Analyse
Vijf oud-senatoren in het kabinet: de ooit zo bedaagde Eerste Kamer wordt een politieke kweekvijver
Lang stond de Eerste Kamer te boek als rusthuis voor gearriveerde politici. Maar dat beeld is achterhaald: vandaag bij de Regeringsverklaring zitten liefst vijf oud-senatoren in Vak K in de Tweede Kamer. Steeds meer dient de Eerste Kamer als politieke kweekvijver.
Verandert de Eerste Kamer van parlementair eindstation in springplank voor politiek talent? Nu de senatoren dinsdag voor het eerst sinds het reces weer bijeenkomen, dient deze vraag zich aan. Uit hun midden zijn twee collega’s verdwenen omdat ze zijn toegetreden tot het kabinet-Rutte IV. De VVD’ers Micky Adriaansens (minister van Economische Zaken) en Eric van der Burg (staatssecretaris Asiel en Migratie) waren sinds juni 2019 senator en zijn nu tussentijds tot het hogere geroepen.
Ook aan Rutte III leverde de Eerste Kamer al een flinke bijdrage. CDA’er Wopke Hoekstra draaide zes jaar warm als senator en werd in 2017 minister van Financiën. Toen er gaten vielen in de bezetting van Ruttes derde kabinet, maakten ook de senatoren Ankie Broekers-Knol (VVD, in juni 2019 staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), Alexandra van Huffelen (D66, in januari 2020 staatssecretaris van Financiën) en Ben Knapen (CDA, in september 2021 minister van Buitenlandse Zaken) de sprong. Waarbij zij opgemerkt dat Knapen in Rutte I al eens staatssecretaris was.
De Eerste Kamer voedt ook de Tweede Kamer. Vorig jaar maart, na de verkiezingen, maakten de senatoren Mirjam Bikker (ChristenUnie), Christine Teunissen (Partij voor de Dieren) en Nicky Pouw-Verwey (JA21) de overstap. Voor Pouw-Verweij was dat al na twee jaar. Bikker en Teunissen zaten zes jaar in de Eerste Kamer, waarbij Teunissen tussentijds al even de sprong naar de Tweede Kamer maakte om de tijdelijk afwezige Marianne Thieme te vervangen.
Het is niet het soort mobiliteit dat als eerste op het netvlies staat bij wie denkt aan de senaat als ‘kamer van reflectie’, waar politieke grootheden als Hans Wiegel (VVD), Ed van Thijn (PvdA) of Elco Brinkman (CDA) hun loopbaan van een weloverwogen slotakkoord wisten te voorzien. Maar dat het lidmaatschap van de Eerste Kamer geen eindfunctie hoeft te zijn, blijkt inmiddels gemeengoed binnen politieke partijen.
‘De Eerste Kamer is een perfecte plek om politieke ervaring op te doen’, zegt Paul Luijten, tot vorig jaar voorzitter van de permanente scoutingscommissie van de VVD en zelf voor die partij senator tussen 1995 en 2007. ‘Bij ons zijn twee dingen de afgelopen jaren beleid geworden. Niet wachten tot iemand zich aanmeldt, maar nadrukkelijk mensen benaderen. Vooral vrouwen, die minder makkelijk ja zeggen tegen een politieke functie. En de Eerste Kamer als mogelijkheid onder de aandacht brengen, omdat de overstap dan minder groot is. Je kunt je baan houden en hebt niet de hitte van de Tweede Kamer. Dan kun je altijd nog kijken of je verder wilt in de politiek. Precies zoals Hoekstra heeft gedaan.’
Natuurlijk, doe navraag bij hoogleraar Bert van den Braak, parlementair historicus, en hij kent eerdere voorbeelden. ‘Denk aan de oud-senatoren Hans Hillen (CDA) en Uri Rosenthal (VVD) in Rutte I, of Eimert van Middelkoop (ChristenUnie) en Ab Klink (CDA) in Balkenende IV. En de SP’ers Jan de Wit en Ronald van Raak begonnen als Eerste Kamerlid en werden daarna jarenlang gerespecteerde leden van de Tweede Kamer. Het geeft vooral aan dat het heersende beeld van de Eerste Kamer als instituut met grote afstand tot de rest van de politiek niet klopt.’
Mirjam Bikker van de ChristenUnie was gemeenteraadslid in Utrecht en juridisch medewerker van de Tweede Kamerfractie, voordat zij in 2015 in de Eerste Kamer kwam. ‘De partij zocht een jurist met wat ervaring, voor de reflectie op wetten, maar ook in de wetenschap dat kabinetten in de Eerste Kamer vaak geen meerderheid hebben en de politieke afwegingen dan extra nauw luisteren.’
Het hielp dat de Eerste Kamer zich goed liet combineren met haar jonge gezin. Bikker vertelt dat ze wel eerst even heeft rondgekeken in de senaat. ‘Ik ben op de tribune gaan zitten en zag een levendig, inhoudelijk debat.’ Zag ze ook veel jongeren? ‘Ik was zelf een dertiger en dacht: daarvan kan er nog wel eentje bij. En ik moet zeggen: ik heb er veel geleerd. Je ziet vooral de volle breedte van de rechtsstaat.’
Hoe bekijkt Jan Anthonie Bruijn, voorzitter van de Eerste Kamer sinds 2019 en al tien jaar VVD-senator, de ontwikkelingen: van knekelhuis tot kweekvijver? ‘Een knekelhuis is de Eerste Kamer nooit geweest’, zegt Bruijn. ‘Hier worden jaarlijks zo’n 250 wetsvoorstellen behandeld die de Tweede Kamer al heeft aangenomen. Wij doen dat een dag per week en kijken vooral naar de kwaliteit van de wetgeving.’
Met Marnix van Rij (CDA, staatssecretaris Fiscaliteit) meegerekend komt het aantal oud-senatoren in Rutte IV zelfs op vijf, heeft ook Bruijn vastgesteld. ‘Ik zie de dynamiek, ik zie het tweerichtingsverkeer en ook al gaan de partijen erover, ik vind dat goed. Ik kom uit de gezondheidszorg en daar spreken we van ketenzorg. Zeker nu de bestuurscultuur zo’n groot thema is geworden, is het van belang dat de instituten in de hele keten van de rechtsstaat, van de trias politica, van elkaar weten wat ze doen. Uitwisseling in de personele sfeer draagt bij aan kennis over en herkenbaarheid van het politieke bedrijf, hopelijk ook voor het publiek.’