Vrijhandel
Het is op zich aardig om vast te stellen dat op dezelfde pagina twee artikelen staan waarbij in het eerste wordt gewaarschuwd en in het tweede wordt gepleit voor globalisering/vrijhandel (de Volkskrant, 3 maart)....
Vrijhandel is afschaffen van bescherming van de eigen productie, inclusief subsidies en waarschijnlijk ook - maar niet zeker - inclusief andere doelstellingen van het landbouwbeleid dan de pure voedselvoorziening - zoals plattelands- en natuurbeleid - en invoer van de zo ontstane behoefte uit de wereldmarkt: globalisering of vrijhandel. Invoer tegen de laagste prijzen van eveneens ongesubsidieerde producten. Dat, stelt de auteur, is een voordeel voor de arme landen (en voor ons). Maakt hij daar geen denkfout?
Want wie zegt dat op een geliberaliseerde wereldmarkt die arme landen goedkoper kunnen produceren dan andere landen, zoals de VS, Canada, Australië, Argentinië, Nieuw-Zeeland of Brazilië om maar enkele efficiënte agrarische producenten te noemen? Het is nog maar de vraag of (veel van) die arme landen er iets aan hebben. Gaat de wereldmarktprijs wel (wezenlijk) omhoog wanneer de EU haar agrarische productie (drastisch) verlaagt? Want: hoe snel vullen andere geïndustrialiseerde landen dat gat?
En als (sommige van) die andere landen er wel baat bij zouden hebben, zijn zij dan in staat om relatief snel te voldoen aan de eisen van volksgezondheid die wij in het belang van onze consumenten stellen aan voedsel dat we zelf produceren en dus ook aan voedsel dat we importeren? Zou het daarom wellicht niet wenselijker zijn voor bepaalde - en daar ligt wellicht een probleem - arme landen om importquota tegen onze, dus hoge, prijzen af te spreken? Het is maar een vraag.