Column
Uitbreiding gemeentelijke belastingen moet lukken
Voor de zoveelste keer regent het pleidooien voor uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied. Zelf maakte ik deel uit van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ingestelde Commissie Financiële Ruimte, die afgelopen maand bij monde van haar voorzitter Alexander Rinnooy Kan een advies om het gemeentelijk belastinggebied te vergroten het licht deed zien. Het werd voorafgegaan door een vergelijkbaar pleidooi van de Raad voor Financiële Verhoudingen en ook het Centraal Planbureau (CPB) kwam met doorrekeningen van varianten. De vraag is natuurlijk waarom het deze keer wel zou lukken daar waar dit soort voorstellen al zo vaak een vroege dood gestorven zijn.
Terugkijkend moet je misschien concluderen dat de argumenten niet altijd even verstandig gekozen waren. Vaak werden financiële tekorten bij gemeenten aangevoerd als argument om het gemeentelijk belastinggebied te vergroten; of allerlei prachtige ambities die van financiering voorzien moesten worden. Hoe waar ook, het is dan maar een kleine stap naar de conclusie dat vergroting van het gemeentelijk belastinggebied zal leiden tot een hogere totale belastingdruk voor burgers en bedrijven. Vanaf dat punt is elk pleidooi voor een groter gemeentelijk belastinggebied een uphill battle. Wat ook niet hielp, is dat de discussie telkens strandde op het te gebruiken instrumentarium. Gemeentelijke belastingen zijn meestal ofwel irritant (hondenbelasting, toeristenbelasting, precario, onroerendezaakbelasting), ofwel ze leiden tot onwenselijke inkomenseffecten die op hun beurt niet alleen aanleiding geven tot discussies over de vraag of er genivelleerd of gedenivelleerd moet worden maar vooral ook of de gemeente daarbij een rol hoort te spelen.
Toch denk ik dat het deze keer wel kan, nee moet lukken. Daar heb ik drie redenen voor.
De minst belangrijke reden is dat we inmiddels weten dat er instrumenten zijn waarmee een uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied inkomensneutraal kan worden ingevoerd. Met andere woorden: meningsverschillen over de noodzaak van nivellering of denivellering hoeven de invoering niet op te houden en de discussie niet te belasten. Het CPB heeft laten zien hoe met name de gecombineerde invoering van een ingezetenenbelasting (eenzelfde bedrag per ingezetene) en de verbreding van de onroerendezaakbelasting (een OZB voor gebruikers en eigenaren, met minder vrijstellingen) ingevoerd kan worden zonder noemenswaardige inkomenseffecten.
Een tweede reden dat het nu wel kan lukken, is dat zich eens in de zoveel tijd een moment aandient waarop de regering bereid is grote bedragen vrij te maken voor lastenverlichting. Zo'n moment is nu aangebroken. Niemand kent de precieze cijfers nog maar het kabinet heeft miljarden beschikbaar voor belastingverlaging en lijkt ook bereid die in te zetten voor een stelselherziening. Dat is verstandig, omdat elke stelselherziening ook negatieve inkomenseffecten kent; met voldoende ruimte voor belastingverlaging kun je die negatieve gevolgen compenseren. Maar het betekent ook dat als de vergroting van het gemeentelijk belastinggebied samenvalt met die grote belastingherziening, we één ding zeker weten: de belas- tingdruk gaat niet omhoog maar omlaag. En dat is precies waar vorige plannen faalden.
Het derde argument is echter het belangrijkst. Er heeft de afgelopen jaren een enorme decentralisatie van rijkstaken naar gemeenten plaatsgevonden, met name op het gebied van zorg en onderwijs. Hierover vonden in Den Haag felle debatten plaats, waarbij partijen heel verschillende keuzes konden maken; de één koos voor hoge collectieve uitgaven, de ander niet, allebei te financieren door politiek onderbouwde keuzes voor hogere of lagere premies en belastingen. Nu steeds meer van deze diensten door gemeenten geleverd worden, zouden politieke partijen op lokaal niveau eigenlijk hetzelfde debat moeten kunnen voeren; de VVD moet op gemeentelijk niveau wezenlijk andere keuzes kunnen maken dan de SP. Maar helaas. Dat gaat niet. De inkomsten van gemeenten liggen grotendeels vast en instrumenten waarmee ze zelf kunnen kiezen om meer of minder geld uit te trekken, om hun burgers politieke keuzes voor te kunnen leggen voor meer of minder dienstverlening, blijken in de praktijk zeer beperkt voorhanden.
Daar ligt de voornaamste reden om het gemeentelijk belastinggebied juist nu uit te breiden. Decentralisatie was mede bedoeld om de politiek dichter bij de burger te brengen. Vergroten we het lokale belastinggebied niet terwijl we wel grootscheeps decentraliseren, dan organiseren we vooral een enorm verlies aan democratie en politiek debat. Dat kan niet de bedoeling zijn.