Van de aasgier en de zaagvis: light verse voor jong en oud
‘Ken jij mevrouw kameleon,..
in haar gelegenheidsjapon
met frutseltjes en franje?
Zij kleedt zich altijd heel apart.
Haar avondjurk is zwart,
met vlaagjes vaag oranje.’
Dichten alsof het niets is, dat kan Bette Westera. Dat blijkt bijvoorbeeld uit haar van plezier glanzende vertalingen van De kat met de hoed en andere klassiekers van Dr. Seuss, een paar jaar geleden. Nu bewijst ze haar kunnen met eigen werk in het chique uitgegeven dierengedichtenboek Ik leer je liedjes van verlangen, en aan je apenstaartje hangen.
Van de aasgier die oude nesten ruilt voor veren en de gewetensbezwaarde bever tot de zingende zaagvis en de filosoferende zeester trekt een vermakelijk dierenalfabet aan de lezer voorbij. Westera brengt een oud genre tot nieuw leven: dat van de fabel. Ze doet dit met aanstekelijke light verse waarvan zowel voor kinderen als volwassenen te genieten valt.
Een feest voor het oog zijn de illustraties van Sylvia Weve, die na jaren overwegend zonder kleur gewerkt te hebben overstapte op een warme collagetechniek met waterverf. Haar nieuwe stijl is echt een aanwinst.
Westera’s fabels op rijm houden het midden tussen de maatschappijkritische versjes van Annie M.G. Schmidt en de Sesamstraat-liedjes van de onlangs overleden Driek van Wissen.
Westera is technisch beter dan Van Wissen, maar ze mist de verraderlijke lichtheid van Schmidt, die in haar bedoelingen voor kinderen heel expliciet was en de grapjes voor volwassenen zo verwerkte dat de kinderen er geen last van hadden.
En dat is wel het enige nadeel van dit klein beletterde boek: de gedichten zijn wat inhoud betreft soms echt op volwassenen gericht. Een kind heeft geen idee wat een makelaar doet en beleeft dus weinig lol aan het sterke gedicht over de aasgier. En om de eendagsvlieg net zo ontroerend te vinden als de schrijfster hem bedoeld heeft, moet je een keer hopeloos verliefd zijn geweest. Ook in haar woordkeuze overschat Westera haar lezers hier en daar, met mooie maar onbekende woorden en gezegdes.
Dat neemt niet weg dat haar gedichten over pijnlijk herkenbare ondeugden zeer geslaagd zijn. Het luie kangoeroejong bijvoorbeeld, dat niet wil springen en zich lekker door zijn moeder laat dragen. Of de ekster die niet tevreden is met zijn verjaardagscadeaus. Hij had zilver en andere glimmende dingen gevraagd en krijgt bonbons en een bloem.
Ook het gedicht van de modieuze kameleon, hierboven geciteerd, is erg geslaagd. Wat uiterlijk en opzet betreft is Ik leer je liedjes van verlangen, en aan je apenstaartje hangen een opvolger van het vorig jaar met een Gouden Penseel bekroonde fabelboek van dezelfde uitgever: Boven in de groene linde zat een moddervette haan van Maria van Donkelaar, Martine van Rooijen en Sieb Posthuma. Westera’s boek is echter stukken beter geschreven, toegankelijker en gevarieerder.
Maar wie dit wil gaan voorlezen moet zich dus wel even voorbereiden. Of dat erg is? Nee, natuurlijk niet. De verzameling sprookjes van Grimm is ook voor een deel te moeilijk door het zeer diverse karakter van de volksverhalen. Het ene verhaal spreekt de een aan, het andere de ander.
Dat maakt Grimm ook zo geschikt als boek voor het hele gezin. Wel valt te hopen dat de uitgever de beste gedichten eens apart uitgeeft of op posters drukt voor in de klas, want daar is een aantal dierengedichten ook wat beeld betreft heel geschikt voor.Pjotr van Lenteren