Uit het raam gewaaid
Jaren geleden vond ik op een stoep een papiertje. Er stond op geschreven: 'De rechte weg is altijd de kromste.' Het was in de dagen van Barbarber, toen de kunst op straat lag en een gevonden voorwerp een vondst was....
Het allermooiste is natuurlijk het geplande met de schijn van toevalligheid. Voor proza en poëzie met dat karakter heb ik altijd een voorkeur gehad en dat komt, voor de poëzie, waarschijnlijk door het werk van Richard Minne. Poëzie die uit het raam is komen waaien. Het andere uiterste, dat van de doorwrochtheid, moet die voorkeur voor het schijnbaar toevallige delen. De middenweg is zelden boeiend, want die is de rechtste.
De mooist uitgevoerde bundel poëzie van dit jaar verscheen vorige week bij uitgeverij Umbra te Groningen. Het boekje is gebonden, is vrij klein - wat het iets begeerlijks geeft - het heeft een heel origineel omslag - letter en beeld - en de typografie is heel fraai. De erin opgenomen illustraties zijn geraffineerd op en over de pagina's aangebracht. Alles, tot de kleur van de schutbladen, is heel doordacht. De vormgeving is van Jacques Janssen, die als typograaf het bekendst is geworden door zijn werk voor Athenaeum-Polak & Van Gennep. De tekeningen zijn ook van Jacques Janssen, - hij is altijd ook 'vrij' beeldend kunstenaar geweest. Ook de gedichten zijn van Jacques Janssen. Het is jammer dat niet een van de teksten op muziek staat, - het boekje was totaal geweest.
De strengheid van het boekje, de voornaamheid en weldoordachtheid ervan ook lijken te contrasteren met de gedichten, die in geest wel verwant zijn met de tekeningen, althans met enkele ervan, want ze zijn nogal verschillend van uitvoering. Het bundeltje heet De bekende weg, en dat kan weinig avontuurlijk klinken. Een tweeregelige tekst dient als motto:
De bekende weg
je kan er niet genoeg naar vragen
Dat is haast een tekst in de geest van K. Schippers, bij wie de lezer ook voortdurend geadviseerd wordt naar het bekende te vragen, want dat kent hij niet. Dat 'je' de lezer is, zal duidelijk zijn. Maar de twee regels zijn ook een zelfaansporing. En Janssen heeft geluisterd; de eenvoud van de gedichten bewijst het. Maar nog meer. Wie steeds naar de bekende weg vraagt, moet wel in een onbekend land of onbekende tijd terecht zijn gekomen: hij herkent weinig of niets meer. Van de waarden bijvoorbeeld die hij hoogacht. Misschien is dit typerend:
Men kijkt zijn ogen uit hier
geen zweet voor brood
geen god of gebod
de waterstand beneden peil
Dat is een fraai pamfletje in de wind. Dat laatste zeg ik erbij; de vorm is zeer onnadrukkelijk en kan de gedachte aan conservatisme onmiddellijk neutraliseren. De taal van reactionairen is altijd te zwaar en daardoor ongeloofwaardig. Het verdwijnen van de religie geeft de laatste gelovigen soms een taal, die een rechtvaardiging van het verdwijnen lijkt. Maar je kunt de leegte ook zo dichten:
De kerk heeft een middenpad
en twee zijpaden
langs de paden bereikt men god
zegt men
Er wordt weinig gebruik van gemaakt.
Dat 'zegt men' is het aardigste, want de insider neemt even de plaats in van de buitenstaander. Daarmee wordt veel gerelativeerd, maar tegelijkertijd benadrukt. En met 'de' wordt het gebouw de kerk zelf, wat nog theologisch te verdedigen is ook!
Het gedichtje is ook hierom typerend: het begint bijna onverhoeds, zonder inleiding alhans. De teksten in de bundel hebben iets fladderigs; ze lijken uit de lucht te komen vallen, het zijn eerder fragmenten, of, als men wil, delen van een verder verzwegen geheel, dat zich door de lezer laat aanvullen. De gedichten zijn niet uitgesproken, en dat is het bekoorlijke ervan. En Janssen zelf spreekt zich ook niet uit; hij observeert eerder - en in de aard van de observatie verraadt hij zich natuurlijk ook - en het resultaat is een kleinbeeld als dit:
Door haar verlaten
zat hij op een bank voor de supermarkt
en at een perzik
Er was geen sap
dat langs zijn lippen liep
er was geen begeerte in de beet.
Dat is zonder meer, in alle schijnbare eenvoud, indrukwekkend. Even dacht ik aan Walter Mitty, de onvergetelijke hoofdfiguur uit het beroemde korte verhaal van James Thurber.
Janssen heeft als typograaf gewerkt voor Johan Polak en voor Rob van Gennep, eerst voor beiden samen, later voor ieder afzonderlijk. Beiden kregen een 'in memoriam', moet ik zeggen, al is de term te zwaar. Ik aarzel tussen de twee. Tenslotte kies ik voor het gedicht voor Johan Polak, die zonder twijfel in het hiernamaals tegen iedereen zal zeggen, dat hij dat niet is, want een dergelijke tekst onwaardig:
Staande in de as
van een smeulend vuur
vroeg hij mij vorm te geven aan taal
die boven alle tijden staat
in zwarte banden
Hij was een jood.
Jacques Janssen publiceerde eerder bij Van Gennep twee kleine bundeltjes; enkele gedichten daaruit zijn in de nieuwe bundel herdrukt. De bekende weg is dan zijn verzameld werk. Een klein boekje, naast de reuzen die hij typografisch heeft verzorgd. Ik zet het in de kast naast een van zijn series, de "Baskerville-reeks". Het hoort erbij. En niet in de schaduw.