Vice-president roert niet langer in emmer spuug
De Republikeinse presidentskandidaat George W. Bush koos kort voor de gisteren begonnen partijconventie Dick Cheney als zijn 'running mate'. Volgens Paul Brill heeft de figuur van de vice-president langzaam maar zeker aan gewicht gewonnen....
WIE HOORT in de volgende rij niet thuis: John Adams, Thomas Jefferson, Martin Van Buren, John Tyler, Millard Fillmore, Andrew Johnson, Chester Arthur, Theodore Roosevelt, Calvin Coolidge, Harry Truman, Richard Nixon, Lyndon Johnson, Gerald Ford, George Bush, Al Gore?
Het juiste antwoord is: Al Gore. Hij is de enige in deze stoet van Amerikaanse vice-presidenten die (nog) niet is gepromoveerd naar het Oval Office.
Het is vreemd gesteld met het vice-presidentschap in de Verenigde Staten. Lange tijd gold de op één na hoogste politieke ambtsdrager als een illustere, maar marginale bankzitter. Vaak was hij vanuit de partij aan de presidentskandidaat opgedrongen of louter op grond van electorale overwegingen verheven tot running mate. Even vaak werd hij door de president en zijn gevolg zo veel mogelijk buiten het Witte Huis gehouden.
Toen president Woodrow Wilson zich na zijn beroerte in 1919 nog slechts in beperkte mate van zijn presidentiële taken kon kwijten, piekerde zijn naaste omgeving er niet over om de hulp van vice-president Thomas Marshall in te roepen (en deze wilde zich niet opdringen). De ware toestand van de president werd voor de buitenwacht verbloemd, en Wilsons doortastende echtgenote Edith nam in feite het roer van staat goeddeels over.
Weinigen maakten zich illusies over het belang van het vice-presidentschap. In 1844 wees de Democratische conventie Silas Wright aan als running mate van James Polk, maar de uitverkorene bedankte voor de eer: hij bleef liever senator van New York. John Garner, die als understudy van Franklin Roosevelt ook veroordeeld was tot een plek aan de zijlijn, noemde zijn ambt 'een emmer vol warme spuug'.
Halverwege de vorige eeuw begonnen de verhoudingen echter te veranderen. De opkomst van de televisie bracht de figuur van de running mate meer voor het nationale voetlicht. Als vice-president van Dwight Eisenhower ondernam Richard Nixon een aantal in het oog springende buitenlandse missies. John Kennedy dankte zijn nipte verkiezingszege niet in de laatste plaats aan het feit dat de Texaan Lyndon Johnson de Democratische ticket completeerde, waardoor diens belangrijke staat kon worden veroverd (hetgeen de vice-president overigens geen rol van betekenis in het Camelot der Kennedy's opleverde).
Jimmy Carter betrok vice-president Walter Mondale bij alle grote beleidszaken, en dat is sindsdien de regel geworden in het Witte Huis. De vice-president wordt niet langer behandeld als een lastige pottenkijker, maar behoort tot de inner circle van de president.
De waardering voor het vice-presidentschap is niet helemaal meegegroeid met die ontwikkeling. Het ambt is nog steeds het mikpunt van enige meewarigheid, die ook wel wordt ingegeven door de ingewikkelde spagaat die een vice-president moet maken wanneer hij hogerop wil.
Eerst moet hij zich gedurende vier of acht jaar de loyale dienaar van de president betonen, wathem opzadelt met de nodige medeverantwoordelijkheid voor het gevoerde beleid. Maar dan moet hij plotseling laten zien dat hij his own man is, die de fouten van zijn voorganger niet zal herhalen. En vanwege de licht-populistische inslag van de Amerikaanse politiek moet hij zich zoveel mogelijk ontdoen van de geur van Washington. Het geglibber van een ervaren politicus als Gore geeft aan hoe moeilijk die opdracht is.
In totaal hebben veertien vice-presidenten de stap naar de ultieme machtspositie gezet, hetzij op eigen kracht, hetzij door noodlottige omstandigheden gedwongen. Dat is één op de drie. Alleen al daarom is het van belang wie een presidentskandidaat als zijn running mate kiest. Het is als het ware zijn eerste presidentiële beslissing. De Amerikaanse media laten er misschien te veel speculaties op los, maar de keuze wordt terecht van alle kanten tegen het licht gehouden.
Waarop is bij de selectie het meest gelet? Heeft de beoogde vice-president voldoende bestuurlijke ervaring om van de ene op de andere dag de plaats van de president in te nemen? Behaagt de keuze vooral de eigen achterban (die hard moet werken in de campagne) of is het oog veeleer gericht op zwevende kiezers?
Gaat het soortelijk gewicht van de ticket omhoog of wordt de meeste winst geboekt op het gebied van de regionale spreiding? Hoopt de presidentskandidaat met zijn keuze meer kleur te verlenen aan de ticket of bekommert hij zich allereerst om loyaliteit en soliditeit?
Correspondent Bert Lanting heeft in deze krant al uitgelegd op welke punten Dick Cheney, de beoogde rechterhand van George Bush, scoort. Hij kent het klappen van de zweep in het Witte Huis en het Congres. Hij is een onberispelijk conservatief, over wie op de Republikeinse conventie, die gisteren is begonnen, geen kwaad woord zal worden gesproken. Hij zal Bush nimmer voor de voeten lopen. Daarmee houdt het op. Hij komt niet uit een staat die enig electoraal gewicht in de schaal legt. Hij is een matig redenaar en heeft een grijze uitstraling.
Dit biedt een kans aan de tot nu toe erg defensief opererende Gore om zich van een dynamischer kant te laten zien. Zijn keuze valt over een dag of tien te verwachten. Durft hij te komen met iemand die misschien wat minder doorkneed is, maar wel iets meer tot de verbeelding spreekt?
Niet dat daarmee de verkiezingen worden gewonnen. In de campagne concentreert de aandacht zich op de presidentskandidaten; hun running mates opereren op het tweede plan. Maar naarmate de politieke en ideologische verschillen kleiner zijn en karaktereigenschappen een grotere rol spelen, kan een vice-presidentskandidaat met enige allure allicht extra stemmen trekken.
In de peilingen kan de presentatie van een attractieve running mate zelfs voor een stijging van 5 tot 6 procent zorgen, zo heeft een expert van het Brookings Institution berekend. Zo'n 'injectie' is veel waard, vooral als de krachtsverschillen klein zijn.
Een kleurrijker figuur brengt uiteraard ook een verhoogd risico met zich mee. De ironie wil dat juist de vader van Bush heeft bewezen dat zo'n risico nog niet fataal hoeft te zijn. Zijn verrassende keus in 1988 was de jonge senator Dan Quayle, die vervolgens in de campagne vooral een talent voor versprekingen en onjuistheden aan de dag legde.
De kiezers hebben Bush sr. er niet voor gestraft. Dat gebeurde pas vier jaar later, toen de Democraten met Bill Clinton en Gore een zoveel energieker en wervender koppel in het veld brachten.