Timo de Rijk: 'Ik vind dat design in Nederlandse musea veel te vrouwelijk is'
Musea moeten meer bezoekers trekken. Hoe doen ze dat? De Volkskrant in gesprek met museumdirecteuren. Aflevering 1: Timo de Rijk ( 54 ) van het Stedelijk Museum in Den Bosch.
In een telefoongesprek voorafgaand aan het interview gooit Timo de Rijk (54) zijn eerste steentje in de vijver. 'Ik vind', zegt de directeur van het Stedelijk Museum 's Hertogenbosch, 'dat design in Nederlandse musea veel te vrouwelijk is. Je ziet altijd maar weer stoelen en vazen. Textiel, keramiek, glas. Het is allemaal zó huiselijk.'
Hoe verklaart u dat?
'Blijkbaar werken er op de afdelingen design meer vrouwen, en homoseksuelen trouwens. Dat is natuurlijk een cliché, maar de museale wereld lijkt die clichés te herhalen. Je kunt toch wel vaststellen dat de collecties design in Nederland eenzijdig zijn samengesteld. Het genderdebat zou ook eens daarover kunnen gaan.'
Twee weken later. In de hal van het museum waar De Rijk de baas is, staan vier kleine modellen van auto's. Op de eerste verdieping is de tentoonstelling StyleDrive te zien, en al gaat die óók over sieraden, wat we op de levensgrote foto's aan de wanden vooral zien, is een dwarsdoorsnede van Nederlandse autorijders - hun Mazda, BMW of Golf prominent in beeld. In zijn eigen kamer staan en hangen conversation pieces die laten zien hoe breed het designspectrum is dat De Rijk in Den Bosch wil tonen: de eerste stonewashed spijkerbroek, een filmprojector uit de jaren vijftig, een lp-hoes van Jimi Hendrix en het plan dat Rem Koolhaas in 1980 tekende voor de eerste hoogbouw aan de Maas in Rotterdam. Hij houdt van jongenskunst, zegt De Rijk. 'De houten strandbeesten van Theo Jansen, Joep van Lieshout, de zelfgebouwde vliegtuigen van Joost Conijn. Kunst die in de garage is begonnen. Daarbij voel ik me thuis.'
Timo de Rijk van Stedelijk Museum 's Hertogenbosch bijt het spits af in een serie onregelmatig verschijnende interviews met museumdirecteuren. Hoe houden zij hun musea spannend in tijden waarin het vooral lijkt te draaien om bezoekersaantallen? Volgende week: Deirdre Carasso van Stedelijk Museum Schiedam.
In het voorjaar van 2016 overleed plotseling René Pingen, de voorganger van Timo de Rijk. Pingen was zeven jaar directeur geweest van Stedelijk Museum 's Hertogenbosch, een middelgroot museum met een internationale collectie sieraden en keramiek. Onder zijn leiding verhuisde het museum, na een jarenlang zwervend bestaan, in het voorjaar van 2013 naar een nieuw gebouw in het Museumkwartier, pal naast Het Noordbrabants Museum. De bezoekerscijfers schoten omhoog: van dertigduizend naar meer dan honderdduizend. Na die openingsbonus, die altijd maar een jaar of twee duurt, kwamen er elk jaar zo'n tachtigduizend mensen op de tentoonstellingen af. Pingen programmeerde naast design ook hedendaagse beeldende kunst, met succes. The Fishpond Song, een video-installatie van Jeroen Kooijmans geïnspireerd op De tuin der lusten van Jeroen Bosch, was in 2016 de best bezochte tentoonstelling van de afgelopen vijf jaar.
Met het aantreden van De Rijk werd besloten alleen nog design te programmeren. In de gemeenteraad ging het geregeld over een fusie met buurman Het Noordbrabants Museum. 'Een scherp profiel vergrootte de kans op zelfstandig blijven. We zetten binnenkort een volgende stap: we wijzigen onze naam in Design Museum Den Bosch.'
Was het altijd uw droom om museumdirecteur te worden?
'Niet om directeur te worden, wel om tentoonstellingen te maken. Ik heb het vak geleerd in De Kunsthal in Rotterdam, waar Wim van Krimpen destijds directeur was. Ik vond hem de Pietje Bell van museumland. In die hal, het eerste museum zonder collectie, programmeerde hij gerust een tentoonstelling over Feyenoord of insecten naast een overzichtstentoonstelling van Picasso. Je kon Rudi Fuchs, toen directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, bij wijze van spreken in Rotterdam horen vloeken.'
Wat is het belangrijkste dat u van Wim van Krimpen hebt geleerd?
'Dat je je niets moet aantrekken van de culturele elite en niet bang moet zijn voor polemiek.'
Bij De Rijks aantreden waren er mensen die zeiden: wat moet die man hier, hij weet niks van sieraden. 'En dan beweerde ik ook nog dat de wereld van het sieraadontwerp minder dynamisch is dan pak 'm beet dertig jaar geleden, toen je met sieraden kon uitdrukken hoe modern, onafhankelijk en anti-traditioneel je was. Als je dat constateert, kun je je afvragen: waarom kopen we als museum nog sieraden? Plichtmatig, omdat er geld voor is?'
Waaraan herken ik een Timo de Rijk-tentoonstelling?
'Ik zeg altijd: wij zetten mensen een bril op. Als je bij ons binnenkomt, behoor je zodanig geïnformeerd te worden, dat je meer geniet van wat je ziet. Het is niet: we zetten iets moois neer in de grote zaal, zoek het maar uit, de kunst doet zelf zijn werk. Ik ben meer van het maatschappelijk duiden. Ik vind ook: bij elke tentoonstelling moet je een probleem of ongerijmdheid benoemen. Voor de tentoonstelling die nu te zien is in de grote zaal, StyleDrive, was de vraag: zijn sieraden nog belangrijk in de wereld? En zo ja, welke dan? Waarom koopt het museum geen sieraden die rappers dragen? En wat doen we met de stukken die we hebben? Zijn die onderdeel van een levendig discours, of liggen ze te verstoffen onder een stolp, waar alleen nog dames naar komen kijken die deze sieraden kochten toen ze 21 waren? Ik heb stylist Ellie Uyttenbroek gevraagd sieraden te kiezen uit de collectie en op straat automobilisten te scouten die gefotografeerd wilden worden, met onze sieraden en hun eigen auto.'
U krijgt drie woorden om de museumwereld te beschrijven.
'Allesverzengend politiek correct. Polemiek is onder museummensen not done. Ik heb, toen ik nog hoogleraar designgeschiedenis in Delft was, twee keer een kritisch stuk in de krant geschreven, en ik geld dan al als iemand die er met gestrekt been in gaat. Twee keer in 25 jaar! Dat zegt toch iets over de voorzichtigheid in de culturele wereld. Zoals in de literatuur polemiek wordt bedreven, dat maak je in de kunst nauwelijks mee. Geen directeur of conservator die, professioneel onderbouwd, zegt dat een ander museum iets onnozels doet. Terwijl het de inhoud van de kunst zeer ten goede zou komen.'
Stedelijk Museum 's Hertogenbosch
Stedelijk Museum 's-Hertogenbosch, voorheen Museum Het Kruithuis. Collectie ontstaan in 1956. Museum sinds 1985.
Kern van de collectie: keramiek en sieraden van (inter)nationale kunstenaars en ontwerpers uit de 20ste en 21ste eeuw, onder wie Picasso, Braque, Bourgeois, Calder, Gijs Bakker en Emmy van Leersum. Best bezochte tentoonstelling van de laatste vijf jaar: Fish Pond Song van Jeroen Kooijmans (2016).
Aantal bezoekers in 2017: 80 duizend.
Gooit u eens een balletje op.
'Ik heb echt op mijn tong moeten bijten toen ik het 'Mondriaan tot Dutch Designjaar' moest ondergaan. Er werd ons wijsgemaakt dat De Stijl zo typisch Nederlands is, en dat zich in die primaire kleuren en geometrische vormen onze innovatieve en progressieve geest toont. My ass, Van Doesburg en Mondriaan zijn ons land ontvlucht en ze maakten deel uit van een internationale avant-garde. We zijn trouwens maar recentelijk een beetje van De Stijl gaan houden, in de loop van de jaren tachtig toen De Stijl als een ongevaarlijk clubje stoute decoratieschilders is gepresenteerd. Dat je als museum toeristen wilt trekken akkoord, en ik begrijp dat geschiedenis een constructie is, maar iedereen die eraan heeft meegewerkt levert een bijdrage aan flagrante geschiedvervalsing.'
Wanneer zag u voor het laatst iets spannends gebeuren in een Nederlands museum?
'Ik zie veel mooie dingen. De tentoonstelling van Johan Maelwael, laatst in het Rijksmuseum: wat een geschenk. In een tijd dat de overheid van ons vraagt dat we meer rekening houden met onze bezoekers, is het een verademing dat een eigenzinnige curator kiest voor een middeleeuwse schilder die bij het grote publiek onbekend is.'
Mooi is nog niet spannend.
'Dat klopt. De meeste musea zijn de afgelopen jaren geprofessionaliseerd, ze zijn een serieuze economische factor in de stad geworden, doen volwaardig mee in de citymarketing, de bezoekersaantallen zijn gestegen. Maar het is ten koste gegaan van een zekere scherpte. Ik moet mezelf als directeur nog bewijzen, dus laat ik niet iedereen de maat nemen. Maar als consument voel ik niet echt vaak de noodzaak uit te rukken. Het is in veel musea mooi en comfortabel, en dan ben je klaar met kijken en eet je nog een appelpunt. Ik mis urgentie en tinteling.'
Hij wijst naar een stapeltje boeken op zijn kast. Het bovenste, een dik rood handboek, heet Organisationsbuch der NSDAP. Als het aan Timo de Rijk ligt, komt er binnen afzienbare tijd in zijn museum een tentoonstelling over design van het Derde Rijk. De eerste gesprekken met het Deutsches Historisches Museum in Berlijn zijn al gevoerd. 'Zij zouden zo'n tentoonstelling dolgraag willen maken, maar zeggen: in ons land kan dat niet, het is nog te beladen.'
In Nederland ook.
'En dat is precies de reden waarom deze tentoonstelling er moet komen. Omdat het een goed voorbeeld is van een onderwerp waar je het in een kunstmuseum niet over mag hebben. Vergelijk het met de slavernijdiscussie. Mede aangezet door het publieke debat is het Rijksmuseum zich langzaam rijp aan het maken om een grote tentoonstelling over slavernij te maken. Iedereen zegt: dat werd wel eens tijd. Terwijl de reactie op mijn plan waarschijnlijk zal zijn: moet dat nou? Ja, dat moet. Als je in je museum belangrijke stromingen in de designgeschiedenis wil laten zien, kun je niet met een grote boog om de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw heen blijven lopen. Kijk, veel musea vinden het hun taak om kunst te brengen waar ze achter staan. In de designwereld draait het al helemaal om feelgood: waar wordt de wereld beter, mooier van? Maar feelgood, daar gaat kunst niet altijd over. Ik heb mij altijd kunnen vinden in Gerrit Komrij, die zei dat cultuur niet alleen De hut van Oom Tom is, maar ook Markies De Sade. Met dat laatste bedoelde hij: ook de hoeken van de kunst waar slechtheid en abjecte ideeën worden verkondigd.'
Onlangs las hij Het verboden boek, dat gaat over Mein Kampf. 'De schrijver, Ewoud Kieft, kreeg van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie de opdracht te proberen te begrijpen waarom Mein Kampf in de jaren twintig van de vorige eeuw zo'n succes was. Miljoenen verkochte exemplaren! Het staat vol leugens en verdachtmakingen, maar als je het leest, begrijp je ook hoe angstaanjagend briljant, excusez le mot, Hitler was. Hoe volkomen pervers, maar tegelijkertijd retorisch, politiek en organisatorisch briljant.'
Hij pakt het huisstijlboek van de nazi's erbij. 'Zo is het ook met het design uit die tijd. In dit boek staat eigenlijk alles: hoe je je moet gedragen, wat je aan moet als je een functie in het Derde Rijk wilt hebben, hoe de straten eruit moeten zien, de gebouwen. Het is allemaal ontworpen, allemaal bedacht, om het Derde Rijk er geweldig uit te laten zien. De films van fotograaf en regisseur Leni Riefenstahl, maar ook de Sig-Runes, het angstaanjagende logo van de SS: geweldig design, in dienst van een volkomen perverse ideologie. Een levensgevaarlijke combinatie.'
Wat doet u als straks de neonazi's juichend door uw museum lopen?
'Als dat gebeurt, hebben we de verkeerde tentoonstelling gemaakt. Er zal niks worden gevierd, er zal geen aanleiding zijn voor gezwollen trots. Onze belangrijkste uitdaging wordt het een tentoonstelling te maken die op geen enkele manier beduimeld is. We moeten de propaganda onderuithalen. Maar ons wel de vraag stellen: zouden de nazi's ook zo succesvol zijn geweest als het design niet zo goed was geweest?'
U mag een bezoeker naar een museum sturen. Waar moet-ie heen?
'Naar Boijmans Van Beuningen. De nieuwe collectieopstelling, bedacht door kunstenaar en kunsthistoricus Carel Blotkamp, zou een hype in Nederland moeten zijn. Afwisselend, prikkelend, je loopt zwelgend door de zalen.'
Laatste kunstaankoop voor thuis?
'Een geometrisch schilderij van Gerard Caris uit de jaren zestig. Het is ooit gepresenteerd in het Stedelijk in Amsterdam, maar ik vond het op een inboedelveiling.'
Er valt uw museum 100 duizend euro in de schoot. Wat doet u ermee?
'Ik zou door de studio van ontwerper Petra Blaisse een gordijn laten ontwerpen voor ons auditorium.'
Wie ziet u te weinig in uw zalen?
'Jongeren onder de 25. Ik kan aan mijn leeftijd niks doen, maar ik kan wel anders programmeren.'