Versterk culturele band met Suriname
Nederland moet de liefde van Suriname beantwoorden en de culturele banden met de vroegere kolonie versterken, betoogt Pieter Broertjes...
‘Frisse morgen’, zegt Charlie Sabajo iedere morgen als hij klaar staat ons naar de ondoordringbare jungle te brengen. Na enkele dagen zeiden alle Nederlandse toeristen het ongemerkt. Veel leuker dan ‘Goedemorgen’.
Charlie en zijn oudere collega Julius Lingaard wonen diep in de tropische regenwouden in West-Suriname. Ze werken als gids voor de bewoners van het enige gastenverblijf in Kabalebo. Een fantastische, nog ongerepte plaats waar de westerse mens kan onthaasten zonder enige verbinding met de buitenwereld; geen telefoon, geen gsm, geen blackberry. Afzien dus.
Maar met mensen als Charlie en Julius, met duidelijk Indiaanse voorouders, is elke dag een feest. Ze vertellen vol trots dat Nederlands hun eerste taal is. Ze spreken het zoals wij het spraken in de jaren vijftig, tikje formeel, maar met dat ronde Surinaamse accent. Ze volgen alles in Nederland. Niet in de laatste plaats omdat ze er familieleden hebben wonen of omdat ze er zelf al enige keren zijn geweest. Nederland is voor hen dichtbij.
Wie Suriname voor het eerst betreedt, raakt verward doordat iedereen van hoog tot laag de Nederlandse taal machtig is. Logisch, want het is een verplicht vak op school. De onafhankelijkheid van Suriname, in 1975 met veel tam tam tot stand gekomen, heeft daarin geen verandering gebracht. Integendeel. Elke poging het Nederlands te schrappen, leed schipbreuk in de vergadering van de gekozen volksvertegenwoordiging. De familiebanden met de Surinaamse bevolking in Nederland bleken keer op keer te sterk.
Ruim dertig jaar later is het dilemma levensgroot. De roep om nauwere culturele banden met Nederland is groter dan ooit, maar de liefde wordt niet beantwoord. De mentale afstand is aan Nederlandse kant erg groot. De koudwatervrees om met Suriname sterkere relaties aan te gaan, is sinds de coup van Bouterse in 1980 alleen maar sterker geworden. Suriname staat voor gedoe, voor drugsoverlast, voor geklaag over het per verdrag toegezegde en nog niet geheel uitgekeerde geld. En niet voor het aanhalen van vriendschapsbanden en het bevorderen van kennis en gebruik van de Nederlandse taal. Zoals dat in een Gemenebest heel normaal is. Vraag dat maar aan de Engelsen en de Fransen.
Drie decennia stond de politieke klok stil in afwachting van betere tijden. Het is toch te gek dat Lubbers (12 jaar premier vanaf 1982) en dat Kok (8 jaar premier sinds 1994) Suriname nooit hebben bezocht. Sterker, koningin Beatrix heeft nooit meer een voet aan land gezet sinds Bouterse aan de macht kwam. Een officieel bezoek van de huidige president Venetiaan in 1992 wacht nog altijd op een contrabezoek van haar. Dat doet pijn en is diplomatiek ongehoord.
Het is de verdienste van premier Balkenende dat hij deze magische cirkel in 2005 heeft doorbroken bij de viering van dertig jaar onafhankelijkheid. En onlangs in mei was hij weer present op doorreis naar Peru en er zijn plannen om in december opnieuw langs te gaan. Ze noemen hem in de volksmond niet voor niets ‘flexi’; dat is iemand die het juiste gevoel heeft voor de aard van Surinamers.
Het is merkwaardig hoeveel gêne in Nederland bestaat voor de promotie van de eigen taal. Dat geldt niet alleen voor de oud-kolonie Suriname, maar nog sterker voor de Antillen, waar het Nederlands inmiddels de vierde taal is. Maar ook voor Zuid-Afrika waar de Nederlandse taal (onder Afrikaners) nog volop hoorbaar is. Om maar te zwijgen van Indonesië waar alleen de oude garde nog een woordje Nederlands kan spreken.
Dat lijkt op een vorm van taalnationalisme. Als het Nederlands niet helemaal wordt gesproken zoals in Nederland dan nemen we het niet serieus (vraag maar aan de Vlamingen). Waarom zien we het niet juist als een verrijking, het Nederlands zoals zelfs Mandela dat nog spreekt.
Feit is dat in Paramaribo welgeteld één goede boekhandel is, dat het niveau van de schoolboeken erbarmelijk is, dat het niveau van de Surinaamse kranten niet al te best is. En wie Nederlandse kranten wil lezen, kan lang zoeken. Het recente lidmaatschap van Suriname van de Taalunie heeft nog tot weinig tastbare resultaten geleid, behalve de toevoeging van enkele Surinaamse woorden als ‘bakra’ en ‘doekoe’ in de laatste druk van Van Dale. Waarom is er geen academische opleiding Nederlands in Paramaribo opdat er een uitwisseling ontstaat tussen taaldeskundigen op niveau.
Misschien is er kans op verbetering. Minister Plasterk van Onderwijs en Cultuur was de afgelopen maand in Suriname. Met vakantie. Ook hij was onder de indruk van de gevoeligheid voor de Nederlandse taal in dit stukje ‘tropisch Nederland’ (W.F. Hermans) in Zuid-Amerika. Laat hem het initiatief nemen de armoedige culturele uitwisseling tussen beide landen te verrijken met nieuwe initiatieven: nodig writers in residence uit, lanceer een Nederlandse opleiding aan hun universiteit en zorg dat de koningin de komende twee jaar zo’n cultureel akkoord tekent... in Paramaribo. Dat zal de open wond tussen beide landen sneller helen.