media

Vijftig jaar Opzij: van ‘Kut ruikt lekker’ op de cover naar cupcakes en weer (een beetje) terug

Het feministische maandblad Opzij bestaat 50 jaar. Ooit fungeerde het als het hoofdkantoor van het feminisme in Nederland. Journalist Renate van der Zee, een kwarteeuw medewerker van het blad, beziet wat er veranderd is.

Renate van der Zee
Tweede jaargang, januari 1973. Beeld Elisa Maenhout
Tweede jaargang, januari 1973.Beeld Elisa Maenhout

Ooit fungeerde het maandblad Opzij als het hoofdkantoor van het feminisme in Nederland. Wie met een vraag zat over de bevrijding van de vrouw, belde gewoon de redactie of schreef een brief – en kreeg nog antwoord ook.

Opzij bepaalde decennia lang de feministische agenda met spraakmakende stukken over de 20-urige werkweek voor iedereen, het doorbreken van het glazen plafond, gratis kinderopvang, pijnloos bevallen en chemische castratie van verkrachters.

Dit najaar viert het blad zijn 50ste verjaardag. In die halve eeuw heeft het feminisme zijn imago van okselhaar, paarse tuinbroeken en openbare behaverbrandingen grotendeels verloren. Feminist is een modewoord geworden dat jonge vrouwen gretig in hun Instagram-bio zetten, maar soms dringt de vraag zich op wat ze daadwerkelijk doen voor de vrouwenzaak. Van een brede maatschappelijke beweging die zich puur inzet voor vrouwenrechten lijkt geen sprake meer.

Dat was heel anders in 1972, het jaar dat Opzij ontstond aan de keukentafel van een van de aartsmoeders van de Nederlandse tweede feministische golf, Hedy d’Ancona. In die tijd stonden vrouwen letterlijk op de barricaden om hun recht op onderwijs, werk en zelfbeschikking over hun lichaam te bevechten. Er vonden voortdurend feministische demonstraties en ludieke acties plaats.

De cover het augustusnummer van Opzij in 2020.  Beeld Elisa Maenhout
De cover het augustusnummer van Opzij in 2020.Beeld Elisa Maenhout

D’Ancona had met Joke Smit, die andere aartsmoeder van de tweede golf, de feministische actiegroep Man Vrouw Maatschappij (MVM) opgericht en journaliste Wim Hora Adema vroeg haar of ze wilde helpen een feministisch blad te maken.

‘Wim was ontslagen als redacteur van de vrouwenpagina van Het Parool, omdat die pagina te feministisch zou zijn. Ze wilde een dagblad voor vrouwen gaan maken. Wij hadden bij MVM wel een magazine, maar dat was een gestencild floddertje, dat vond Wim armoedig’, herinnert D’Ancona zich.

‘Maar een dagblad, dat was te hoog gegrepen en dus werd het een maandblad. We zeiden: al bestaan we maar één jaar.’ Het ‘radikaal feministisch maandblad’ Opzij was geboren.

Onder de eerste medewerkers bevonden zich Annie M.G. Schmidt, Annie Romein, Andreas Burnier, Harriët Freezer en Anja Meulenbelt. D’Ancona: ‘Iedereen deed het voor nop, uit idealisme. Ik ook, ik had een baan als sociaal geograaf bij de UvA en deed het hoofdredacteurschap erbij in mijn vrije tijd.’ Vergaderd werd er bij D’Ancona thuis.

Opzij was niet meteen een succes. ‘We waren subversief’, zegt Cisca Dresselhuys, die indertijd voor Trouw werkte maar vanaf 1974 bijkluste voor Opzij. ‘Een lezeres vertelde me in die tijd dat ze Opzij verborg in de Libelle als ze hem thuis wilde lezen.’ D’Ancona: ‘Als je je op Opzij abonneerde, was dat echt een coming-out.’

Veel stukken in Opzij waren nogal lang en gingen wel erg diep in op manieren om de vrouw te bevrijden. Economische onafhankelijkheid stond centraal. Maar er was ook aandacht voor het vrouwelijk lichaam en seksuele bevrijding. Zo maakte Anja Meulenbelt een reportage over een Zweedse vrouwenconferentie waar de deelneemsters elkaars vagina’s bekeken.

‘In die tijd kenden vrouwen hun eigen lichaam helemaal niet en het raakte in de mode om je eigen kut en die van anderen te bekijken’, vertelt D’Ancona. ‘De kop boven Anja’s stuk luidde ‘Kut ruikt lekker’ en die zetten we met grote letters op de cover.’

Toen D’Ancona die cover omhoog hield tijdens een lezing over het feminisme voor een groep Wassenaarse dames, veroorzaakte dat enige consternatie.

Meetlat

Begin jaren tachtig was Opzij dusdanig gegroeid dat uitgeverij De Weekbladpers het blad overnam en een betaalde hoofdredacteur aantrok: Cisca Dresselhuys. Het activistische krantje was uitgegroeid tot een toonaangevend opinieblad en ergens onderweg was het woordje radikaal gesneuveld. Onder leiding van Dresselhuys ontwikkelde Opzij zich tot een blad waarin ook ruimte was voor grote interviews en verhalen over moeder-dochterrelaties, vriendschap of het verwerken van jeugdtrauma’s. Het pièce de résistance was de interviewserie ‘Langs de Feministische Meetlat’ waarin Dresselhuys prominente mannen interviewde en rapportcijfers gaf. Voor mannen met seksistische praatjes kende ze weinig genade: Bram Moszkowicz (‘Een vrouw die niet voor me wil koken, flikker ik eruit’) kreeg een -2 en Harry Mulisch (‘Vriendschap met een vrouw ken ik niet’) een -3.

‘Die interviews waren altijd spraakmakend en soms hadden ze politieke consequenties’, herinnert oud-redacteur Astrid Feiter zich. ‘Toen Alexander Pechtold Cisca had toevertrouwd dat het er in de Haagse politiek veel vuiler en vunziger aan toe ging dan wij allemaal wisten, werd hij op het matje geroepen bij de ministerraad.’

Het was opvallend hoe gretig machtige mannen zich voor de Meetlat lieten interviewen. Dresselhuys kreeg op Ruud Lubbers na – zijn voorlichter vond het te riskant – alle ministers te spreken. Feiter: ‘Het was voor die mannen een soort schaamlap. Als je in Opzij stond, leek het alsof je iets aan emancipatie deed.’ Sommige geïnterviewden zaten wel met het zweet in hun handen. Alexander Rinnooy Kan vertelde later, ook in Opzij, dat hij bang was geweest voor Dresselhuys.

‘Ik vroeg hem: als je moet kiezen tussen kinderen en carrière, wat wordt het dan? Hij zei: carrière. Tsja, als dat gedrukt staat, dan is dat schrikken’, zegt Dresselhuys.

Achtste jaargang, december 1980. Beeld Elisa Maenhout
Achtste jaargang, december 1980.Beeld Elisa Maenhout

Opzij ontwikkelde zich tot een instituut, met een eigen emancipatieprijs (de Harriët Freezer-ring), een eigen literatuurprijs (de Annie Romein-prijs), een Opzij-leerstoel aan de Universiteit van Maastricht en een populaire lezingenreeks.

Dresselhuys dook voortdurend op in de media, waar ze, tot in de puntjes verzorgd en de nagels strak in de felrode lak, iedereen snedig van repliek diende.

‘Ze was een geweldig boegbeeld’, zegt Feiter. ‘Ze bezat een zorgzame kant, maar ze was ook een diva. En als hoofdredacteur van een succesformule werd ze door de uitgever als een soort koningin behandeld.’

Het ging er democratisch aan toe aan de Raamgracht in Amsterdam waar Opzij gevestigd was: de voltallige redactie had inspraak bij sollicitatieprocedures en iedereen mocht zijn mening geven over de cover.

Henny Huisman

De bladenmarkt was toen beperkt en Opzij bediende een groeiende groep werkende vrouwen die zich niet herkenden in Libelle, Margriet of de modebladen. Er was regelmatig taart op de redactie omdat er weer een oplagerecord was gebroken. Midden jaren negentig lag de oplage van het zomernummer soms boven de 100.000.

Het 20-jarig bestaan werd gevierd met een feest in de wintertuin van Hotel Krasnapolsky, dat 60 duizend gulden (ruim 27 duizend euro) kostte. Daarbij waren ook mannen aanwezig die, zoals Dresselhuys het formuleerde, ‘feministisch gezien een rafelrandje hadden’, zoals Ischa Meijer, Jan Mulder en Frits Bolkestein. ‘Cisca was daar verguld mee, dat die mannen kwamen’, herinnert oud-redacteur Marja Vuijsje zich. ‘Maar een groepje linkse feministes was boos omdat Bolkestein had gezegd dat niet-westerse migranten een bedreiging vormden voor de Nederlandse cultuur. Toen hij aan het woord kwam, gooiden ze een laken over hem heen, waarna Jan Mulder woedend wegvluchtte. Vervolgens kwam Adelheid Roosen aanzetten met een enorme doos waaruit Henny Huisman sprong. Dat was het jubileumcadeau aan de redactie: een huisman.’

Achttiende jaargang,  januari 1990.  Beeld Elisa Maenhout
Achttiende jaargang, januari 1990.Beeld Elisa Maenhout

Niet iedereen was enthousiast over Opzij. ‘Het was een heel braaf blaadje geworden, hoor’, zegt Anja Meulenbelt. ‘Het werd steeds meer een blad voor hoogopgeleide witte vrouwen. Directeurenfeminisme noem ik dat.’

Die kritiek lijkt te kort door de bocht. Opzij publiceerde zeker wel verhalen over belangrijke maatschappelijke issues, bijvoorbeeld over uitbuiting in de seksindustrie en over migrantenvrouwen die tijdens een vakantie in het land van herkomst door hun man werden gedumpt.

Meulenbelt brak met Opzij toen Dresselhuys verklaarde dat ze geen vrouw met een hoofddoek als redacteur wilde. Dat deed veel stof opwaaien, omdat het werd gezien als discriminerend, maar ze trok haar woorden niet terug. ‘Ik sta er nog altijd achter’, zegt ze nu. ‘Ik ben een gereformeerde domineesdochter. We hebben ons ontworsteld aan door mannen bedachte orthodoxe religieuze voorschriften. Ik wilde die niet zelf nog eens uitdragen via een redactrice met een hoofddoek.’

Dresselhuys verklaarde zich indertijd ook solidair met islamcritica Ayaan Hirsi Ali, waardoor ze opnieuw onder vuur lag. ‘Mensen waren vaak boos op Opzij. Ook vrouwen. We hebben ze mondig gemaakt en soms keerde zich dat tegen ons.’

Discriminerend

Ook kreeg Dresselhuys het aan de stok met de toenmalige Commissie Gelijke Behandeling. Nadat de schrijver Kluun zich bij wijze van grap had gemeld als nieuwe hoofdredacteur, had ze gezegd dat mannen geen hoofdredacteur van Opzij konden worden. Dat was ‘gewoonweg discriminerend’ en in strijd met de wet, wist de Commissie, want die wet was erop gericht ‘te voorkomen dat mensen louter vanwege hun geslacht worden uitgesloten van belangrijke onderdelen van het maatschappelijk leven’.

De Opzij-redacteuren konden er hartelijk om lachen. Dresselhuys: ‘Tja, je kunt in Nederland niet zeggen dat een man iets niet mag.’

27ste jaargang, juli-augustus 1999. Beeld Elisa Maenhout
27ste jaargang, juli-augustus 1999.Beeld Elisa Maenhout

In het nieuwe millennium pakten donkere wolken zich samen boven Opzij. Nieuwe vrouwenbladen, zoals Linda, Jan en Esta, gingen de psychologische verhalen brengen waar Opzij aanvankelijk patent op had. Ze schreven ook over emancipatie, maar dan lichter, meer bij wijze van window dressing. Voor veel vrouwen die na een dag hard werken thuiskwamen, waren die bladen aantrekkelijker.

Vervolgens stortte door de komst van internet de bladenmarkt in. Dresselhuys bleef grotendeels hetzelfde blad maken, maar jonge vrouwen hadden geen boodschap aan Tweede Golf-feminisme. Toen ze in 2008 na 27 jaar met pensioen ging, verweten sommige medewerkers de uitgever dat hij haar te lang had laten zitten. ‘Cisca wás Opzij’, zegt Feiter. ‘Ze heeft zo lang haar stempel op het blad gedrukt, dat het ingewikkeld werd om het stokje over te nemen.’

Identiteitscrisis

En ingewikkeld werd het voor de nieuwe hoofdredacteur, Margriet van der Linden. Ze kreeg een onmogelijke opgave: met een krimpend budget de oplage van een feministisch blad opkrikken in een tijd dat steeds minder vrouwen tijdschriften lazen en het feminisme uit de mode was. Er doken zo nu en dan nog wel macha’s of powerfeministen op in de media, maar die riepen vooral dat vrouwen niet zo moesten zeuren.

‘Het was de tijd waarin minister Aart-Jan de Geus doodleuk kon beweren dat de emancipatie van de Nederlandse vrouw voltooid was’, zegt Van der Linden. ‘Het was een loodzware periode.’

Van der Linden gaf Opzij een facelift waardoor het blad er frisser uitzag. Ze gooide, tot consternatie van velen, de Meetlat eruit, maakte ruimte voor buitenlandreportages en kwam met een nieuw evenement: de top-100 van machtige vrouwen. Bij haar aantreden kreeg Nora Kasrioui, een jonge vrouw met een hoofddoek, een column.

Ze gaf het blad een eigentijdse impuls, maar de oplagecijfers bleven dalen, net als die van alle andere opiniebladen. Opzij belandde daardoor in een identiteitscrisis: ging het door als feministisch opinieblad of werd het een breder vrouwenblad?

‘Bij de uitgeverij wilden ze vooral een goed lopend vrouwenblad maken, terwijl ik een feministische boodschap wilde uitdragen. Opzij mocht wel een beetje stout zijn, maar het moest wel leuk blijven’, zegt Van der Linden. ‘Ondanks alles lukte het ons wel om een instituutje te blijven. Maar er had veel eerder ingezet moeten worden op vernieuwing.’

Toen van der Linden na vijf jaar vertrok, was Opzij’s oplage min of meer gehalveerd tot 30 duizend.

35ste jaargang, februari 2007. Beeld Elisa Maenhout
35ste jaargang, februari 2007.Beeld Elisa Maenhout

De Weekbladpers trok zijn handen van Opzij af en verkocht het aan Veen Media, waar Irene de Bel, voormalig hoofdredacteur van New Scientist, het blad ging leiden. De Bel droeg de vrouwenzaak wel een warm hart toe, maar wilde minder feministische onderwerpen en meer mannen in het blad. Ze was geen vlammend emancipatieboegbeeld, integendeel, in een interview met NRC omschreef ze zichzelf als een bakfietsmoeder. En dus verscheen in Opzij bijvoorbeeld een verhaal over vrouwen die mooie cupcakes bakten. Daar hadden de oude abonnees geen boodschap aan, maar het trok ook geen jonge vrouwen aan. Veen wilde dat Opzij meer mainstream werd, maar mainstreamvrouwenbladen waren er al genoeg.

‘Kutcakes had wel gekund, maar cupcakes!’, zegt Hedy d’Ancona, die nog steeds in het bestuur van Opzij zit. ‘Er was geen verontwaardiging meer. En je moet toch wel een beetje verontwaardigd zijn om een feministisch blad te maken.’

Kookrubriek

In 2017 gaf ook Veen het op en verkocht Opzij aan uitgever Hans van Brussel, die daarmee het blad van de ondergang redde, want er waren geen andere gegadigden. Zijn echtgenote Marianne Verhoeven, voormalig uitgever van HP/De Tijd, werd hoofdredacteur. En daarmee belandde Opzij weer aan een keukentafel. Met net als in de beginjaren een heel klein budget, oprechte gedrevenheid en een kring van toegewijde freelancers. ‘Opzij was een tijdje heel bedaard en damesachtig, maar de toon is nu weer kloek en eerlijk, helemaal niet tuttig’, zegt Hedy d’Ancona. ‘Het blad oogt fris en haakt goed in op actuele feministische thema’s.’

Zo bericht Opzij over seksuele intimidatie, abortusrechten en gezondheidszorg voor vrouwen, maar er is ook een reisrubriek en zelfs een kookrubriek: ‘Opzij achter het aanrecht’.

Verhoeven veranderde de ‘machtige’ vrouwen uit de Opzij-top-100 in ‘invloedrijke’ vrouwen en gaf de prijs aan vrouwen die maatschappelijk iets bijzonders voor elkaar hadden gekregen, van cardiologe Angela Maas (hartklachten van vrouwen) tot advocate Eva González Pérez (toeslagenaffaire).

Ogenschijnlijk heeft ze het tij mee: feminisme is weer in de mode, maar het is een heel ander feminisme. De woke feministen van nu focussen niet alleen op vrouwenrechten. Zij zien vrouw-zijn als slechts één grond waarop een mens gediscrimineerd kan worden, naast onder meer huidskleur en seksuele geaardheid. Daardoor maken ze fundamenteel andere keuzes. Waar Dresselhuys kritiek had op de druk op moslimvrouwen om een hoofddoek te dragen, verdedigen woke feministen het recht om een boerka aan te trekken.

46ste jaargang, mei-juni 2019. Beeld Elisa Maenhout
46ste jaargang, mei-juni 2019.Beeld Elisa Maenhout

‘Mijn boodschap is vooral zusterschap’, zegt Marianne Verhoeven, die in Opzij ruimte geeft aan het oude én nieuwe feminisme. ‘Ik vind het treurig dat jonge vrouwen elkaar de maat nemen op sociale media. Als we elkaar niet steunen, krijgen we niets voor elkaar. Wat ik ook mis, is diepgang. Vroeger stuurden vrouwen lange, inhoudelijke brieven, nu krijg je een boze tweet.’

Helaas voor Opzij lezen jonge feministen nauwelijks nog bladen. ‘We drijven voornamelijk op de trouwe lezeressen die al lang abonnee zijn. Dat is een fijn publiek, ze zijn echt geïnteresseerd. De boodschap van het feminisme is nog steeds superactueel en ik vind het belangrijk dat we nog steeds bestaan, maar het wordt wel een beetje een niche.’

Vorig jaar kreeg Marianne Verhoeven te horen dat ze ongeneeslijk ziek is. Van een jubileum-feeststemming is bij Opzij dus geen sprake, al blijft Verhoeven op bewonderenswaardige wijze betrokken bij het blad.

De toekomst van Opzij is, met een huidige oplage van 12.500, ongewis. De vraag of er nog wel een markt voor is, dringt zich op.

‘Ik denk dat Opzij zeker nog steeds een rol vervult’, zegt Hedy d’Ancona. ‘We hebben veel bereikt, maar veel ook niet. Tegenwoordig is er bijvoorbeeld veel aandacht voor seksuele intimidatie, maar niet voor een prettige beleving van vrouwelijke seksualiteit. Daar waren wij tijden de Tweede Golf wél mee bezig, maar dat is op de achtergrond geraakt. Ik stond laatst voor een groep studentes. Toen ik vroeg: wie van jullie komt lekker klaar?, zei nog geen derde: ik!’

Langs de feministische meetlat: 169 mannen en één vrouw

Langs de Feministische Meetlat, begonnen in 1992 als een serie waarin de ministers van het kabinet Lubbers III werden bevraagd over emancipatie, was jarenlang een van de best gelezen interviewseries. Aanvankelijk wisselend geschreven door Cisca Dresselhuys en politiek redacteur Marja Vuijsje nam de serie machtige mannen de maat, maar voor het 20-jarig jubileum-nummer interviewde Vuijsje eenmalig een vrouw: PvdA-minister van Binnenlandse Zaken Ien Dales. Het interview veroorzaakte enige opschudding omdat Dales zich uitsprak tegen de gekozen burgemeester. De serie was zo’n succes dat, toen alle ministers van het kabinet Lubbers III waren geïnterviewd, Dresselhuys doorging. Ze legde tot haar pensioen in totaal 169 mannen langs de Meetlat.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden