Transparantie met de Franse slag
In Frankrijk staat nu al wekenlang een boek op de bestsellerlijsten, waarin wordt beweerd dat de top van de Franse samenleving bestaat uit lieden die elkaar niet alleen geld en goed toeschuiven, maar ook nog gedaan krijgen dat over dit alles wordt gezwegen....
HET smeergeldschandaal rond Helmut Kohl waart als een spook door Europa. Een handvol zeurende kwesties prijkt plotseling weer urgent op de agenda. Hoe zit het met de oplopende kosten van verkiezingscampagnes? Met de toenemende politisering van de ambtenarij? Het kennelijke ontbreken van een adequate tegenmacht? Het verslijten van het idee van de publieke zaak? De onheldere relatie tussen publiek en privé, de nauwe banden tussen politiek en bedrijfsleven?
En als zelfs Duitsland corrupt is, hoe erg moet het dan elders zijn? De berichten over de steken die de Franse republiek de laatste weken liet vallen, zijn ernstiger - uitgedrukt in geld - dan die uit de Bondsrepubliek. Met dit verschil dat niemand in Frankrijk er warm of koud van wordt.
Afgelopen week onthulde Le Monde 'de zwarte kas van de eeuw'. De politieke partijen - gaullisten, socialisten, communisten - hadden in de regio Ile-de-France (omgeving Parijs) afgesproken om bij de aanbesteding van openbare werken telkens 2 procent te bedingen voor de partijkas. Die afspraak heeft de burger naar schatting 180 miljoen gulden gekost. De natie gaapte, het nieuws haalde het journaal niet eens.
Het bericht dat president Mitterrand zijn Duitse vriend Kohl wat Elf-miljoenen zou hebben toegestopt, is nog steeds niet bewezen. Maar plausibel is het wel, zeker voor de lezers van het boek L'omertà française van Sophie Coignard en Alexandre Wickham. (Omerta: het zwijgen van maffialeden.) De auteurs, journalist bij het weekblad Le Point en redacteur bij een uitgeverij, leggen hun visie in de mond van een bankier: 'Het verschil tussen Frankrijk en Italië is dat in Italië de staat en de maffia gescheiden zijn. En Frankrijk is er geen verschil.'
Frankrijk verkeert volgens Coignard en Wickham in de greep van de vele handen op één buik. 'Omerta is geen ijzeren gordijn dat van boven wordt neergelaten', zei Coignard onlangs in een interview. 'Het is een verleiding die de hele maatschappij doortrekt, er is geen regeringslichaam, geen bedrijf, geen rechtbank, geen controlerende instantie, geen krant die niet in tweeën is verdeeld. De meeste mensen kiezen voor de schaduw, maar er zijn er ook die een eind willen maken aan dit archaïsche en kinderachtige gedrag.'
Volgens de auteurs bestaat Frankrijk uit een samenzwering van politici, bestuurders, president-directeuren en journalisten, die gezamenlijk een deken leggen over alles wat het daglicht niet kan verdragen. Desondanks hebben Coignard en Wickham een reeks klokkenluiders aan de praat gekregen, zij het veelal anoniem. Hun boek is een trommelvuur van affaires, groot en klein, rijp en groen.
De auteurs beperkten zich niet tot corruptie. Alles wat rook naar ondoorzichtigheid, belangenverstrengeling, carrière-via-het-bed, mocht in het boek op een warm onthaal rekenen. En hoewel de meeste 'onthullingen' bepaald belegen zijn, resteert er ook voor wie Frankrijk wat beter kent, nog voldoende om zich bij tijden de ogen uit te wrijven.
Eén keer per maand draaien de Renault Safranes van de directeuren-de-cabinet van de verschillende ministeries het voorplein op van het Matignon, het paleisje van de Franse premier. De topambtenaren lopen het bureau van collega-directeur Olivier Schrameck binnen. Ditmaal niet om te vergaderen, maar om een envelop met inhoud in ontvangst te nemen. Cash. Illegaal? Helemaal niet. Elk jaar keurt de Assemblée de begroting goed. Daarin is zeventig miljoen gulden opgenomen, uit te geven naar het goeddunken van het Matignon. Oncontroleerbaar, onzichtbaar, en - uiteraard - onbelast. De traditie gaat terug op 1946.
Wat gebeurt er met dat geld? Het Elysée, het paleis van de president, krijgt hiervan twee miljoen, te besteden aan premies - gunsten dus - voor presidentiële raadslieden. De rest van de 70 miljoen gaat naar de ministers, die op hun beurt kunnen goeddoen naar het hun uitkomt. Jack Lang, de altijd breed glimlachende paladijn van Mitterrand, was in de jaren tachtig minister van Cultuur. Volgens Coignard en Wickham stak hij de premies consequent in z'n eigen zak, hetgeen hem een slordige drie ton extra per jaar moet hebben opgeleverd.
Dit jaar probeert de Franse rekenkamer voor het eerst paal en perk te stellen aan deze praktijk. Rekenkamer-voorzitter Pierre Joxe legde in Le Monde uit hoe de ministeries voor het eerst rekenschap wordt gevraagd over álle uitgaven, inclusief de geheime premies. Helaas, het Matignon is nog niet aangepakt. En wat Joxe niet schrijft, maar wel te lezen valt in L'omerta française, is dat de rekenkamer in een ongemakkelijke positie verkeert om schoon schip te maken. Pierre Joxe en zijn mannen ontvangen zelf óók hun deel uit de gunstenpot.
DIT VERHAAL valt niet onder het chapiter corruptie. Wel onder het hoofdstuk mentaliteitsgeschiedenis. Openbaarheid, laat staan openheid, is in Frankrijk in zichzelf geen deugd, zoals in Nederland. Discretie wel. 'La transparance, c'est la barbarie', zei Jean Lacouture. Wat een merkwaardige opvatting is voor de biograaf van zowel De Gaulle (drie delen) als Mitterrand (twee delen). Merkwaardig, maar wel gebruikelijk.
Coignard en Wickham wijzen naar de Franse pers, die liever tegen de macht aanschurkt dan onthullingen doet. Ze schrijven hoe de redacteur van Le Monde die over gezondheidszorg schrijft, heimelijk onder contract stond bij de bloedtransfusiedienst. Hij moest zo nu en dan de goede werken van deze instelling onder de aandacht brengen. Ook toen het bloedschandaal halverwege de jaren tachtig uitbrak, deed hij zijn plicht. Hemofilie-patiënten bleken op grote schaal seropositief bloed toegediend te hebben gekregen. Waarna de redacteur het zijne bijdroeg aan pogingen om het schandaal onder de mat te vegen. Zijn heimelijke contract kwam aan het licht, de man werkt nog altijd als redacteur voor de gezondheidszorg bij Le Monde.
Collega's die wél vervelende dingen zeiden over 'le pouvoir', moesten als 'oncontroleerbaar' onschadelijk gemaakt worden. De wet maakt dat gemakkelijk. Frankrijk kent sedert 1970 een strikte privacy-wetgeving, waaraan te danken is dat het land geen Bildzeitung en geen The Sun heeft. Wie schrijft over maîtresses, overspel, kinderen van, religie en zelfs het eigendom van de groten van het land loopt het risico te worden aangeklaagd.
Dat verklaart ten dele waarom de journalist Jean-Edern Hallier zijn manuscript halverwege de jaren tachtig aan geen enkele uitgeverij kon slijten. Hallier wist alles over president Mitterrand: het bestaan van onechte dochter Mazarine en haar moeder, samen op kosten van de staat ondergebracht in een appartement op de Quay Branly, de geheimgehouden prostaatkanker, de collaboratie met het Vichy-bewind en de onderscheiding, door maarschalk Pétain zelf uitgereikt. Heel journalistiek Frankrijk wist uiteindelijk van de hoed en de rand, maar de kranten publiceerden pas toen Mitterrand zelf besloot tot openbaarmaking van de schaduwkanten van zijn verleden.
Al doende werpen Coignard en Wickham legitieme vragen op. Hoe komen Franse politici aan hun landgoederen, villa's, Afrikaanse bezittingen? Hoe kwam Mitterrand aan vijf huizen en vijftien miljoen gulden? Waar dankt Chirac zijn kasteel in het departement Corrèze aan? Hoe heeft burgemeester Tiberi zijn vier appartementen in Parijs betaald? Het kan de Franse pers worden aangerekend 'liever te becommentariëren dan te onthullen'.
De vraag blijft intussen of omerta een geschikt analytisch begrip is om Frankrijk aan vivisectie te onderwerpen. Frankrijk en Italië kun je niet over een kam scheren. Fransen zijn trots op hun service public, Italianen zullen geen gelegenheid voorbij laten gaan hun gehate staat een poot uit te draaien. Frankrijk is, anders dan Italië, in het dagelijks gebruik beslist geen corrupt land, al denkt men dat in Nederland wel eens. Wel bestaat er aan de top een permissieve omgang met staatsgeld, die te wijten is aan de bladgouden aura die de macht nog altijd omgeeft. Maar met het woord omerta word je niet veel wijzer.
EIGENLIJK is het boek zelf z'n eigen weerlegging. Coignard en Wickham doen alsof er sinds begin jaren zeventig in Frankrijk niets veranderd is. De Bokassa-juwelen van president Giscard d'Estaing, de Urba-zaak waarbij de socialistische partij bouwbedrijven aftapte, de fictieve banen van de gaullistische beweging RPR; het wordt allemaal op een grote hoop gegooid met de suggestie dat de hele maatschappelijke top verrot is. 'Tous pourris', zoals ze in Franse antipolitieke kring zeggen.
De Gaulle sprak van 'la France éternelle', maar onveranderlijk is Frankrijk natuurlijk niet. Sinds jaar en dag wroeten een tiental onvervaarde onderzoeksrechters in de onfrisse zaakjes van de politiek. En de regering-Jospin kun je beslist niet vergelijken met de generatie van Mitterrand. Bovendien staat L'omertà française week in week uit bovenaan de bestsellerslijsten, zonder dat het is verboden of dat de auteurs werden gechanteerd, bedreigd of vermoord, zoals volgens hun eigen scenario had gemoeten. Ze hebben 'slechts' drie zaken wegens smaad lopen, waaronder één van de glimlachende ex-minister Jack Lang.
Uiteraard werd L'omertá in de pers met gemengde gevoelens ontvangen. Er kwam zelfs een boek tégen, Les rats de garde, geschreven door de journaal-presentator Patrick Poivre d'Arvor en de Figaro-journalist Eric Zemmour. Het tweetal richt zijn pijlen op de 'ideologie van de transparantie' die L'omertà zou uitwasemen, en die het privéleven van politici, film- en sporthelden aan de grote klok wil hangen.
Patrick Poivre d'Arvor - zo beroemd dat hij PPDA wordt genoemd - is een van de Fransen wier conterfeitsel strijk en zet het omslag van de publieksbladen siert. PPDA is ook bekend omdat hij werd veroordeeld wegens het aannemen van steekpenningen. Daarna ging hij even schaamteloos als onverdroten door met het presenteren van zijn journaal. Hij is dus dubbel gemotiveerd om het op te nemen tegen de 'ayatollahs van de openbaarheid'.
Frankrijk heeft een mooie geschiedenis van scheiding van privé en openbaar, schrijven PPDA en Zemmour. En dat moet zo blijven. 'Om historische, sociologische en religieuze redenen voelen onze landgenoten zich nu eenmaal goed in hun vel op het gebied van seks.' De door iedereen bewonderde John Kennedy zocht troost in de 'genereuze borstpartij' van Marilyn Monroe. Had hij om die reden moeten worden aangeklaagd, zoals Clinton overkwam toen hij op zijn manier troost zocht? Moeten we in Frankrijk die kant op? Nee, dank u.
Les rats de garde beperkt zich tot een tirade tegen de 'histoires de cul' (pikante verhalen) die in het eerste hoofdstuk van L'omertá worden opgelepeld. Desondanks is het pamflet van PPDA en Zemmour méér bij de tijd. De transparantie waartegen ze te hoop lopen, is ook in Frankrijk aanmerkelijk actueler dan de zwijgzaamheid die Coignard en Wickham overal ontwaren. Het staat er wat onhandig-polemisch. Het oude Frankrijk, katholiek en libertijns, dreigt te worden weggedrukt door een mentaliteit waarin 'protestants puritanisme en economisch liberalisme samenkomen'. Zoals gebruikelijk als er kwade zaken opdoemen, schemert tussen de regels door de dreiging uit Amerika.
Hoezeer de Fransen er historisch, instinctief of hormonaal ook een hekel aan mogen hebben, transparantie is ook in Parijs het modewoord. En al is het niet in de vorm van puritanisme, het kwaad komt inderdaad van buiten. Peilingen van de kiezersgunst, per traditie in de laatste week voor de verkiezingen verboden, haalt iedereen tegenwoordig van het internet. De Franse werkgeversvereniging Medef maakte een week geleden met enig tamtam bekend dat de salarissen van topmanagers voortaan gepubliceerd zullen worden. Inclusief hun optieregelingen.
De reden van deze steen in de vijver van het doorgaans potdichte bedrijfsleven: grote Franse ondernemingen zijn voor bijna 40 procent in handen van Amerikaanse aandeelhouders. En die nemen geen genoegen met financiële onderonsjes.
Begin deze maand werd Frankrijk opgeschrikt door een nieuw geval van listeria-vergiftiging. Twee mensen waren gestorven na het eten van rillettes, een vette paté-variant, afkomstig uit de fabriek Paul Prédault. Acht jaar geleden waren 63 mensen overleden, nadat ze varkenstong in gelei hadden gegeten uit dezelfde fabriek. Destijds werd de naam van de fabriek door de autoriteiten geheimgehouden. Nu werd onmiddellijk, mede onder druk van de Europese Unie, met naam en toenaam alarm geslagen. Een veelzeggend incident: er wordt geknaagd aan de zwijgzame kartels van notabelen, politici en ondernemers.
In Duitsland realiseert men zich dezer dagen met een schok dat een tijdperk is afgelopen. In Frankrijk is het niet anders, zij het dat de revolutie zich ditmaal bij wijze van uitzondering geleidelijk voltrekt. Niet omerta, maar transparantie staat op het menu du jour.