AnalyseVolkert van der G.
Volkert van der G. kreeg alles, behalve vergiffenis
De samenleving die in 2002 werd geschokt door de moord op Pim Fortuyn, lijkt zich erbij te hebben neergelegd dat de dader emigreert. Maar voor vergiffenis komt Volkert van der G. niet in aanmerking.
De vrienden van Pim Fortuyn – en daarvan waren er destijds honderdduizenden – waren nogal ontstemd over de mild geachte gevangenisstraf van achttien jaar, met aftrek van voorarrest, waartoe zijn moordenaar Volkert van der G. in 2003 werd veroordeeld. Het vonnis zat beduidend dichter bij de inzet van de advocaten van Van der G. – twaalf tot zestien jaar cel – dan bij de eis van de officier van justitie: levenslang. Maar ze zouden hem later wel te grazen nemen: bij zijn eerste proefverlof, of bij zijn voorwaardelijke vrijlating na het uitzitten van twee derde van zijn straf.
Maar niets in deze sfeer is gebeurd. Van der G. kon op proefverlof, nadat de storm over deze gunst – feitelijk een recht – was gaan liggen. Een petitie tegen zijn voorwaardelijke vrijlating in 2014 werd door slechts 29 duizend mensen getekend. Hij vestigde zich in Apeldoorn omdat hij, volgens de burgemeester van die gemeente, toch érgens moest wonen. En zijn plaatsgenoten stemden, soms morrend, in met die eenvoudige redenering. Van der G. liet zich, met instemming van het Openbaar Ministerie, fotograferen, zodat paparazzi de belangstelling voor hem verloren. En nu, vier jaar na zijn voorwaardelijke vrijlating, heeft hij weten te bedingen dat hij zich niet langer bij de reclassering hoeft te melden zodat hij zich in het buitenland kan vestigen. De familie van Pim Fortuyn heeft laten weten ‘een spoedige en daadwerkelijke emigratie’ van Van der G. toe te juichen.
Daarmee lijkt een eind te zijn gekomen aan de bijna permanente aanwezigheid van Van der G. in het publiek debat sinds 6 mei 2002, de dag waarop Fortuyn in Hilversum werd vermoord. Justitie is onderhand wel klaar met hem. Maar de vraag is welke gevoelens in de samenleving overheersen: berusting, onverschilligheid of misschien toch wrok?
Vergiffenis is hem in elk geval niet ten deel gevallen, zegt Marli Huijer, hoogleraar publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit en auteur van het boek Opnieuw Beginnen (over de mogelijkheden om met het verleden te breken). ‘Sommige misdaden kunnen we op de een of andere manier niet vergeten of vergeven. Er moet veel gebeuren wil iets tegenwoordig verjaard zijn. Het idee dat je op je achttiende iemand anders bent dan op je tachtigste is niet meer aan de orde in onze maatschappij. Tegelijkertijd hebben we een strafsysteem: iemand die zijn straf heeft uitgezeten, hoort gewoon opnieuw te kunnen beginnen in de samenleving. Maar die kans krijgt iemand die een kind heeft misbruikt of in dit geval een bekende politicus heeft vermoord, niet. De samenleving doet het juridische proces over. Wij vinden dat we deze persoon ook mogen straffen.’
Aversie
Wat bijdraagt aan de aversie die Van der G. bij veel Nederlanders oproept, is dat hij de indruk wekt het rechtssysteem naar zijn hand te zetten, denkt Peter van der Laan, bijzonder hoogleraar reclassering. ‘Iemand krijgt achttien jaar, maar loopt na twaalf jaar fluitend weg en krijgt, zo lijkt het, alles voor elkaar. Zijn enkelband hoefde hij niet meer te dragen, gesprekken met een psycholoog waren niet nodig en nu is hij ook nog van zijn meldplicht af. Dan wordt al snel gedacht: hij komt overal vanaf, dat systeem deugt dus niet. Strikt genomen is zijn straf nog niet voorbij, maar wat stelt het feitelijk nog voor als er geen meldplicht meer is?’
Volgens socioloog Paul Schnabel is de onwil om Van der G. te vergeven niet alleen ingegeven door de ernst van het begane misdrijf, maar ook door het ontbreken van deemoed of schuldbesef – waar wij in een samenleving met christelijke wortels nog altijd gevoelig voor zijn. ‘Hij toont geen spijt en hij is onbescheiden in het opeisen van zijn rechten. Zijn houding lijkt wel wat op die van die Noorse jongen, Anders Breivik. Het probleem is alleen dat hij in de meeste gevallen waarbij hij zijn rechten opeiste ook in zijn recht stónd. En hij heeft er consequent voor gezorgd dat die rechten hem niet werden onthouden. Waar andere gedetineerden aan gewichten sjorren, heeft hij zich juridisch geschoold. Met de vasthoudendheid die deze man eigen is. Vanuit zijn perspectief is dat begrijpelijk. Maar in de samenleving roept dat irritaties op.’
Sentimenten
Het Openbaar Ministerie en de politiek hebben deze sentimenten vanaf het prille begin van Van der G.’s detentie vertolkt. Steeds hebben zij zich voor een zo zwaar mogelijk regime voor de moordenaar van Fortuyn beijverd. Hij werd in zijn cel aan permanente camerabewaking onderworpen – waartegen Van der G. zich, alvorens de rechter hem in het gelijk stelde, met een hongerstaking verweerde. Het OM eiste levenslang terwijl de gangbare straf voor enkelvoudige moord door toerekeningsvatbare daders aan wie een gering risico van recidive werd toegedicht in 2003 achttien jaar was.
Het proefverlof waarop Van der G. – of we dat nu leuk vonden of niet – recht had, werd hem vanwege de te verwachten ‘maatschappelijke onrust’ enige tijd onthouden. Sterker: premier Rutte achtte het in 2012 ‘ondenkbaar dat deze man ooit proefverlof krijgt’. Hij zegde het politieke einde toe aan elke minister van Justitie die ermee zou instemmen. Aan de voorwaardelijke vrijlating werden ten slotte eisen gesteld die bij juridische toetsing geen standhielden.
In ‘de samenleving’ die tegen een terugkeer van Van der G. moest worden beschermd, gingen intussen stemmen op voor zwaardere straffen voor plegers van zware delicten. Met een substantiële toename van het percentage voorstanders van de doodstaf – zo’n 40 procent van de bevolking – ging dit overigens niet gepaard. Tien jaar na de moord op Fortuyn stelde Frans Bauduin, de rechter die Van der G. veroordeelde, niettemin vast dat het proces ‘een breuk in het maatschappelijk denken over strafrecht’ markeerde.
De roep om vergelding zou sindsdien sterker zijn geworden. Paul Schnabel vraagt zich echter af of de zaak tegen Van der G. hierin doorslaggevend is geweest. ‘Die gedachte zou hem zelf, ijdel als hij is, ongetwijfeld bevallen. Maar er hebben de laatste jaren zeker vijf, zes zaken gespeeld die twijfels wekten over de toereikendheid van het strafrecht.’
Adequaat
Dat Van der G. nu is ontslagen van zijn meldingsplicht, laat volgens rechtspsycholoog Peter van Koppen zien dat het stelsel adequaat heeft gefunctioneerd. ‘Het OM heeft het spel te hard gespeeld. Van der G. werd anders behandeld dan gewone gevangenen. We hebben allerlei regels over hoe we veroordeelden en verdachten behandelen, en die regels moeten er nu juist voor zorgen dat we op een nette manier omgaan met mensen die niet deugen. Dat is hier gebeurd.’
Alle partijen die na de moord op Pim Fortuyn tot elkaar waren veroordeeld, zijn al die tijd uiterst rolvast geweest. Het OM in zijn inzet op het zwaarst denkbare regime voor Van der G. zelf, die meer begaan was met zijn eigen rechten dan met de schade die hij de samenleving heeft berokkend; de rechters die zich soeverein hebben getoond onder de politieke en maatschappelijke druk die op hen werd uitgeoefend.
En de ‘geschokte samenleving’ zelf? Die is zo zoetjesaan overgegaan tot de orde van de dag. ‘Dat heeft niet zozeer met mildheid te maken’, zegt Schnabel, ‘maar met het feit dat de moord op Fortuyn al zestien jaar achter ons ligt. Heel veel mensen hebben de moord niet bewust meegemaakt.’ En als de moordenaar eenmaal het land heeft verlaten dat hij zestien jaar geleden op zijn grondvesten deed schudden, zal hij wellicht snel vergeten zijn.