Tochtje op niveau
Het is een boude stelling, zegt Rutger Pontzen, maar er is nergens zoveel kunst op straat als in Rotterdam. Hij zette een tocht uit, van 'Geile Anita' tot 'Ongebroken verzet'. Het vierde deel van zes routes door een fraai stuk Nederland langs plaatsen van cultuurhistorisch belang.
'Geile Anita' werd ze onder de werklui genoemd. De arbeiders konden er wel om lachen. Het bedrijf was gewend beelden te maken voor de Disney-pretparken. Stapte daar plots David Bade naar binnen. Of ze ook voor hem iets van polyester in elkaar konden flansen?
De Nederlandse kunstenaar met het ik-rotzooi-maar-wat-an-imago à la Karel Appel had een opdracht op zak voor een kunstwerk op het Rotterdamse Eendrachtsplein. Hoe dat eruit moest zien, was hem ook niet helemaal duidelijk. Een vrouw, misschien? Erg geil is ze uiteindelijk niet geworden. Wel woest. Agressief. Een stugge puinzak waaruit een kleurige gestalte op rijst. Drie meter hoog. Een reuzin.
Anita (5) staat sinds 2001 aan het einde van het skatepark aan de Rotterdamse Westblaak, als het 'ideale afgodsbeeld', zoals Bade in de zijkant heeft gegraveerd. Maar ook als de montere fakkeldraagster voor een gedurfd kunstbeleid. Van nieuwe, uitdagende, omstreden kunst die overal in Rotterdam te zien is. Want dat Rotterdammers nuchtere gasten zijn, die vooral in de haven werken en maar één achilleshiel hebben - Feyenoord - klopt van geen meter.
Het is een boude uitspraak, en er zullen wel weer veel ingezonden brieven op komen, maar ik durf de stelling aan dat er geen stad in Nederland is die zoveel aandacht heeft voor kunst in de openbare ruimte als Rotterdam. Kunst die bestemd is voor de plaatselijke bevolking, voor toeristen en voor de elite. De stad wemelt van de beelden en monumenten, groot uitgeschreven gedichten, glas-in-loodramen, opmerkelijk vormgegeven hekwerken, grootschalige reliëfs, plaquettes en mozaïeken. Ernstige beelden die gedenken, filosofische die je doen mijmeren en grappige om bij te verpozen. Een goede reden om Rotterdam als aflevering op te nemen in de Tochtje op niveau-reeks.
Neem de recentelijk opgeleverde bijdrage van de Duitse kunstenares Cosima von Bonin: The Idler's Playground (13), de speelplaats van een nietsnut. Het staat op het grootstedelijke Hofplein, tegenover de drollenvrouwen van Willem de Kooning, en valt nauwelijks op tussen de bladeren en het groene gras bij de ingang van het Hilton Hotel.
Wie die nietsnut is? Pinokkio. Hij zit op een veel te hoge stoel met een veel te lange neus en is veel te groen. Als het sprookje klopt dat zijn neus groeit bij elke leugen die hij vertelt, dan moet hij wel een enorme jokkebrok zijn. Vijf meter lang is deze. Zo lang dat ie zich priemt in een paddestoel aan de overzijde van het pad. Grappig, dat het 'm schijnbaar geen bal kan schelen.
De onverstoorbaarheid van de stripfiguur doet denken aan de vergelijkbare laconieke houding waarmee een paar honderd meter verderop Santa Claus (4) een buttplug omhooghoudt (hoewel nog veel mensen menen dat het een kerstboom is). Ook hem lijkt het niets te deren. Des te groter waren de bezwaren, acht jaar geleden, toen het beeld van de Amerikaan Paul McCarthy naar een goede locatie zocht. Niemand wilde het in zijn achtertuin. Met name winkeliers schrokken toen het Schouwburgplein werd aangewezen.
Na een tijdelijk onderkomen op de binnenplaats van Museum Boijmans Van Beuningen, staat de 'sekskabouter' alweer enkele jaren aan het begin van de Oude Binnenweg. En inmiddels klaagt ook de middenstand niet meer. Waarom zou hij? Inwoners en toeristen zijn dol op het beeld. Bewijs: de rechterslof van de zwarte kerstman. Die glimt doordat iedereen zich er op laat fotograferen, alsof het de deels weggekuste voet van de heilige Petrus in de St. Pieter is.
Monumenten
Natuurlijk, Rotterdam is in eerste instantie de stad van het bombardement. Van de vijftien minuten waarin Duitse Heinkels op 14 mei 1940 hun lading van 97 ton brisantbommen op de binnenstad uitstortten. Achthonderd doden. Tachtigduizend inwoners dakloos. Vierentwintigduizend huizen weggevaagd. Getallen die voor zich spreken. En die vragen om beelden die het verleden, dat in luttele minuten werd weggeslagen, levend houden.
Dat heeft even geduurd. Pas na een periode van onvervalst wederopbouwoptimisme kwamen de eerste monumenten. Verspreid over de stad doemen ze nu overal op. Zoals de Deuren van oorlog en vrede in de Laurenskerk van Giacomo Manzù. Het Monument voor alle gevallenen 1940-1945, van Mari Andriessen, tegenover het Stadhuis. De grootse Wilhelmina (6), door Charlotte van Pallandt gehakt uit natuursteen, aan het begin van Het Park, waar de monolithische vorstin in een perkje van oranje geraniums staat. Of de ingetogen gestalte van een man op blote voeten, in lompen gehuld, maar het hoofd fier omhoog gericht, van Hubert van Lith, op de kop van de Westersingel. Titel: Ongebroken verzet (2). Een ernstig beeld met onbedoeld komisch effect: de ijzeren sprieten op zijn hoofd moeten 's mans schedel behoeden voor schijtende duiven.
Verderop langs de Maas, op het Leuvehoofd, aan de voet van de Erasmusbrug, staat er nog een: De boeg (8). Minder bekend, hoewel nauwelijks over het hoofd te zien door zijn hoogte van een kleine vijftig meter. Een gigantische kolom van aluminium klieft zich door een partij betonnen golven, ter nagedachtenis van de 3.500 omgekomen zeevaarders van de Nederlandse koopvaardij, tijdens de Tweede Wereldoorlog. 'Zij hielden koers' luidt het opschrift.
Wat een lef had de maker, de Italiaanse beeldhouwer Fred Carasso. Je mag het niet zeggen, maar het gevaarte bezit de spierballenesthetiek van veel fascistische kunstwerken. Hetzelfde fascisme waarvoor Carasso in 1922 uit Italië was gevlucht, via Parijs en Brussel naar Nederland. Zelden een gekker, compromislozer en ontzagwekkender werk gezien. En omdat het zo hardvochtig was, werd Carasso vriendelijk doch dringend verzocht er nog een menselijke toets aan toe te voegen. Het werd een dramatisch groepje drenkelingen aan de voet, ter identificatie, met het oog op de herkenbaarheid.
Brandgrens
Het bombardement. Vorig jaar werd het voor de zeventigste keer herdacht. Lichtkolommen, afkomstig van 128 lampen van 7.000 Watt, markeerden 's nachts de twaalf kilometer lange 'brandgrens', tot waar de vuurzee zich over de binnenstad had uitgebreid. Er werd gespeecht, gezongen en gegeten. Waarna stadsdichter Jana Beranová een gedicht voorlas op Plein 1940, achter het Maritiem Museum, naast Ossip Zadkine's beeld De verwoeste stad (9).
De zes meter hoge losse verzameling van ledematen, hoofd en romp, zonder hart, blijft toch Rotterdams beroemdste verwijzing naar de oorlog. De man die met zijn armen en klauwende handen God, de hemel en de wereldbevolking wanhopig probeert aan te spreken, over het leed dat zijn stad is aangedaan.
Het expressieve beeld belichaamt precies wat Beranová tijdens de 70-jarige herdenking had gedicht:
Pijn verdicht tot een stille schreeuw
blijft voorgoed in ons haken.
Ik ken die schreeuw. Wie zijn
verleden niet kent,
begrijpt de toekomst niet.
Wie het gehavende Rotterdamse verleden wil leren kennen kan niet om dit beeld heen. Als symbool voor de stad die 'in het hart getroffen is', zoals op de granieten sokkel te lezen valt. Maar wie iets van de toekomst en het optimisme van de havenstad wil zien, kan beter naar een ander beeld lopen: de getordeerde metaalconstructie van Naum Gabo - 'Het Ding' (11). Trots staat het voor De Bijenkorf aan de Coolsingel. Zoals Zadkine de wanhoop wilde verbeelden, zo verbeeldde Gabo de wedergeboorte.
Jammer alleen dat de 26 meter hoge en 43 ton zware constructie van staal en brons na jarenlange verwaarlozing al tijden staat weg te rotten. De discussie over het gebrekkige onderhoud en de mogelijke remedies bracht kunstenaar Hans van Houwelingen op het idee het beeld te laten schoonmaken door immigranten. Hadden zij niet Rotterdam met zijn wereldberoemde haven groot gemaakt? Waarna Gabo's wederopbouwsculptuur omgedoopt zou worden tot het 'Gastarbeidermonument'. Het plan werd afgewezen.
Sculptuurstad
Overigens refereren de beelden van Gabo en Zadkine niet alleen aan de oorlog. Ze betekenden halverwege de jaren vijftig ook het begin van Rotterdam als sculptuurstad. Beide beelden werden destijds door winkelconcern De Bijenkorf aan de stad geschonken. Een genereus gebaar vanuit het bedrijfsleven. Net als de wand die de Engelse beeldhouwer Henry Moore ontwierp tegen het Bouwcentrum, aan het Weena, in opdracht van de Vereniging Nederlandse Baksteenindustrie. Niet verwonderlijk dus dat het Wall Relief No. 1 (1) uit baksteen is opgetrokken, om precies te zijn: 16.000 'handvorm bonte klinkers'. Wie een goed uitzicht wil hebben op het gevarieerde metselwerk moet iets gaan drinken op het dakterras van Grandcafé Engels, boven op het Groothandelsgebouw.
Begin jaren zestig werd het artistieke burgerinitiatief overgenomen door de overheid. Alles onder de toen gebezigde motto's van 'volksopvoeding' en 'culturele verheffing'. Het is toch een socialistische stad, Rotterdam.
Nu zorgt het Centrum Beeldende Kunst voor het opvrolijken van de wijken. En Sculpture International Rotterdam voor de werken van spraakmakende kunstenaars. Ze zijn te vinden langs de belangrijkste stadsboulevards en randen van de stad.
Zo ontstond tien jaar geleden, toen Rotterdam culturele hoofdstad van Europa was, het Beeldenterras aan de Westersingel. Een brede kade met een klassieke opstelling van beelden op sokkels. Hoewel een werk zich daar aan onttrekt: Formule B (3) van Job Koelewijn. Je moet er even voor zoeken. Maar dan zie je plots luchtbelletjes aan het wateroppervlak. Wie wat langer kijkt ontdekt dat de belletjes letters vormen: 'no matter try again fail again fail better'. Een citaat uit Samuel Becketts Worstward Ho. Het mooie is dat Koelewijns werk af en toe zelf ook 'faalt' - als de luchtpijpjes onder water verstopt zijn geraakt.
Koelewijns bubbels laten zien dat Rotterdam het experiment niet schuwt. Atelier Van Lieshout kon twee jaar geleden zijn gestapelde, druipende olievaten onthullen, Cascade (10), op het Churchillplein. De Canadees Jeff Wall ontwierp een depot van vergeten koffers en tassen, Lost Luggage Depot (7), op het Koninginnehoofd langs de kade waar vroeger de Holland Amerika-lijn vertrok. Geen mooiere locatie als deze, voor Hotel New York, met uitzicht richting Noordzee.
Maar de jongste aanwinst, hoe onaanzienlijk misschien ook, is het verbazingwekkendst. Wie het wil zien en horen, moet zich bijtijds op de Coolsingel melden, voor het oude postkantoor. De oplettende aanwezige zal merken dat er om één minuut voor 12 een man met pet en bril komt aanlopen, vanachter de McDonald's. Hij haalt uit de vitrine een glanzende toeter, waardoor hij precies een minuut later de gedenkwaardige woorden galmt: 'It's never too late to say sorry' (12). Waarna hij de megafoon schoonmaakt, opbergt, het kastje sluit, en doorloopt. De vocale bijdrage, elke dag weer, werd bedacht door het Scandinavische duo Elmgreen & Dragset, twee kunstenaars die deze zomer in de Onderzeebootloods een megakunstwerk hebben ondergebracht - een van die andere prachtlocaties in de stad waar kunst is te zien.
Adressen
Wilt u deze route fietsen of wandelen? Met behulp van de websites www.fietsplatform.nl en maps.google.com kunt u de tocht tot in detail uitstippelen. De tocht gaat langs de volgende adressen:
1. Henry Moore, Wall Relief No. 1 (Weena)
2. Hubert van Lith, Ongebroken verzet (Wester-singel)
3. Job Koelewijn, Formule B (Westersingel)
4. Paul McCarthy, Santa Claus (Oude Binnenweg)
5. David Bade, Anita (Eendrachtsplein)
6. Charlotte van Pallandt, Wilhelmina (Het Park)
7. Jeff Wall, Lost Luggage Depot (Koninginnehoofd)
8. Fred Carasso, De Boeg (Leuvehoofd)
9. Ossip Zadkine, De verwoeste stad (Plein 1940)
10. Atelier Van Lieshout, Cascade (Churchillplein)
11. Naum Gabo, zonder titel (Coolsingel)
12. Elmgreen & Dragset, It's Never Too Late To Say Sorry (Coolsingel)
13. Cosima von Bonin, The Idler's Playground (Hofplein)
undefined