in beeld

Vier voorbeelden van wél snel en mooi bouwen en wonen

Little C, Rotterdam Beeld Jordi Huisman
Little C, RotterdamBeeld Jordi Huisman

Als er snel een miljoen huizen moeten worden gebouwd, dan valt te vrezen voor de kwaliteit van de woningen en hun omgeving. Vier voorbeelden van bouwvormen die wél een verrijking zijn voor de nieuwe bewoners en de buurt.

Jeroen Junte

Een stad zo groot als Leiden: zoveel woningen moeten er tot 2030 elk jaar worden bijgebouwd in Nederland. Tenminste, volgens de plannen die minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting vorige maand ontvouwde. De komende acht jaar moeten er een miljoen nieuwe woningen bij komen om de wooncrisis het hoofd te bieden. Want laten we de keiharde cijfers er nog maar eens bij halen: er is een acuut tekort van bijna 300 duizend woningen, en dat is de voorzichtige schatting. Onzichtbaar in deze kille statistieken zijn de mensen die in opvangcentra wonen, gevangenzitten in wurgende huurcontracten, gedwongen samenwonen of die feitelijk dakloos zijn maar niet zo staan geregistreerd. Tegelijkertijd daalde het aantal nieuwbouwwoningen in 2021 met 2 procent tot 68 duizend. Datzelfde jaar alleen al steeg de gemiddelde prijs van een koopwoning met 20 procent. Vandaar die robuuste bouwplannen.

‘Maar simpelweg bouwen, bouwen, bouwen, zoals je vaak hoort, is niet de oplossing. Dat is vooral een pleidooi voor minder regels. Terwijl er juist heel zorgvuldig moet worden gebouwd. Wat wij nu bouwen drukt een stempel op de leefomgeving van toekomstige generaties’, zegt stadsgeograaf Cody Hochstenbach. In zijn recente boek Uitgewoond zet hij haarfijn uiteen dat de wooncrisis meer is dan een gebrek aan woningen. ‘Er is vooral een gebrek aan visie.’ Weilanden volplempen met woondozen zal alleen maar nieuwe problemen creëren, zo zegt hij. ‘We moeten zuinig omspringen met de weinige beschikbare ruimte in dit drukbezette land.’

De snelste manier om het woonarsenaal uit te breiden is met de transformatie van leegstaande gebouwen, zoals ongebruikte kantoorpanden of lege bovenetages van winkels. Aan ruimte geen gebrek, want er staat naar schatting 7 miljoen vierkante meter kantoor leeg, mede door het toenemende thuiswerken. ‘Alleen al de bouwtijd van een appartementencomplex is meer dan twee jaar, en daar komen dan nog de planvorming en wettelijke procedures bij. Een kantoorpand daarentegen kan soms al in zes maanden worden getransformeerd tot een woongebouw’, verduidelijkt Francesco Veenstra, die als rijksbouwmeester gevraagd én ongevraagd advies geeft aan de overheid over ruimtelijke ordening.

Maar, zo zegt zowel Veenstra als Hochstenbach, het overgrote deel van die een miljoen nieuwe woningen zal toch nieuwbouw worden. De meest efficiënte uitwerking is met prefabwoningen of standaardhuizen uit de catalogus van een aannemer die zonder architect kunnen worden gebouwd, en prefabbouwsystemen. Inmiddels kan volgens Veenstra met enkele slimme ingrepen in dit bouwproces toch kwalitatieve en diverse woningbouw worden gerealiseerd. Maar dat vereist regie. Dat er met Hugo de Jonge eindelijk weer een minister voor Volkshuisvesting is na een decennium van deregulering is dan ook een hoopvol teken, meent ook Hochstenbach. Nota bene in onze grondwet (artikel 22, lid 2) staat immers dat de overheid zorg moet dragen voor niet alleen voldoende maar ook kwalitatieve woonruimte, schrijft hij in Uitgewoond. Dus tijdelijke wooncontainers die je alleen met een eigen auto kunt bereiken zijn geen oplossing. ‘Er moet een herwaardering komen van ouderwetse volkshuisvesting.’

Cruciaal in deze nieuwbouwopgave is zogenoemde ‘stedelijke verdichting’ waarbij veel woningen op een relatief kleine oppervlakte worden gebouwd. De druk op de woonmarkt is immers het hoogst in steden, verduidelijkt Veenstra. ‘Het aantal alleenstaanden neemt nog steeds toe, met name in de steden. Deze groep kan kleiner wonen, wat goed kan in steden. Mits er ook een goede openbare ruimte is, zoals een park.’ Daarbij is wonen in steden veel duurzamer, zegt Hochstenbach. ‘Alleen al omdat stadsbewoners met de fiets naar het werk kunnen of makkelijker de trein kunnen pakken. Openbaar vervoer en voorzieningen als bibliotheken worden veel efficiënter benut.’

Verdichting staat allang niet meer voor ‘wonen in betonnen dozen’, zoals Wim Sonneveld nog zong in zijn plattelandsode Het Dorp. Juist in steden wordt volgens rijksbouwmeester Veenstra volop geëxperimenteerd met nieuwe manieren van woningbouw, zoals het collectief particulier opdrachtgeverschap (cpo) waarbij de toekomstige bewoners zelf een wooncomplex ontwikkelen. ‘In aantallen zal deze vorm van nieuwbouw de woondruk nauwelijks verlichten. Maar deze avontuurlijke nieuwbouw is maatwerk met veel aandacht voor duurzaamheid of gedeelde faciliteiten als een daktuin of een gedeelde muziekruimte. Het cpo is daarmee een belangrijke aanjager van innovatieve woningbouw.’

Al valt er uiteindelijk ook niet te ontkomen aan bouwen op het platteland. Deze wooncrisis treft – en dat is bijzonder – ook een krimpgebied als Zuid-Limburg, met een gebrek aan betaalbare huurwoningen, of het door aardbevingen geplaagde Groningen waar voor starters een eigen huis eveneens onbereikbaar is. Hochstenbach: ‘Maar bouw vooral daar met biobased materialen en op toekomstbestendige locaties. Op vier meter onder zeeniveau is vanwege de klimaatverandering bijvoorbeeld zinloos.’ De komende jaren zal het aantal boerenbedrijven moeten afnemen, zo heeft het kabinet zich voorgenomen. Daardoor komt er veel ruimte vrij op het platteland. ‘Bouw nou juist op deze agrarische gebieden, zodat de schaarse natuur in Nederland wordt gespaard. Nieuwbouw met visie dus.’

Verdicht wonen in ‘New Yorkse’ lofts: Little C, Rotterdam

Strikt genomen bestaat de nieuwbouwwijk Little C uit vijftien gebouwen, in hoogte variërend van ruim 60 tot amper 20 meter. Maar in tegenstelling tot de eenzame woontorens in het centrum van Rotterdam bestaat dit woonensemble uit intieme pleintjes, levendige straatjes en opvallende stalen loopbruggen die de gebouwen verbinden. En vooral: Little C biedt de dubbele dichtheid van een vooroorlogse Rotterdamse stadwijk als het Oude Noorden, zegt architect Jaakko van ’t Spijker die met Cor Geluk het Bureau Culd vormt. ‘En toch heeft het eenzelfde alledaagse en informele uitstraling.’ Al zal voor de meeste mensen de New Yorkse wijk Greenwich Village met zijn bakstenen pakhuizen met stalen brandtrappen aan de buitengevel de eerste associatie zijn. Ook zijn de meeste appartementen van de ruim driehonderd appartementen van Little C stoere loftwoningen die de bewoners naar eigen smaak konden afwerken. ‘Je hebt uitzicht op de havens en de Euromast, dus je woont echt wel in Rotterdam.’ Wie daaraan mocht twijfelen: zowel de vakjury als het publiek koos Little C als winnaar van de Rotterdamse Architectuurprijs 2021.

Little C, Rotterdam Beeld Jordi Huisman
Little C, RotterdamBeeld Jordi Huisman

De 46 stalen loopbruggen zijn een beeldbepalend element van Little C. Elke brug verbindt telkens drie woongebouwen, waardoor er slechts één liftschacht is geplaatst. Door de nooduitgangen met zigzaggende stalen trappen aan de buitenkant van het gebouw te plaatsen, werd nog meer ruimte gewonnen. ‘Het is een beetje kruip-door-sluip-door met gangen en bruggen. Maar daardoor is het aantal woningen ook zo hoog’, aldus architect Geluk. De bruggen zorgen voor spontane ontmoetingen tussen bewoners van de verschillende gebouwen. ‘Daarnaast zijn er de gedeelde dakterrassen en zitten de postbussen telkens in één gebouw, zodat bewoners daar een praatje maken.’

Little C, Rotterdam Beeld Jordi Huisman
Little C, RotterdamBeeld Jordi Huisman

Nergens in Little C zie je een achtergevel of een binnentuin. Ook loopt er een druk fietspad dwars door het complex. ‘Dat zorgt voor de grootstedelijke reuring.’ Elk gebouw is anders door het verschil in hoogte en volume maar ook in kleur. Toch zijn er maar drie verschillende soorten bakstenen gebruikt, wat de bouwtijd versnelt en de kosten drukt. Maar met alleen een donkere cementvoeg oogt een heel gebouw donkerder. Het is een optisch spel, beaamt Van ’t Spijker. ‘Maar het werkt fantastisch.’ Daarnaast zijn er drie soorten balkons, waaronder overdekt of Frans balkon van hetzelfde zwarte metaal als bruggen en brandtrappen. ‘En elk pakhuis heeft zijn eigen naam, zoals The Chunky of The Grand. ‘Juist dat gevoel van herkenning, dat je je huis bij naam kunt noemen, geeft een huiselijk gevoel dat bij veel stadsnieuwbouw ontbreekt.’

‘Naoberschap’ in opgeleukte bouwpakketten: Vossenburglaan in de nieuwbouwwijk Meerstad, Groningen

‘Achter de voordeur zijn alle 55 woningen in deze straat min of meer identiek. Het is een efficiënt en relatief goedkoop bouwsysteem uit een woningfabriek. Vervolgens hebben wij spelregels bedacht voor drie geveltypes, zoals asymmetrische dakgoten, verschillende metselverbanden of een gedraaide kap. Deze variaties zijn ook weer gemixt en gespiegeld. Bovendien liggen de voorgevels op verschillende afstanden van de straat, waardoor er uiteindelijk een gevarieerd beeld ontstaat’, zegt architect Ben van der Meer van Vector-i. Dit Groningse architectenbureau ontwierp de Vossenburglaan in Meerstad, een nieuwbouwwijk met zowel rijtjeshuizen als vrijstaande woningen.

het nieuwbouw-project Vossenburglaan in Meerstad in Groningen  Beeld Ronald Zijlstra
het nieuwbouw-project Vossenburglaan in Meerstad in GroningenBeeld Ronald Zijlstra

Meerstad ligt aan de rand van de stad Groningen. ‘Dit was ooit boerenland maar fungeert nu als waterberging voor het overtollige regenwater uit de stad op piekmomenten, en dat worden er door de klimaatstress steeds meer. In plaats van bouwen in een weiland wordt hier nu gewoond aan het water’, aldus de architect. Met zijn bakstenen gevels slaat de woonwijk een brug tussen de stad Groningen en het platteland. ‘Elk huis heeft een portaal waarin met een grafisch vormgever een heldere compositie is bedacht om het huisnummer in te metselen. Ook heeft elk portaal een zitbankje dat is geplaatst op de middagzon, zodat ook daarin weer variatie zit. Op deze manier willen wij het straatleven zoals je dat nog ziet of zag in dorpen terugbrengen. Aan het einde van de Vossenburglaan zit een sluis waaromheen voorzieningen als horeca en winkels zijn gepland. Typisch voor de Groningse sluisdorpen.’

Het is precies dat kleinschalige wat bewoner Martijn Schnoing aantrekt. ‘Ik ben opgegroeid op het Drentse platteland en hou van het naoberschap dat ook deze wijk heeft. Er spelen kinderen op straat en iedereen houdt een oogje in het zeil. Met de scooter is het amper een kwartiertje naar de stad, maar bijna aan mijn achtertuin ligt een strandje aan het water.’ Naast het wonen aan het water én de stad kozen Schnoing en zijn vriend voor een twee-onder-een-kapwoning. ‘Een lage energierekening, geen onderhoud, veel ruimte en comfort en een frisse uitstraling’, somt hij de voordelen op. ‘Nu er bomen zijn aangeplant, oogt mijn straat zelfs als een statige laan.’

het nieuwbouw-project Vossenburglaan in Meerstad in Groningen  Beeld Ronald Zijlstra
het nieuwbouw-project Vossenburglaan in Meerstad in GroningenBeeld Ronald Zijlstra

Dit soort woonwijken zijn feitelijk de nieuwe volkshuisvesting, zegt architect Van der Meer. ‘Met dit verschil dat 80 procent van deze woningen in de vrije verkoop gaat in plaats van huur. Maar net als bij de ouderwetse corporatiewoningen worden in een keer grote aantallen woningen gebouwd waarvan nog onbekend is wie de bewoners worden.’ De opgeleukte bouwpakketten waren een van de drie nominaties voor de Groninger Architectuurprijs 2021. Door de gemeente is een supervisor aangesteld die met een zogenoemd Beeldkwaliteitsplan de kwaliteit van de architectuur en daarmee ook de openbare leefomgeving bewaakt. ‘Dat klinkt heel stijf en ambtelijk, maar dat is onmisbaar bij dit soort nieuwbouw. Wij bouwen tenslotte voor die bewoners, ongeacht wie dat zijn.’

Klimaatneutrale appartementen met gedeelde huiskamer: cpo-project Puuur IJce op IJburg, Amsterdam

Het Centrumeiland in de Amsterdamse nieuwbouwwijk IJburg is een opgespoten zandvlakte die langzaam wordt gevuld met woonblokken, wegen en plantsoenen. De wind doet het zand opstuiven en overal klinkt het geluid van boormachines en betonmolens. Pas in 2028 is de wijk af en staan er vijftienhonderd duurzame zelfbouwwoningen, waarvan bijna driekwart door zelf opgerichte bewonerscollectieven wordt gebouwd, het zogenoemde collectief particulier opdrachtgeverschap of cpo. ‘Dit is zelfs de grootste cpo-wijk van Nederland’, zegt Brecht Goeman van Atelier Puuur, dat met Puuur IJce een van de eerste van deze nieuwbouwprojecten heeft opgeleverd. De bewoners nemen daarbij zelf een architect in de arm en hebben dus veel inspraak op het bouwproces. ‘Ook voor de architect is het een intensief traject.’

Cpo-project IJCE op IJburg, Amsterdam Beeld Jordi Huisman
Cpo-project IJCE op IJburg, AmsterdamBeeld Jordi Huisman

Puuur IJce telt 25 appartementen, variërend van 50 tot 160 vierkante meter. Met de kloeke baksteengevel oogt het aan de buitenkant als een gewoon appartementencomplex. ‘Achter de voordeur heeft elke bewoner zijn eigen plattegrond samengesteld’, zegt Charlotte Krielaart (50), die op een begane grond woont. Zo koos Krielaart voor een open trap, een keuken aan het raam aan de straat en schuifdeuren naar het terras. De twee kinderkamers zijn even groot – ‘anders heb je daar gedoe over’. Deze keuzevrijheid kent z’n prijs. ‘Een cpo-traject is niet voor iedereen. Het kost veel tijd en kan stressvol zijn. Ik zou inmiddels een nieuwe loopbaan als bouwadviseur kunnen beginnen’, grapt ze.

Cpo-project IJCE op IJburg, Amsterdam Beeld Jordi Huisman
Cpo-project IJCE op IJburg, AmsterdamBeeld Jordi Huisman

Daar staat tegenover dat alle bewoners elkaar inmiddels goed kennen. Ook heeft het complex een gemeenschappelijke ruimte met een groot terras aan het binnenplein. ‘Er is een enquête onder de bewoners uitgeschreven wat het moet worden. Een fitnessplek, een logeerruimte of een gedeelde huiskamer met boekenkast en leestafel.’ Hoewel de sociale samenhang groot is, is de diversiteit dat ook. ‘Ik heb gereageerd op een open oproep voor dit bouwproject en kende dus niemand. Maar je gaat samen een intensief proces door, dat schept een band.’ Daarbij, elke bewoner pakt zijn rol. ‘De een wat meer op de achtergrond, de ander neemt het initiatief en is het aanspreekpunt voor de architect.’ Zo zat Krielaart een keer vast in de autolift naar de parkeergarage onder het complex. ‘Nu ben ik chef parkeren.’

Met een bouwtijd van slechts een jaar was het cpo-project Puuur IJce relatief snel opgeleverd. ‘De gevel bestaat uit zelfdragende betonelementen. De bakstenen zijn als steenstrips in de prefab-elementen meegestort’, zegt architect Goeman. Het gebouw is bovendien klimaatneutraal. Bij hevige regenbuien wordt water op het dak vastgehouden en weer terug afgevoerd naar de de groene plantsoenen. ‘Er is diep onder de grond één centrale warmte- en koudeopslag aangelegd voor alle gebouwen op het eiland. Op het dak liggen zonnepanelen. En met de prefabbouwtechnieken is veel bespaard op transport en bouwafval.’

Hooischuur van hout, stro en leem in een kersenboomgaard: biobased zelfbouwhuis in de Betuwe

Het woonhuis van het echtpaar Jan (73) en Corrie (74) Maas ziet er niet alleen uit als een hooiberg. Het is gebouwd van meer dan elfhonderd strobalen en heeft bovendien een rieten kap. Aan de buitenkant zitten lariksplanken met daarachter een isolerende houtwolplaat en strobaal. De binnenmuur is afgewerkt met een houtplaat met daarop leem. Deze muren steunen op een op maat gemaakt houtskelet. ‘De isolatiewaarde is twee keer zo hoog als van een regulier woonhuis. Tegelijkertijd zijn de muren dampdoorlatend, zodat de luchtkwaliteit erg aangenaam is. De opbrengst van de 24 zonnepanelen is genoeg om stroom terug te kunnen leveren aan de energieleverancier.’ De warmtepomp spreekt voor zich. En ook niet onbelangrijk: ‘Levende bomen en planten slaan CO2 op. In het hout, stro en riet in ons huis zit daardoor meer dan 80 duizend kilo CO2. Deze bouwmaterialen hebben dus een negatieve footprint.’

Bobased zelfbouwhuis in de Betuwe van Jan Maas en Corrie Maas. Beeld Jordi Huisman
Bobased zelfbouwhuis in de Betuwe van Jan Maas en Corrie Maas.Beeld Jordi Huisman

Maas raakt niet uitgesproken over de voordelen van bouwen met biobased materialen als hout, stro en riet. Ook heeft hij geen rioolaansluiting maar een biotank die schoon water oplevert. De wc spoelt met regenwater. Inmiddels heeft hij al meer dan honderd rondleidingen door zijn huis gegeven – ‘van zelfbouwers tot raadsleden en installateurs’. Op de eettafel ligt nonchalant een interview in het gereformeerde kerkblad Gezinsgids. Met veel moeite wist hij een bouwvergunning los te peuteren voor dit ecologische huis, dat is gelegen in een kersenboomgaard aan de rand van het dorpje Meteren in de Betuwe. ‘Het was een experiment voor de gemeente. Voorwaarde was dat ik alleen natuurlijke materialen mocht gebruiken en dat het huis moest aansluiten bij de agrarische bestemming van de grond. Vandaar een hooischuur.’

Maar ook voor Maas was de bouw een leertraject. ‘Ik heb het hele huis bij elkaar gegoogled’, zegt hij trots. ‘Dan moet je soms ook improviseren.’ Zo sloeg hij een put op 15 meter diepte. Dat had 50 meter moeten zijn voor drinkwater. ‘Nu zit er te veel kalk en ijzer in.’ Dus is hij op het waternet van het woonhuis op het aanpalende boerenerf aangesloten. De bouw was mogelijk met een tractor en simpele bouwsteigers, zo blijkt uit de foto’s die Maas laat zien. ‘Maar in principe kunnen alle bouwelementen van een huis als dit in een fabriek op maat worden gemaakt, waarna het casco in een korte tijd op locatie kan worden gebouwd. Daardoor is er minder vrachtverkeer en ook minder afval.’

Biobased zelfbouwhuis. Beeld Jordi Huisman
Biobased zelfbouwhuis.Beeld Jordi Huisman

De hooischuur van het echtpaar Maas is leeftijdsbestendig. Zo is het mogelijk om volledig op de begane grond te leven, zijn er geen drempels en is de badkamer berekend op een rollator of rolstoel. ‘Dit huis leeft’, zegt Corrie, die naast een houten steunbalk staat. Tussen het leem en de balk, waarin een grote scheur zit, valt een smalle lichtstreep uit de woonkamer in de donkere gang. Het huis beweegt mee met de seizoenen. ‘Zo is de glazen gevel van de woonkamer op het zuiden geplaatst, om in de koude wintermaanden optimaal te profiteren van zonnewarmte.’ In de zomer wordt de glazen luifel aan de zuidgevel voor schaduw deels bedekt met een simpele constructie van hout en linnen. ‘Een touwtje, een katrol en wat hout, kost een paar euro. We zijn vergeten hoe eenvoudig duurzaam bouwen kan zijn.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden