Studentenprotest
Universiteit verloochent haar opdracht
De studenten moeten zich meer richten op het wezenlijke probleem: de stelselmatige bevoordeling van bètastudies, vindt Sander van Walsum.
Voor een betrekkelijke buitenstaander klonk het allemaal een beetje gezwollen. De studenten verweten de bestuurders dat die de universiteit tot diplomafabriek wilden degraderen, dat zij het kille rendement lieten prevaleren boven hun academische opdracht, en dat zij de faculteit Geesteswetenschappen - de hoeksteen van de universiteit - overleveren aan de boze krachten van 'de markt'.
Het was, tot dan, het hoogtepunt van de acties. Amsterdamse studenten geesteswetenschappen belegden een paar weken geleden een protestbijeenkomst in cultureel centrum Crea. Tegen de bezuinigingen. Vroeger zou zo'n bijeenkomst in de late ochtend of de vroege middag hebben plaatsgevonden. Nu zat de theaterzaal om negen uur 's ochtends bomvol betrokken studenten. Ongetwijfeld voegden de organisatoren zich naar de agenda van collegevoorzitter Louise Gunning, rector magnificus Dymph van den Boom en faculteitsdecaan Frank van Vree, die hun plannen kwamen toelichten. Maar toch: al die studenten waren er toch maar.
Vroeger was het actievoerende studenten vooral om 'studeerbaarheid' en de 'toegankelijkheid' van het onderwijs te doen. Nu werpen zij zich op als bewakers van de academische zuiverheid. Ze luisterden dan ook aandachtig naar de bestuurders. Alleen toen Van den Boom sprak over het studieregime gaven de toehoorders blijk van hun ongenoegen. 'Wij verwachten van studenten dat zij een driejarige studie in vier jaar afronden. Dat lijkt mij geen buitensporige eis', zei Van den Boom. Beschaafd gejoel was haar deel.
Belastingbetaler
Het verhaal van de bestuurders klonk alleszins redelijk. Al was het maar omdat Gunning zei zichzelf als de natuurlijke bondgenoot van de bezorgde studenten te beschouwen. Maar ja: de universiteit moest zich ook kunnen verantwoorden tegenover de belastingbetaler. En daar wringt de schoen.
De faculteit Geesteswetenschappen, met zo'n zevenduizend studenten, kent een aantal problemen, zoals vergaande 'versnippering van het aanbod' (veel kleine vakken) en een grote uitval van studenten. Zolang de studentenaantallen - die de grondslag vormen van de financiering - bleven stijgen, werd de noodzaak van hervormingen niet gevoeld. Maar sinds een aantal jaren neemt de instroom af. Het college van bestuur heeft de faculteit opgedragen vóór 2018 structureel 7 miljoen euro te bezuinigen (op een budget van 82 miljoen). Van de 700 voltijdbanen zullen er 98 verdwijnen.
De studenten maken vooral bezwaar tegen het voornemen om het mes te zetten in de 28 bachelor- en 67 masteropleidingen die de faculteit nu nog aanbiedt. Zij vrezen dat vooral 'de kleine letteren' (taal- en cultuurstudies met weinig studenten) het slachtoffer worden. Zo zouden de 'onrendabele' opleidingen Zweeds, Deens, Noors, Pools, Tsjechisch, Italiaans, nieuw-Grieks en Servisch/Kroatisch weleens helemaal uit Nederland kunnen verdwijnen. Eerder werden Roemeens, Fins, Hongaars en Portugees door dit lot getroffen.
Volgens Van Vree 'heeft het geen zin een hele studie Tsjechisch aan te bieden als hier slechts twee studenten staan ingeschreven'. Als bijvak of als deel van een brede taalopleiding zou het vak wel behouden kunnen blijven. De decaan zinspeelde op een algemeen basisjaar, waarna studenten zich kunnen specialiseren. Elders is deze 'brede bachelor' al ingevoerd. In Groningen is een aantal kleine talenstudies samengevoegd in 'Europese talen en culturen' en vormen Hebreeuws en Arabisch samen het vak 'talen en culturen van het Midden-Oosten'. In Leiden kun je Portugees studeren als onderdeel van 'international studies'. Kortom: zo vreselijk veel is er niet aan de hand.
Met de bezetting van het Bungehuis stichtten de studenten onbedoeld verwarring over hun motieven. Opeens ging het niet meer over de bezuinigingen en over het treurig lot van de kleine letteren maar om de bestuurscultuur van de UvA en om het gebrek aan inspraak. Daarmee onttrokken zij een veel wezenlijker thema aan het oog: de stelselmatige bevoordeling van 'harde' bètadisciplines ten opzichte van de alfa- en gammavakken. Een kleine letterenstudie wordt al snel als franje aangemerkt: leuk als je je deze luxe als universiteit kunt veroorloven, maar misbaar als er moet worden bezuinigd.
Outputfinanciering
De eerste Nederlandse universiteiten ontleenden hun bestaansrecht aan de disciplines die nu bij de geesteswetenschappen worden geschaard. In de loop der eeuwen hebben de bètavakken het primaat verworven. De laatste decennia lijkt deze trend zich te hebben versneld onder invloed van de 'outputfinanciering' - die weer de reactie was op de academische vrijblijvendheid die enkele decennia geleden de norm leek te zijn. De studieduur werd aan banden gelegd. Faculteiten werden afgerekend op basis van meetbare rendementen, zoals het aantal promoties en verstrekte diploma's.
Momenteel is 'valorisatie' het onwelluidende toverwoord van de academische wereld: 'het proces dat kennis omzet naar commercieel haalbare producten, processen of diensten'. Het topsectorenbeleid stoelt op het streven naar valorisatie: van de negen topsectoren waarin de overheid extra geld investeert, is slechts een - creatieve industrie - met enige goede wil als 'soft' aan te merken. Zoals uit de Volkskrant-bijlage Sir Edmund van 21 februari bleek, komen de middelen van onderzoeksfinancier NWO overwegend bèta-onderzoekers ten goede. Symptomatisch voor de bèta-dominantie is het feit dat bij de benoeming van de voorzitter van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, stamcelonderzoeker Hans Clevers, werd gebroken met de gewoonte deze positie beurtelings aan iemand met een bèta- en alfa-achtergrond te gunnen.
De verdwijning van Tsjechisch zou voor de wetenschap misschien geen aderlating zijn. Op het bestaansrecht van Noors is ook wel wat af te dingen. Maar als successievelijk alle 'kleine letteren' verdwijnen of verder worden gemarginaliseerd, verloochent de universiteit haar opdracht zoals die ooit werd verstaan: activiteiten faciliteren waarvan nut en noodzaak niet - of pas op lange termijn - zichtbaar zijn. Voor de universiteit zouden andere regels moeten gelden dan voor bedrijven met aandeelhouders, verlies- en winstrekeningen. Onder het regime van de nieuwe zakelijkheid moet de universiteit een status aparte voor zich opeisen. Dat zou met zich moeten meebrengen dat grote talen als Italiaans en Pools niet langer bij de 'kleine letteren' worden geschaard - louter vanwege het bescheiden aantal studenten.
De demonstrerende studenten hebben gelijk, meer dan zij zelf beseffen.
Sander van Walsum is historicus en verslaggever van de Volkskrant.