Column
Uit een ander land komen is niet zielig, op achterstand worden gezet is dat wel
Ha, nu eens een opwekkend bericht. Over kinderen van vluchtelingen nog wel, een groep bij het noemen waarvan veel mensen of in een kramp van medelijden schieten of zuchten en er niks over willen horen. Maar luister: het gaat behoorlijk goed met kinderen van asielzoekers. Ze presteren verrassend goed in het onderwijs; beter dan kinderen van andere migranten. Nergens voor nodig, die zieligheidsreflex.
En hé, de criminaliteit onder jonge mannelijke asielmigranten blijkt niet hoger dan onder Nederlanders. Ook dat is goed nieuws. Beide feiten zijn voorboden van succesvolle integratie. Ik heb ze nog niet gehoord in de verkiezingsdebatten, maar ze kunnen het hysterische beeld dat er voortdurend grote stromen kanslozen het land binnentrekken, merendeels crimineel, flink corrigeren.
Het onderzoek waaruit dit blijkt, het deze week gepubliceerde Een kwestie van tijd?, werd uitgevoerd door onverdachte instellingen als het SCP, het CBS en het ministerie van Justitie onder 96 duizend vluchtelingen die tussen 1995 en 1999 in Nederland asiel aanvroegen. Hun kinderen volgden hier basis- en/of middelbaar onderwijs. Gekeken werd naar hun Citoscore en naar het bereikte eindniveau. Reken je de groep met wie het wél moeizaam gaat, de kinderen van Somaliërs, niet mee, dan is er bij de jongste lichting nauwelijks een verschil met autochtone kinderen.
En dan te bedenken dat het nog stukken beter zou kunnen. Want het onderwijs aan kinderen van vluchtelingen schiet tekort. Sander Dekker wilde er het afgelopen jaar niets over horen, het ging allemaal best goed, maar de Onderwijsraad denkt daar anders over. Twee weken geleden sloeg die alarm: er moet iets gebeuren; kinderen van vluchtelingen moeten beter onderwijs krijgen. Dat is cruciaal: om de taal te leren, om kennis te maken met democratische waarden en uiteindelijk te kunnen 'meedoen' in onze samenleving.
Deskundigheid
'Het onderwijsbestel is onvoldoende voorbereid op de komst van vluchtelingen', schrijft voorzitter Henriëtte Maassen van den Brink. De organisatie is een rommeltje. Scholen doen ontzettend hun best, maar hebben niet altijd de deskundigheid en middelen in huis om extra taalonderwijs te geven. Veel kinderen zitten ook maar even op een school, en verhuizen dan weer naar een andere opvang. Telkens als ze vriendjes hebben gemaakt en beginnen te aarden, moeten ze weg.
Vaak zijn het getraumatiseerde kinderen, die een oorlog hebben meegemaakt, die veel doden hebben gezien, die angstig zijn en nachtmerries hebben (zie het mooie verhaal van Rob Vreeken over Syrische kinderen in de Volkskrant van 7 maart). Je zou hun al dat gesleep niet moeten aandoen, ze hebben rust, aandacht en veiligheid nodig, ruimte om te spelen en plezier te maken. 'Het recht van kinderen op onderwijs zou leidend moeten zijn in de asielprocedure', zegt Maassen van den Brink in Trouw. Dat is het niet.
Achterstand
De relatief goede schoolprestaties van asielkinderen zijn helemaal opmerkelijk als je bedenkt dat zij vaak te laag worden ingeschat, na de basisschool, maar ook als zij pubers zijn. Van de Iraanse asielkinderen uit het onderzoek kreeg 41 procent een havo/vwo-advies, van de Afghaanse kinderen 44 procent, bijna evenveel als autochtonen. Dat zou dus nog omhoog kunnen. De VO-raad wees al op dit onderpresteren na een onderzoek bij schakelklassen. Naar schatting eenderde van de asielkinderen volgt voortgezet onderwijs onder hun niveau. Deze jongeren gaan eerst twee jaar naar een schakelklas om de taal te leren, en worden daarna doorverwezen. Vaak naar de laagste typen mbo, voor de oudere leerlingen de kortste route naar inburgeren en een baan.
Ook havo- en vwo-scholen nemen liever geen risico met leerlingen die slecht Nederlands spreken, ook al zijn ze intelligent. Daardoor komen die dikwijls op een 'te laag' schooltype terecht. Dat is pure kapitaalvernietiging. Velen van hen zouden opbloeien in het Engelstalige onderwijs, dat al bestaat. Een kwestie van organiseren.
Op de arbeidsmarkt gaat het niet zo florissant met deze generatie asielzoekers, althans met de ouders; een groot deel zit in de bijstand, heel weinig vrouwen werken. Het is slim om wél op tijd te investeren in hun kinderen. Zie ze niet als een probleemgroep, want dat zijn ze na een tijdje niet meer, nu ze wonen in een veilig, rijk land. Niets is zo fnuikend voor je zelfvertrouwen als onderschat worden, niets zo opbeurend als hoge verwachtingen. Uit een ander land komen is niet zielig, op achterstand worden gezet is dat wel.
Aleid Truijens is schrijfster, literatuurrecensente en biografe.
Reageren? opinie@volkskrant.nl