Nieuws
Tweede schoolsluiting had minder effect op aantal besmettingen dan eerste, blijkt uit omvangrijke studie
De sluiting van scholen en collegezalen heeft tijdens de tweede golf aanmerkelijk minder goed geholpen tegen de verspreiding van het coronavirus dan tijdens de eerste golf. Ook de sluiting van theaters, dierentuinen en musea heeft bepaald niet veel tegen het virus uitgehaald.
Dat blijkt uit een omvangrijke Britse analyse van de coronamaatregelen in zeven Europese landen, waaronder Nederland. Interessant, maar pas wel op, tekent epidemioloog en kinderarts Patricia Bruijning (UMC Utrecht) daarbij aan: ‘Dit is geen studie op basis waarvan je meteen kunt zeggen: zie je nou wel.’ De Britten keken immers naar gemiddelde patronen in de epidemie, niet naar afzonderlijke landen.
En juist in Nederland kon het weleens anders zitten: bij ons sloten de scholen pas in december, aan het eind van de periode die de Britten bestudeerden. ‘Ik ben ervan overtuigd dat in ons land de schoolsluiting van december wel degelijk flink effect heeft gehad’, zegt Bruijning. ‘Je zag in ons land het aantal besmettingen in precies de leeftijdsgroepen van de scholieren kenteren.’
Niettemin is het ‘best logisch’ dat de tweede schoolsluiting in andere landen minder effect had dan de eerste, vindt ook Bruijning. Scholen en andere openbare ruimten waren in veel landen toen immers al enigszins beveiligd tegen corona door afstandsregels, openen van ramen en deuren van klaslokalen, afstand houden en de gewoonte om te testen en bij klachten thuis te blijven. Dat bewijst dat ‘schoolsluitingen vermeden kunnen worden als men effectieve veiligheidsprotocollen inzet’, aldus de Britse groep in Nature Communications.
Tijdens de eerste golf, van voorjaar 2020, snoepten schoolsluitingen nog zo’n 30 tot 40 procent af van het R-getal, de maat voor de verspreidingssnelheid van het virus, zo bleek uit eerdere studies. Maar in de tweede golf, na de zomer, was dat gemiddeld slechts een procent of 7, aldus de groep, van de Universiteit van Oxford en het Imperial College Londen.
Avondklok en mondkapjes hielpen
Veruit de meest succesvolle maatregel was de sluiting van nachtclubs, horeca en niet-essentiële winkels zoals kapperszaken, constateert het team, onder leiding van ziektemodelleurs Samir Bhatt en Jan Markus Brauner. Bij elkaar moeten die maatregelen vorig najaar zo’n 35 procent van het R-getal hebben afgeschaafd.
Ook twee in Nederland fel bediscussieerde maatregelen zullen, opvallend genoeg, een flinke deuk in het R-getal hebben geslagen. Avondklokken hebben in Europa de R-waarde met zo’n 13 procent verlaagd, becijferen de Britten, terwijl een mondkapjesplicht in de publieke ruimte het R-getal nog eens met 12 procent verminderde.
‘Bij toekomstige epidemieën van luchtwegziekteverwekkers zal het verplicht stellen van mondneusmaskers in bijna alle publieke ruimtes vroeg in de uitbraak een aantrekkelijke strategie zijn’, vinden de wetenschappers dan ook. ‘Zeker gezien de relatief lage sociale en economische last die het met zich meebrengt.’ In Nederland hield het Outbreak Management Team juist lang vast aan studies waaruit bleek dat mondkapjes weinig uithalen.
Niets gescheeld
Pijnlijk gering is intussen het effect van de sluiting van musea, theaters en dierentuinen. Dat kan een paar procent van de verspreidingssnelheid van het virus hebben afgesnoept, maar statistisch significant is dat niet: misschien heeft het door de bank genomen helemaal niets gescheeld. Datzelfde geldt voor voorzichtige inperkingen van het aantal bezoekers thuis, tot minder dan tien mensen.
Wél veel effect hadden de strenge contactverboden: geen groepsbijeenkomsten meer, niet meer dan één bezoeker thuis. Dat eerste scheelde gemiddeld 26 procent virusoverdracht, de tweede maatregel zo’n 10 procent. Al met al zou een lockdown waarbij men de niet-essentiële winkels sluit en alle groepsbijeenkomsten verbiedt het aantal besmettingen al ruimschoots halveren, becijfert het team.
Bhatt, Brauner en collega’s destilleerden de effectiviteit van de maatregelen door de epidemie nauwkeurig in kaart te brengen in Oostenrijk, Engeland, Duitsland, Italië, Tsjechië, Zwitserland en Nederland, en vervolgens te bestuderen welke duwtjes de maatregelen aan de besmettingscijfers moeten hebben gegeven. Daarbij gaat het steeds om ruwe inschattingen van een afstandje die, zo erkennen de wetenschappers, per land kunnen verschillen.
Veel ruis
‘De waarde van dit soort studies is dat ze aanleiding geven om verder te zoeken’, zegt Bruijning. ‘Er zit toch wel verschil in de uitwerking van maatregelen per land, en in hoe mensen met de regels omgingen. Daardoor zit er veel ruis in.’
De cijfers laten in elk geval zien dat de kracht van maatregelen per golf kan verschillen, schrijft de groep, die al sinds het begin van de pandemie veel geciteerde vergelijkingsstudies uitvoert. ‘En dat is een belangrijke en onderbelichte afweging voor beleidskeuzes’, aldus het team.