Toga uit, sloppenwijken in

Waar de dominee nu vaak wordt geassocieerd met moraalridderij en stiekem gedrag, is het in de gedegen studie 'Bevlogen theologen' haast spannend te lezen welke invloed het protestantse denken heeft gehad op de grote sociale hervormingen, schrijft Désanne van Brederode.

DESANNE VAN BREDERODE

Wanneer mensen een kritische mening hebben over populisme, de rotzooi op straat of de toename van obesitas bij kinderen en ze tegelijkertijd bang zijn om als betweter over te komen, leiden ze hun opmerkingen soms in met : 'Ik wil niet de dominee uithangen, maar...'

Voorbeelden genoeg van strenge (zeden-)predikers die zelf niet zonder zonden waren en toch menige steen meenden te mogen werpen. Al was het maar door te dreigen met hel en verdoemenis. Weinig heeft de voortschrijdende secularisatie zo geholpen als wéér een onthulling over het duistere dubbelleven van juist de meest onverbiddelijke moraalridders. Voor velen lijkt het geloof alleen nog maar een dekmantel voor benepen, haatdragende denkbeelden en stiekem, smoezelig gedrag. Meer niet.

Voor wie de keerzijde van deze karikatuur wil leren kennen, is de bundeling predikantenportretten onder de titel Bevlogen Theologen - Geëngageerde predikanten in de negentiende en twintigste eeuw een geschenk. Een degelijke, doorwrochte en daarom ogenschijnlijk wat saaie studie naar de plek van het protestants-christelijke denken in de vaderlandse geschiedenis. Eenmaal getroffen door de worstelingen en ingetogen eigenzinnigheid in sommige levensverhalen, wordt het ronduit spannend om juist als niet-protestant te lezen welke invloed dit denken op de emancipatie van burgers en de grote sociale hervormingen heeft gehad.

'De wereld der verpleging moet doordrongen met de beginselen, die ons in ons werk drijven. De ware van God opgelegde, naar Zijn wil en methode uitgeoefende arbeid overwint ook hier het bekrompen en enge van ons eigen ik, het beperkte van onze gedachtekring, het belemmerende van ons zelfgevoel. Zulk een arbeiden is het ruimer worden des levens, het vergroot de kracht der gemeenschap.'

Aldus dominee Lucas Lindeboom (1845-1933) die zich levenslang beijverd heeft voor betere, respectvolle zwakzinnigenzorg: kleinschalig, waarbij het goed gekwalificeerde verplegende personeel een ruime beloning mocht ontvangen.

En hij was niet de enige predikant in Nederland die menswaardige zorg niet als bijzaak beschouwde of als afvinkonderdeeltje op de agenda van vrome plichtplegingen voor de Heer.

Natuurlijk was het de eerste 'bevlogen' dominees bij alle zorgverlening ook te doen om evangelisatie, maar het katholieke begrip 'zieltjes winnen' leek allen vreemd. In plaats van een grote kudde makke schaapjes, hadden de dominees weldenkende, zelfstandige volwassenen als doel. Filantropie werd ernstig bekritiseerd: de gulle schenkers kochten op een simpele manier hun gevoelens van ongemak en schuld af, waarbij de ontvangers op veilige afstand bleven, in hun rol van meelijwekkende stumpers. Terwijl ze toch zo veel van elkaar zouden kunnen leren!

De bedeling hield de sociaal zwakkeren zwak en afhankelijk - terwijl men de boodschap van Christus meer en meer opvatte als een uitdrukking van Gods geloof in het menselijk vermogen om de natuurlijke omstandigheden te verbeteren, onrecht te herstellen en de geschonken, soms diep begraven talenten tot bloei te brengen.

Het is niet verwonderlijk dat sommige theologen hoegenaamd geen moeite hadden met het opkomende liberalisme - al bleef het zaak dat (werk)gemeenschappen niet zouden worden prijsgegeven aan een survival of the fittest, waarbij degenen die zich moeilijk aan het ontwikkelingstempo konden aanpassen geruisloos zouden afvallen. Abraham Kuypers idee van 'soevereiniteit in eigen kring' garandeerde in theorie dat lokale initiatieven met betrekking tot de (psychiatrische) ziekenzorg, het onderwijs, de opvang en herscholing van langdurige werklozen, ex-criminelen en jonge prostituees en de vrouwenemancipatie zich vrij konden ontplooien, in samenspraak met de overheid, maar zonder te veel bemoeienis van bovenaf.

In iedere genoemde 'kring' behoorden de werkgevers en werknemers samen tot die arbeidsopvattingen te komen die de belanghebbende doelgroep centraal stelden en hielden. De praktijk bleek soms anders, wat een enkele dominee (denk aan Abraham Kuyper) in-gaf om als politicus te opereren.

Voor anderen stond het nobele geloof in de ingeschapen streefzucht in ieder individu te ver af van de dagelijkse realiteit op het platteland en in arme grote stadswijken zoals de Amsterdamse Jordaan. Wilden werkloze, toekomstloze mensen kunnen emanciperen, dan moest er toch echt eerst een alcoholverbod komen, dan was tewerkstelling verplicht - alleen al om de discipline vast te houden - moesten kinderen langer verplicht onderwijs volgen en zich in een vak bekwamen, en volwassenen alsnog leren lezen. Bovendien zou er pas sprake zijn van volwaardige participatie als ook deze groepen burgers eindelijk niet meer van het kiesrecht zouden worden uitgesloten.

Geen wonder dat een van bovenaf georganiseerd partijsocialisme voor sommige dominees nog te laf was: ze hield de tweedeling immers in stand. Niet alleen werden de eigen liters wijn, jenever en andere spiritualia door een enkele theoloog in het riool gespoeld, ook het geloof zelf werd soms van een spirituele dimensie ontdaan.

Zo ging het de beroemde Domela Nieuwenhuis niet langer meer om geloof in Jezus, maar om het geloven als Jezus. Anderen durfden het aan om de deuren voor de ontkerstening open te zetten, door de zelf opgerichte openbare bibliotheken ook werkelijk openbaar te houden en er dus ook die kranten, tijdschriften en boeken aan te bieden waarvan de inhoud lijnrecht tegen de eigen idealen inging.

Niet alleen deze bewonderenswaardige consistentie komt in de verhalen aan bod, maar ook eenzijdigheden, ijdelheden, twijfels en falen. Dat zouden de meeste dominees vermoedelijk ook zo gewild hebben: het bedekken van barsten met de mantel der liefde was allen een doorn in het oog. Daarnaast deelden ze een zodanige afkeer van oorlog en geweld, dat het thema 'ontwapening' in het boek geregeld terugkeert, net als geleidelijke afschaffing van het leger en het recht om bij gewetensbezwaren de toenmalige dienstplicht te mogen weigeren.

De enige vrouw in het boek, Bé Ruys (1917) kwam door haar actieve lidmaatschap van de Nederlandse Christen- Studentenvereniging in aanraking met het verzet tegen de nazi's en hielp Joodse mensen onderduiken. Deze ervaringen bepaalden haar inzet voor het beschermen van de menselijke waardigheid in het naoorlogse, verdeelde Duitsland. Ofschoon ze steeds meer ging voelen voor het socialisme zoals dat in de DDR een vorm vond, was voor haar het nadenken over het behoud van het christelijke geloof binnen het marxistische systeem nog altijd zo belangrijk dat ze in West-Berlijn een 'dialooghuis' stichtte, met ruimte voor vluchtelingen uit de Derde Wereld en voor ontmoetingen en debatten over de rol van kerk, politiek, cultuur. Dat haar sympathie haar na de val van de Muur regelmatig werd verweten, is even begrijpelijk als terecht. Maar ook ving ze in haar huis diegenen op die er totaal andere denkbeelden op nahielden dan zijzelf; over het 'overwinnen van ons enge ik' gesproken...

Ook de twee theologen die na haar worden beschreven (de in 1982 in El Salvador vermoorde IKON-journalist Koos Koster en de in 2002 overleden industriepastor en GroenLinkser Ab Harrewijn), zetten hun geloof in om uitbuiting, onrecht en ongebreidelde zelfverrijking op kritische wijze aan de kaak te stellen, naar de smaak van sommigen misschien té gedreven. Zoals een schoenmaker bij zijn leest hoort te blijven, behoort een dominee toch gewoon zondags op de kansel te staan? Misschien wel. Maar er blijven onderwerpen waarbij het bijna misdadig zou zijn als je er alleen maar over zou preken, nota bene voor een eigen parochie van gelijkgestemden. Hoewel alle genoemde theologen sociale verbanden, gemeenschapsvorming en samenwerking hoog in hun vaandel hebben, valt één ding op: ze durfden zich los te maken uit veilige kringen als hun geloofsinzichten dat vroegen. Ze durfden eenzaam te zijn. Voor gek versleten te worden. Ze durfden privileges, een privéleven en soms zelf hun leven te verliezen voor wat zij beschouwden als de kern van de (geloofs)zaak. Daarmee tonen ze dat bevlogenheid iets anders is dan op z'n tijd een religieuze bevlieging, bijvoorbeeld om te verklaren waar die letter C toch ook alweer voor stond.

Bevlogen theologen - Geëngageerde predikanten in de negentiende en twintigste eeuw.

Passage Reeks 40. Onder redactie van Paul Werkman en Rolf van der Woude.

Uitgeverij Verloren; 494 pagina's; € 38,-ISBN 978-90-8704-291-2.

undefined

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden