REPORTAGE
Vlaamse school trekt Zeeuwse juf
In Zeeland is weinig werk voor leerkrachten, terwijl scholen in Vlaanderen staan te springen om docenten. Maar voor je daar aan de slag kan, wacht er een enorme berg papierwerk.
Toen Sabine Groothaert voor het eerst op een Vlaamse school stond, kon ze haar ogen niet geloven. De leerlingen, amper tien jaar oud, liepen de klas binnen in een nette rij en bleven rustig achter hun schoolbank staan. 'Ik was me nog even snel aan het inlezen en toen ik opkeek, stonden ze nog allemaal. Ik vroeg: gaan jullie niet zitten? Bleken ze te wachten tot ik hen toestemming gaf.'
In Nederland heeft de 23-jarige leerkracht uit Terneuzen het wel eens anders gezien. Een klas waar leerlingen op stoelen en tafels stonden te springen en die collectief weigerden mee te werken, een leerling uit groep 8 die haar toebeet 'dat het hem allemaal geen reet interesseerde'. Dan vond ze de omgangsregels in Vlaanderen toch aangenamer. Toch bleef ze er maar één maand.
Groothaert is een van de vele leerkrachten die in Zeeland geen aanstelling vinden. De provincie kent een bevolkingskrimp: het aantal leerlingen daalt, en dus ook het aantal scholen. Leerkrachten worden boventallig verklaard en voor net afgestudeerde onderwijzers is er geen werk, tenzij als invaller. Dat betekent elke ochtend bij de telefoon wachten om te horen waar je die dag aan de slag kunt gaan.
Hard nodig
Aan de overkant van de grens, in Antwerpen en Gent, staan de basisscholen juist te springen om extra mankracht. Tegen 2020 verwacht Antwerpen in het primair onderwijs 3.500 bijkomende leerkrachten nodig te hebben, terwijl ze er uit de eigen lerarenopleidingen slechts 1.800 verwachten. Zeeland en Vlaanderen zijn dus perfect complementair: de leerkrachten moeten gewoon over de grens.
Om dat voor elkaar te krijgen, sloegen een hoop Nederlandse en Vlaamse schoolbesturen, pabo's en overheidsinstanties dit jaar de handen in elkaar. Zij namen deel aan het Mobiliteitscentrum onderwijs, een deels door Europa gefinancierd project om het grensverkeer in het onderwijs te stimuleren. Ze lieten Nederlandse leerkrachten kennismaken met Vlaamse scholen, organiseerden jobbeurzen en infodagen, maakten brochures en websites.
Maar voorlopig happen de Nederlandse meesters en juffen niet toe. In 2008 pendelden 18 Nederlandse leerkrachten vanuit Nederland naar scholen in Vlaanderen. In 2014 - na alle inspanningen en publiciteit - waren dat er nog steeds maar 37. Er zijn te veel hindernissen, zeggen de betrokkenen bij het Mobiliteitscentrum. Maar hier en daar klinkt ook: de leerkrachten zijn te honkvast.
Reiskosten
Voor Sabine Groothaert, die na een maand naar Nederland terugkeerde, waren de hoge benzinekosten - 250 euro per maand - de grootste hindernis. Om de file voor te zijn, vertrok ze 's ochtends om halfzeven. Soms was ze pas om halfzeven 's avonds weer thuis. 'Best lange dagen', zegt ze. 'Als ik dan de benzinekosten aftrok van mijn salaris, vond ik dat niet de moeite.'
Het is een obstakel dat in alle gesprekken met Nederlandse leerkrachten terugkomt: de reiskosten zijn te hoog. Vlaamse scholen vergoeden enkel de reisonkosten met het openbaar vervoer, maar vanuit Zeeland gaat er geen trein over de grens. Vlaanderen is niet ver, maar per maand tikt het aardig aan.
Daarnaast klagen de Nederlandse onderwijzers over de enorme papierberg die bij een baan in Vlaanderen komt kijken. Ze moeten hun diploma laten gelijkschakelen, hun belastingen en zorgverzekeringen omzetten en eindeloos veel documenten opvragen. Zo hebben ze een of ander doktersattest nodig, dat huisartsen in Nederland niet kennen. Dat kost allemaal veel geld en veel tijd.
Grensarbeid is sowieso complex, maar grensleerkrachten hebben het nog moeilijker, omdat het Nederlandse en Vlaamse onderwijssysteem elk hun eigen regels en voorschriften hebben. 'Het zijn twee totaal verschillende stelsels', zegt Aicha Ait Bari, coördinator van het Mobiliteitscentrum. 'Wij werken nu alleen rond het primair onderwijs, het secundair onderwijs is nog ingewikkelder.'
Alexandra de Waele liet zich daar allemaal niet door tegenhouden. De 26- jarige lerares uit Hulst werkte eerst in Nederland als invaller - twee dagen wel, twee dagen niet, en bijklussen bij de bakker om rond te komen - toen ze meeging op een infobezoek naar Antwerpen. Daar vertelde een schooldirecteur dat hij de volgende dag iemand nodig had. De Waele stak haar hand op, en vier jaar later werkt ze er nog steeds.
Juf Alexandra - cowboylaarsjes en blonde krullen - staat dit jaar in het eerste leerjaar (groep 3) van basisschool Omnimundo, in het hart van achterstandswijk Antwerpen-Noord. Ze heeft één autochtoon Belgisch kind in haar klas, en een heleboel anderstaligen: Adjim is pas een week geleden uit Sri Lanka aangekomen en Sarah drie weken geleden uit Pakistan. Aan de muur hangen hun eerste woordjes: 'ik', 'beer' en 'mol'.
Houten kinderstoel
'Ik heb het altijd interessant gevonden om met culturele verschillen te werken', zegt De Waele, zittend op een houten kinderstoel. 'Een kind dat een week in België is, maar op het eind van het jaar waarschijnlijk Nederlands kan lezen, dat geeft veel voldoening. Je moet er wel mee om kunnen omgaan. In Hulst kregen leerlingen met Sinterklaas een iPod, hier zie je kindjes met schoenen die dichtgeplakt zijn met ducttape. Dat is niet voor iedereen weggelegd.'
De Waele is nu dolenthousiast, maar in het begin had ze het toch ook even moeilijk. Het duurde drie maanden om haar diploma in Vlaanderen te laten erkennen, drie maanden waarin ze niet werd betaald - 'en de auto moet toch rijden'. Nicole Janssen, een Nederlandse lerares die anderhalve kilometer verderop werkt, moest om dezelfde reden zelfs haar eerste baan in Vlaanderen laten schieten.
De Nederlandse en Vlaamse regering (onderwijs is in België een regionale bevoegdheid) zoeken naar manieren om die belemmeringen weg te nemen. Idealiter gebeurt de erkenning van een diploma door de betrokken instellingen en niet door de leerkracht. Het vele papierwerk geeft Nederlandse leraren overigens wel een goede reputatie in Vlaanderen: wie zo veel moeite doet om les te geven, die is echt gemotiveerd.
Volgens Aicha Ait Bari is het vooral belangrijk dat de Nederlanders goed worden geïnformeerd, want er bestaan nog veel misverstanden. Over het papierwerk, maar ook over de Vlaamse mentaliteit. Hoe vaak hoort ze niet dat de scholen in Vlaanderen nog steeds heel streng en klassiek zijn en puur gericht op kennisoverdracht? Of dat alle leerkrachten Frans moeten kennen? Dat is allemaal achterhaald.
Het vervelendste misverstand is dat de onderwijsbanen in Vlaanderen voor het oprapen liggen. De scholen in Antwerpen en Gent hebben veel vacatures, maar niet op 1 september. Aan het begin van het schooljaar krijgen de vaste leerkrachten voorrang. Maar tegen oktober, als de eerste zieken vallen, zijn er volop vervangers nodig. Eenmaal binnen in het Vlaamse schoolcircuit, evolueer je via vervangingen vanzelf naar een vaste baan. Maar een beetje geduld en flexibiliteit is dus wel nodig.
Zeeuwse pabo helpt overstap
Vanaf februari 2015 kunnen studenten van de pabo van de Hogeschool Zeeland (HZ University of Applied Sciences) zich voorbereiden op een baan in Vlaanderen. Vanaf dan biedt de pabo, die nu al bezoeken aan Antwerpse en Gentse scholen organiseert, een speciale module aan: Belgische topografie, Belgische geschiedenis, Frans en onderwijskunde.
Nederlanders die in Vlaanderen lesgeven, zeggen het inhoudelijk prima te redden. 'Nederland is meer op WO II gericht, en België meer op WO I', zegt Anouk Simonis, leerkracht in een Antwerpse basisschool. 'Maar ik vind het juist interessant om me daarover in te lezen.' Alexandra de Waele: 'Als je een keer iets niet weet, dan zeg je: kom, we zoeken het samen op.'
Alleen voor Frans voelen veel Nederlandse onderwijzers zich te onzeker, met enkel wat uurtjes Franse les op de middelbare school. Maar in Vlaanderen moeten alleen de leraren van groep 7 en 8 Frans kennen. Dat Nederlandse leerkrachten geen Franse les kunnen geven, wordt gecompenseerd doordat ze, in tegenstelling tot hun Vlaamse collega's, zowel in kleuter- als basisschool inzetbaar zijn.
Behoudsgezind en honkvast
En daar laten de leerkrachten het soms afweten, merken enkele betrokkenen bij het Mobiliteitscentrum op. 'Het onderwijs is toch een apart wereldje', klinkt het in bedekte termen. 'Eerder behoudsgezind en honkvast.'
'Het is een beroep waarbij je normaal niet moet reizen', formuleert Samantha Burm, een leerkracht uit Terneuzen, het voorzichtig. 'Dat zou er iets mee te maken kunnen hebben.' De 22-jarige Burm nam haar voorzorgen al tijdens haar studie: ze deed haar eindstage in basisschool De Kleurenboom in Ekeren, boven Antwerpen. 'In Zeeuws-Vlaanderen had ik alleen kunnen invallen', zegt ze. 'Dan ga je van de ene naar de andere school. Je leert niemand kennen, je bouwt geen band op met de kinderen.'
Na haar stage kon ze in De Kleurenboom blijven. Ze besloot, gezien de files en de hoge benzinekosten, naar België te verhuizen. 'Ik dacht: in plaats van twee uur per dag in mijn auto te zitten, zou ik zo veel voor mijn klas kunnen doen', zegt ze in haar ruime huurappartement. 'En zo ver is het nu ook weer niet. In het weekend ben ik op een uur bij mijn vrienden en familie in Terneuzen.'
Maar ook Burm moet toegeven: ze kent niet veel leerkrachten die haar voorbeeld willen volgen. 'De mensen die ik ken in Zeeuws-Vlaanderen, die willen blijven waar ze zijn opgegroeid. Ze willen niet weg uit hun vertrouwde omgeving. Ze gaan misschien in Breda studeren maar daarna keren ze terug. Dat is misschien de grootste hindernis: de angst voor het onbekende.'
Dit artikel kwam tot stand met de steun van de Vlaams-Nederlandse journalistenbeurs.