samen. We waren inmiddels drie jaar getrouwd, en we zouden zelfs gaan samenwonen - een hachelijk avontuur, omdat ik sinds de scheiding van mijn eerste man niet meer heb samen-gewoond en ik ook geloof dat het spannender is als je niet de hele dag op elkaars lip zit. Maar Jan ging met pensioen, en ik wilde het graag weer proberen. Hij is de meest tolerante man die ik ooit heb meegemaakt, een stuk makkelijker dan ik. Een man die zich soms zó niet druk maakte om dingen dat ik hem een gummibal noemde. Als ik me weer eens over iets opwond zat hij daar niet mee: hij relativeerde veel onzin uit dat mediawereldje van mij.
'Boos ben ik nooit geweest sinds hij dood is, wel heel verdrietig. Ik het heus gedacht, als ik met bakjes afhaaleten op de bank zat: ik ben nog jong, pas 49, en nu zit ik hier in m'n eentje thuis, en er is niks meer om me op te verheugen. Nu, een jaar na zijn dood, heb ik dat gevoel nog steeds. Uit eten of op vakantie gaan - het kost me grote moeite om mezelf ervoor te enthousiasmeren. Ik doe mijn best omdat ik vind dat ik het verlies recht in de ogen moet kijken en ik denk dat ik daar sterker van word. Maar uiteindelijk loop je het pad ondanks alle steun van mensen toch in je eentje af. En rouw is, zoals ik in het boek schrijf, een onbetrouwbare hond die naar je been hapt als je denkt dat je rustig zit.
'Toen ik een paar weken terug met mijn dochter Romy op weg was naar de diepe binnenlanden van Twente, voor een verjaardagsfeestje van mijn ouders, ben ik 6 kilometer voor hun dorp een parkeerplaats opgereden en heb ik mijn moeder huilend opgebeld: dat ik het niet kon opbrengen om er te zijn, in de intimiteit van mijn zussen met hun mannen, op de plek waar ik een jaar eerder nog met Jan was geweest - en ik ben teruggereden naar Amsterdam.
'Romy is nu 19. Ze is een grote steun voor me geweest. Een paar maanden na de dood van Jan zei Romy dat ze twijfelde of ze wel op kamers moest gaan wonen, omdat ze dat zielig vond voor mij. Waarop ik haar zei dat ik het juist zielig zou vinden als ze om die reden thuis zou blijven. En ze is gegaan. Ze was toe aan een leven in zelfstandigheid, en ik zou het egoïstisch hebben gevonden als ik Romy had gevraagd bij haar treurende moeder te blijven wonen. Maar natuurlijk mis ik het rumoer en de gezelligheid, de vriendjes en vriendinnetjes die over de vloer kwamen en bleven mee-eten, het gehang op de bank. Ik vind het altijd leuker als Romy er wél is.
'Waar ik helemaal nooit op gerekend had: dat ik zo kort na de dood van Jan een minnaar zou krijgen. Ik schrijf er ook over in Vrouw in de rouw, omdat ik vind dat ik eerlijk moet zijn en de beschrijving van mijn rouwproces anders een schijnvertoning zou zijn. Ook dit is onlosmakelijk met het rouwen verbonden - ik leef sinds de dood van Jan op de toppen van mijn zinnen. Ik ben verbaasd dat ik me fysiek kan overgeven terwijl ik net afscheid van mijn man heb genomen. Maar ik heb geen last van schuldgevoelens tegenover Jan en ik vind ook niet dat ik hem ontrouw ben. Toen hij dood was had ik het gevoel ook een beetje ten dode te zijn opgeschreven. Door lief te hebben kwam ik weer tot leven en wist ik dat er nog toekomst voor me was.
'Tegelijkertijd is het ook confronterend en heb ik het gevoel dat ik fikse averij kan oplopen. De minnaar is een bezet man. In een vorig leven, vóór de dood van Jan, zou ik dit nooit gekund hebben. Dan zou ik van een man een onvoorwaardelijke keuze voor mij hebben verlangd. Maar ik durf meer de laatste tijd en ik neem meer risico's, ook al weet ik dat er een grote kans is dat deze relatie over zal gaan. Toch helpt het me, in deze tijden van cholera. Ik wil niet zo'n alleenstaande vrouw met een sudoku-puzzelboekje moederziel alleen op een terrasje zijn. Ik wil weer met z'n tweeën. Ik geniet van de lol, van de gedeelde intimiteit, van samen uit eten gaan, koken en reizen, van verkeren met iemand die veel van je weet en die je kunt vertrouwen.
'Sommige vrienden vinden het onverstandig dat ik me overlever aan deze minnaar, en ik weet dat ook mijn ouders niet staan te applaudisseren, hoezeer ze me ook begrijpen. Maar ik ben 50, het is tijd om op mijn eigen benen te staan, en ik pareer de bezwaren dan ook steeds met: 'Jullie liggen 's nachts niet alleen in bed.' Men is bezorgd dat ik schade zal oplopen. Maar ik ben juist bang dat ik schade oploop door afgedekt onder een steen te leven.
'Ik dacht altijd dat op mijn vijftigste de tweede helft van mijn leven zou gaan beginnen. Ik had met Jan inmiddels het plan gemaakt om, misschien wel in het buitenland, een horecazaak te beginnen, met wijn en alles wat ons op het gebied van eten dierbaar is. Dat plan is nu van de baan - zonder Jan is die ambitie weg. Toch blijft er genoeg over. Ik zal radio blijven maken en ik blijf schrijven. Sterker nog: ik denk dat Vrouw in de rouw de weg alsnog heeft vrijgemaakt voor die hyperpersoonlijke roman, of anders op z'n minst voor een verhaal dat op intelligente wijze heel dicht bij mezelf blijft en toch universeel is, en dat het lichte zwaar maakt en omgekeerd, een beetje in de stijl van de door mij bewonderde columniste Renate Rubinstein. Ik heb afgelopen jaar iets van mezelf ontdekt, en als Jan niet was overleden was ik dat misschien wel uit de weg gegaan.
Voor Jan stierf ging ik nooit naar de dokter, omdat ik bang was voor slechte boodschappen, en meed ik begrafenissen, omdat ik die te confronterend vond. Dat is veranderd. Van een aantal angsten heb ik geen last meer, en ik ben sinds Jans dood al vier keer bij de dokter geweest, juist omdat ik minder bang voor de dood ben geworden. Ik was erbij toen Jan stierf, en het was minder eng dan ik dacht, omdat het er zo rustig en vredig uitzag.
'Twee jaar geleden was ik met Jan op Curaçao North Sea Jazz. Eind augustus was ik er weer, in m'n eentje. Op de plek waar ik toen met hem was, woonde ik nu een concert van Gladys Knight bij. Een vrouw op leeftijd die, gehuld in glitterroze legging en blouse waanzinnig mooi stond te zingen over de liefde. De tranen rolden over m'n wangen. Later ben ik op Westpunt, de plek waar Jan graag kwam omdat de vissers daar met hun waar aan land komen, de zee in gelopen. Dat was wat ik mezelf beloofd had, omdat het eerder was gebeurd.
'Toen ik net van de vader van Romy was gescheiden ging ik een dagje naar Noordwijk aan Zee, om m'n wonden te likken. Daar kwam ik Jan tegen, en diezelfde avond nog hebben we gezoend. Daarna verloor ik hem uit het oog , tot ik via zijn zus een fles kreeg bezorgd met zand erin en een briefje dat hij me weer wilde zien. We ontmoetten elkaar opnieuw in Noordwijk, gingen uit eten en liepen daarna naakt de zee in. Het is zo'n moment waar iedereen in zijn leven naar verlangt, en waar je altijd naar terugverlangt als het er niet meer is: je gaat volledig in elkaar op, je wilt elkaar opeten en de rest kan je niets meer schelen - omdat je aan elkaar meer dan genoeg hebt.'
Wat zijn de zorgen en dilemma's van de (net-)vijftiger? Welke verwachtingen zijn er nog? Is een belangrijke carrièremove (nog) denkbaar? Wat betekent het dat de kinderen het huis uit zijn of dat ouders ziek zijn en komen te overlijden? Hoe wordt er gedacht over het eigen onvermijdelijk naderende afscheid van het leven? Hoe richt je straks je laatste (levens)fase in?
Cornald Maas, zelf net 50 geworden, onderzoekt in de reeks Over de helft een generatie die nog volop in het leven staat, maar wel haast moet maken. De reeks is een vervolg op de serie Op de helft, waarvoor hij (net-)veertigers sprak.
Extra: CV Petra Possel
Petra Possel wordt op 3 mei 1963 geboren in Harderwijk. Nadat ze programmamaker bij Cultureel Centrum De Effenaar in Eindhoven is geweest treedt ze in 1987 toe tot de redactie van het culturele radioprogramma Ophef en vertier (VARA), dat ze ook regisseert. Van 1991 tot 1998 presenteert ze Opium Radio (AVRO), tot 1996 samen met Matthijs van Nieuwkerk. In 1998 presenteert ze het tv-programma C-Land (NPS). Van 1990 tot 1999 is ze criticus cabaret en kleinkunst bij Het Parool. Vanaf 2001 presenteert ze het radioprogramma Kunststof (NTR), vanaf 2010 ook Mangiare! (NTR). Ze publiceert vanaf 2004 verschillende reisgidsen over de ABC-eilanden (Aruba, Curaçao en Bonaire) en Tenerife & La Gomera. In 2009 verschijnt Niemand is een eiland - Het leven van Tip Marugg in verhalen, en in oktober 2013, bij uitgeverij Podium, Vrouw in de rouw.
undefined