Van Dale is weer een ietsepietsie dikker
Negenduizend nieuwe woorden telt de 14de editie van de Dikke van Dale. De beschermheilige van het Nederlands blijkt niet te beroerd om een woordje over de grens te spreken....
Hoe dik mag een Van Dale worden? ‘Een pietsje dikker’, verontschuldigde directeur Wolthoorn zich maandagmiddag bij de presentatie in de bovenzaal van het Concertgebouw in Amsterdam. Het klonk als de slager die een plakje worst te veel heeft afgesneden, maar het gaat wel om 160bladzijden extra, een formaat dat op zelfstandige basis al gauw een roman heet. Ruim zeven kilo weegt de 14de editie van het Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, beter bekend onder zijn roepnaam Dikke van Dale. Dikke van Dale, beschermheilige van het Nederlands, liet zich bij de presentatie gisteren kennen als een heer van stand. Werelds genoeg om de taal van de straat te verstaan, niet te beroerd om een woordje over de grens te spreken, maar weer wel zo zelfingenomen dat woordje opnieuw te willen uitvinden. Zo wordt Van Dale dus vanzelf dik. Een ringtone is een beltoon, een ringtoon is een beltoon en een beltoon is een signaal waarmee een (mobiele) telefoon een binnenkomend gesprek signaleert, synoniem voor ringtone. Drie woorden, één betekenis. Zo is de Dikke van Dale nu eenmaal, een pietje precies en uitputtend in volledigheid. Bij zijn veertiende heruitgave presenteerde het Groot Woordenboek zich als klassiek èn modern. Uitgever Rik Schutz denkt die paradox gevangen te hebben in de vormgeving. De 4644pagina’s zijn verpakt in aventurijnblauw, een metaalachtig blauw dat in het 18de eeuwse Italië bij toeval ontstond. Samen met de flinke en eigentijdse belettering hebben de vier banden (ook eentje voor de cd-rom) een even eerbiedwaardige als tijdloze uitstraling gekregen. ‘Een granieten rots in de taalbranding’, aldus directeur Bram Wolthoorn, een van de vele blijken van zelfgenoegzaamheid in het Concertgebouw. Dikke van Dale wordt als fenomeen het best belichaamd door zijn hoofdredacteur Ton den Boon, een joyeuze heer die het graag een beetje deftig mag zeggen, maar ook met een knipoog. Het gaat goed met het Nederlands, luidde zijn boodschap. ‘Onze taal bruist van de dynamiek, onze woordenschat groeit als kool en onze taal is springlevend.’ Als uitdrukking van de eigen identiteit moet het Nederlands gekoesterd worden. ‘Zelfs nu onze werkelijkheid economisch en politiek meer geïntegreerd raakt in die veel grotere, Europese werkelijkheid, blijft onze eigen Nederlandse taal een anker in de werkelijkheid.’ Dat klinkt als een oproep tot behoudzucht, maar Van Dale is niet zuinig geweest. Ruim negenduizend woorden zijn toegevoegd in vergelijking met de vorige uitvoering van zeven jaar geleden en daarbij is het Engels niet geschuwd, getuige termen als slowfood, voicedialing en prepaid. ‘Vaak figureren ze bij gebrek aan een Nederlandstalig equivalent in onze taal om later alsnog te worden vervangen door een Nederlandstalige pendant.’ Nieuw in nummer 14 zijn zogenoemde allusies, woorden of begrippen die een hedendaags cultuurverschijnsel uitdrukken. Miss piggy is een vrouw met een gezette gestalte en een beatrixkapsel is een strak in model blijvend kapsel met op watergolven lijkend gepermanent haar. Had Van Dale niet wat minder dik gekund? Feestredenaars Raoul Heertje en Jan Mulder vonden van wel. ‘De taal verdwaalt’, stelde oud-voetballer en columnist Mulder. Het begrip plofbal was voor hem een angstwekkend voorbeeld. De Dikke van Dale moet dat soort woorden niet opnemen, maar juist boycotten. Stand-upper (ook nieuw) Heertje is dat met hem eens. ‘Minder woorden, meer emoties.’