Column
Toots was de meester van de weemoed
Toots Thielemans heeft de fluiter een stem gegeven. Daar ben ik hem dankbaar voor.
Met de dood van Toots bevond ik me zomaar weer in de Vendet. In die 'supermarktformule van de V&D' kocht ik in de jaren zeventig een elpee van 'Jean Toots Thielemans', een naam die ik enkel kende van Willem - 'Mijn goede vriend' - Duys. Geen idee waarom; ik was van de gitaar. Misschien omdat-ie maar 5 gulden kostte. Thuis was ik verkocht.
Dat zoete, ronde en tegelijk huilerige geluid van zijn mondharmonica. Dat belachelijke blaasijzer dat ik enkel kende van Tommy, de geestelijk gehandicapte die in korte broek door onze Zwijndrechtse bloemenbuurt trok met een hoogst eigenzinnige interpretatie van Geen woorden, maar daden.
Met Toots werd alles anders. Elektrisch pianootje eronder met Doppler-effect, en daar was de grondtoon gezet van mijn ontluikende puberale weltschmerz. Toots vertolkte vele opgewektere jazz-klassiekers. Virtuoos, knap, maar nergens raakte hij me meer dan met die deunen van de druilerigheid. Dat mistige rooie beest. Toots was de meester van de weemoed. Altijd november, altijd regen.
Later zag ik hem - ongetwijfeld bij Willem Duys, of iets anders van de AVRO - op tv. Een wonder. Hoe hij het ijzer in zijn vuisten vatte, zijn tanden erin zette en met getergd gelaat de tranen eruit wrong, tot de laatste druppel. Een stuk ijzer laten huilen: dan ben je een grote.
Bevangen door die stemming schafte ik zelf zo'n ding aan. De Chrometta 14, van Hohner. 'Made in Germany'. Met zo'n schuifje erop, voor de halve noten. Ik heb hem nog, in zijn rode plastic hoesje met drukknoop, wat verroest door mijn muzikale waterval. Met een beetje fantasie kon je je Toots wanen.
Dat bleek nog knap lastig.
Toots kreeg zijn mondharmonica vanwege zijn astma, hoorde ik. Misschien dat het mij daarom niet lukte zijn toon uit de mijne te persen. Een eigen toon had ik niet.
Het geheim van Toots is, denk ik, de fluitbaarheid van zijn muziek. Hij deed het zelf. De Bluesette. Turks fruit - ik kende de fluit eerder dan de film. Toots heeft de fluiter een stem gegeven, en daar ben ik hem dankbaar voor.
Fluiten is een ondergewaardeerd fenomeen. Het heeft iets lulligs, iets irritants ook. Op straat en op de werkplaats klinken veel valse noten. Maar ik snap de geestelijke nood van de fluiter. Sinds ik het op mijn 6de leerde, heeft het me nooit meer verlaten. Er welt een melodie in je op, die moet eruit. De lippen getuit vorm je je eigen uitlaatklep, een ontsnappingsroute voor elke dag.
Met mijn onbeheersbare fluitmanie verdriet ik soms mijn naasten, die een spontaan fluitdeuntje tijdens een wandeling opvatten als blijk van desinteresse. Terwijl het liefde is.
-'Muziekje?'
-'Als je er maar niet bij gaat fluiten.'
Toots is uitgeblazen. Vandaag hou ik hem de hele dag fluitend in leven.