Vervoersbedrijven: helft van het streek-ov rijdt niet op eerste van vijf stakingsdagen

Het is voor de tweede keer in een paar weken tijd dat werknemers in het streekvervoer staken. Op 19 en 20 januari legden chauffeurs, machinisten en conducteurs ook het werk neer. Toen reed volgens de werkgevers 40 procent van het openbaar vervoer niet, volgens FNV ging het om 70 procent.

De impact is dit keer potentieel groter. De vorige actie was een initiatief van vakbond FNV, deze keer staken ook leden van CNV mee. In totaal vallen er zo’n 13 duizend werknemers onder de cao waar het nu om gaat. Daarvan zijn 5.500 mensen lid van FNV en 2.500 van CNV.

De vervoersbedrijven zeggen dat de staking meer gevoeld wordt in het zuiden dan in het het noorden van het land. In Friesland en Groningen rijden bijvoorbeeld wel treinen van Arriva, in Limburg niet. Daar ligt ook een groot deel van de buslijnen plat. CNV bevestigt het beeld, maar vult aan dat ook in Overijssel, Flevoland en rondom Utrecht vrijwel niks rijdt. In die regio’s staakt 70 tot 90 procent van de werknemers, zegt de vakbond. Zowel de claims van de vervoersbedrijven als die van de vakbonden vallen niet goed te verifiëren.

Op nul beginnen

Het conflict tussen werkgevers en werknemers spitst zich met name toe op het loon. Bedrijven als Arriva, Qbuzz en Keolis, die in grote delen van het land het streekvervoer uitvoeren, zijn niet bereid om meer dan 8 procent loonsverhoging te bieden en volgend jaar nog eens 3 procent. Dat is al een verhoging van het bod. Eerder zeiden de vervoersbedrijven niet meer dan 5 procent te willen bieden.

Als de onderhandelingen opnieuw worden gestart, betekent dat niet dat de werknemers sowieso van 8 procent loonsverhoging uit kunnen gaan. De vervoerders zeggen dat het loonbod met de staking van tafel is en dat er weer van voren af aan zal worden begonnen. De vakbonden eisen dit jaar 10 procent loonsverhoging en volgend jaar 4 procent.