Vlak oneindig laagland
Het leven in Rusland manifesteert zich in kromgegroeide boeren en oude gehurkte vrouwtjes met emmers rode veenbessen, gehuld in omslagdoeken, de clichés zijn adembenemend waar....
In St.-Petersburg nemen we de Rode Ster waarmee ook Oeljanov-Lenin reisde, naar Moskou. Beladen met wijn, brood en worst, die je met coupégenoten hoort te delen. Weer van die halfgare buitenlanders die hun brood en worst door je strot proberen te duwen, hoor je de keurig gekostumeerde Russen denken.
Het informatiekantoor op het station van Moskou telt twee loketten. Achter het ene zitten twee dames te breien. Dat is gesloten. Ze gebaren naar het andere, daar zit niemand.
Het Rode Plein is kleiner dan ik dacht. Het Kremlin zelf is genoegzaam bekend. De muur eromheen is opgetrokken uit met puin gevulde mandjes. Wie was ook weer die Hollander die elke taal afkomstig waande uit de Nederlandse: verkruimelde steen = kreml.
Met trolleybus nr. 1 of te voet langs de Tverskaja kom je uiteindelijk bij een viaduct waaronder een marktje, met aan het eind een met beeldschone Kaukasische dochters bemande sjasliek- en Krimwijntent. We voeren een Hoe zeg ik het in 't Russisch mee, met vooral klagende standaardzinnen als 'dit is niet vers', 'dit heb ik niet besteld', 'dit is (veel) te duur', frases waarop mijn landgenoten dol zijn, maar nog niets vergeleken bij mijn Britse reisparleur uit 1825, met de onsterfelijke zin in vijf talen: Sir, may I borrow your whip, I want to lash my footman (Mijnheer, mag ik uw zweep lenen, ik wil mijn knecht afranselen).
Wijn blijkt overal even duur of buitenlanders worden overal op dezelfde wijze genaaid.
In Moskou is veel meer te zien, waaronder aan de oevers van de Moskva een kolossaal bronzen Schip van Staat, bemand door Peter de Grote, met aan de voet een parkje met een spannende beeldententoonstelling waaronder een gruwelijke muur van versteende gezichten achter prikkeldraad. Onder een tentzeil hakken de beeldhouwers er lustig op los.
Dan bestijgen we eindelijk de Transsiberië-express. Links en rechts een treurig stemmend Rusland. Oud is verrot en vervallen, nieuw verrot en vergaat. Karrensporen, olieplassen, roest, bestoven kolenbunkers, puin en ruïnes.
Waar stad overgaat in land, worden het herfstige berkenbossen, verregende hooischelven, golfplaatschuren, magere telefoonlijnen langs amechtige palen, roestige grijsgroene tractoren, schuren van kalkzandsteen waar al zo'n pislucht is ingebakken, af en toe versierd met een roodstenen ornament.
Het leven manifesteert zich in kromgegroeide boeren en oude gehurkte vrouwtjes met emmers rode veenbessen, gehuld in omslagdoeken, de clichés zijn adembenemend waar. Op de perrons verkoop van pasteitjes, blikjes, fruit en worst. In tegenstelling tot de trein tussen Petersburg en Moskou dient hier de restauratiewagen slechts als drinkhol.
Dan vier dagen taiga, velden vol of juist zonder gewas, miserabele gehuchten, moddersporen en pas ver in Azië enige vooruitgang. Maar ruimte genoeg. Meer waardeloos berken- dan naaldhout, af en toe een primitieve zagerij, en soms open grasland met rottend hooi of slecht gedraineerde en half ondergelopen akkers.
Afkomstig uit een klein en o zo aangeharkt land overvalt je de wanhoop van het Russische formaat: waar begin je met opruimen? Hoe krijg je dat ooit aan kant?
De Oeral, de grens met Azië, passeren we 's nachts en de volgende ochtend zijn we weer in vlak oneindig laagland. De trein is keurig en redelijk op tijd. Rondom de steden leunen de uitgeloogde datsja's in de duizenden volkstuintjes, de ruggengraat van de dagelijkse voedselvoorziening.
Af en toe een wat groter huis met houten ornamenten van timmermansplezier. Geleidelijk wordt het landschap heuvelachtiger, soms wijd, doorsneden met stroompjes, beken en de geweldige rivieren waarover Curd Jürgens als Koerier van de Tsaar zijn vlot boomde. Dan weer een anonieme stad met schoorstenen, bruinkooldampen en half geïsoleerde heetwaterleidingen van collectieve verwarmingen die in verroeste poorten over wegen en spoorlijnen kronkelen. De mensen op de perrons zijn ouderwets, maar degelijk gekleed, met hun koopwaar van brood, bier en worst.
De trein rolt verder door verpletterende herfstkleuren. We hebben een besnorde medereiziger die - ik geneer me er nog voor - ik bij het aan boord komen heb geprobeerd met een fooi aan de conductrice in een andere coupé te laten onderbrengen. Dat lukte niet, maar schiep een pijnlijke verhouding die ik met veel strijkages probeer te herstellen. We moeten tenslotte vier dagen, 5152 kilometer, van Moskou naar Irkoetsk optrekken. Na twee dagen komt in de belendende coupé een plaats vrij, maar nu willen we niet meer van elkaar af.
In de dagelijks gestofzuigde wagon zijn de wc's spic & span. De toiletrollen zijn zo'n vier centimeter smaller dan bij ons. Op 150 miljoen inwoners scheelt dat al gauw een bos per dag. Langs de lijn flitsen plukjes huizen als in de wereld na de bom, opkrabbelend leven en steeds maar weer die treurigmakende emmertjes bessen en paddestoelen. In de stadjes moet het bestaan tussen puin en afval, sloop en braak, alles in grijs en onder een voortdurende bruinkoolwalm, van treurige invloed zijn op de ontwikkeling van de kinderen met hun rondgeknipte kopjes en ondervoede, te oude gezichten.
De trein maakt een stop, korter dan gewoonlijk omdat we drie uur verlaat zijn. Een meisje aan boord begroet emotioneel haar nichtje dat uren gewacht heeft. Ze zien elkaar vijf minuten, huilend en lachend daar tussen Moskou en Irkoetsk, en dan wie weet hoe lang weer niet.
De restaurantwagen is al dagen bevolkt door een oude, lieve, stomdronken, op een verschrompelde Anthony Quinn lijkende Rus, een Fins soort beschonken vertegenwoordiger, twee zeer bekakte en opgewonden Pakistani en wat aangeschoten Amerikanen. Maar verder heerst er orde; de trein is op de winderige tussenbalkons na rookvrij.
Het land is overweldigend leeg, met geheimzinnige paadjes en karrensporen het berkenbos in, dubbele plankenpaden die de moerassen intrekken. Wat ligt er aan de andere kant? In de bewoonde delen houten huisjes met daken van spaan en berkenbast, soms blauwgroen geverfd, meestal bruin en vooral vaal. Overal aan het werk om winteraardappels en solidariteitskool binnen te halen. Veel eksters en een enkele leeuwerik, het land van de zwarte aarde. Af en toe een karrenspoor langs de treinbaan, met worstelende vrachtauto's uit de Tweede Wereldoorlog of de zijspanmotor van George & Mildred, inclusief helm en stofbril.