Tien vrolijke verzuchtingen
1. Wat een geluk dat Lewis Carrol geen Vlaming of Nederlander was. Anders had een onbesuisde jury hem vanwege Wiske in Wonderland vast ooit voorgedragen voor de Prijs der Nederlandse Letteren, hem in België uit te reiken in, zeg, 1870 door koning Leopold....
2. Wat een opluchting dat de dichter Hans Warren nooit is onderscheiden met de Prijs der Nederlandse letteren. Want wat zou de arme koning Albert zich bij het uitreiken van de prijs opgelaten hebben gevoeld door de aanwezigheid van Mario Molengraaf, Warrens partner. Molengraaf was namelijk zeventien jaar oud toen hij in 1978 een verhouding met Warren kreeg. De jonge Mario stuurde Warren in die tijd even erudiete als erotische brieven. In Warrens Geheim Dagboek 1977-1978 schrijft Warren over een van die brieven: 'Ik kreeg een stijve toen ik hem las.' Die stijve uit 1978 zal Warren, ingeval van bekroning, nog duur komen te staan, laat dat maar aan de Belgische regering over.
3. Wat een zegen dat geen jury Adriaan Morriën ooit heeft voorgedragen voor de Prijs der Nederlandse Letteren. Morriën ging medio jaren zeventig een keer met een van zijn dochters naar bed en heeft daarover geschreven. Incest met wederzijdse instemming, maar toch: incest. Schildwacht Anciaux zou vader en dochter Morriën onherroepelijk van de trappen van het koningshuis hebben gebonjourd.
4. Wat fijn ook dat Boudewijn Büch nooit in Vlaanderen ten paleize is genood om een literaire prijs opgespeld te krijgen. Behalve dat Büch ooit droevige liedjes heeft geschreven over ene Gijs en over andere jonge jongens, zou koning Albert wel in een heel lastig parket zijn gebracht indien Boudewijn zijn broer Menno op de gastenlijst zou hebben gezet. Want: er geldt natuurlijk een paleisverbod voor een schrijver met een broer die rare tv-programma¹s heeft gemaakt over mensen die aan rats-, kuch- en bonenseks doen.
5. Wat merkwaardig dat niemand het dezer dagen heeft over de weigering in 1984 van de eertijdse cultuurminister Elco Brinkman om Hugo Brandt Corstius de PC Hooft-prijs toe te kennen. Reden: Brandt Corstius was in zijn columns volgens Brinkman 'te kwetsend'. Het beleid inzake grote literaire (staats)prijzen is dankzij Brinkman en zijn Vlaamse collega Anciaux wel zo duidelijk geworden. Doet men zelf aan kwetsen: wél voordragen voor een literaire prijs, geen toekenning. Beschikt de schrijver over dierbaren of familieleden tegen wie een justitieel onderzoek loopt: prijs wél toekennen, niet uitreiken. Vraag is natuurlijk: tot in welke graad is volgens Anciaux het hebben van verdachte dierbaren of familieleden een schandvlek voor een schrijver? Hoe zit het met de schrijver die een vader met een oorlogsverleden heeft? Of een malverserende tante? Een gerontofiele achterneef?
6. Wat prettig voor minister Anciaux dat zijn 'tegenstanders' bestaan uit een stel protesterende schrijvers die bij de minste ogenschijnlijke knieval van de minister meteen weer in hun hok terugkruipen. Anciaux beweerde vorige week nog 'geschokt' te zijn door de protesten. Verder had hij naar eigen zeggen inderdaad overwogen af te treden. Meteen weerklonk onder de boze schrijvers een tevreden geknor, waarop Anciaux triomfantelijk meldde dat zijn 'geschoktheid' vanzelfsprekend ironisch was bedoeld. Natuurlijk had hij geen moment overwogen af te treden. Kom nou toch! Omdat schrijvers iets te jeremiëren hadden?
De schrijvers kenden meteen hun plaats weer. Politici veinzen tenminste nog onder de indruk te zijn van stakende luchtverkeersleiders of mestwerpende boerenknechten. Maar protesterende schrijvers? Die lach je gewoon even uit.
7. Wat een ironie dat het morele gelijk inzake de getorpedeerde uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren aan Reve bij Joop Schafthuizen ligt. Schafthuizen heeft zijn temperament niet bepaald mee. Het wachten is op het moment dat hij de 66 solidaire schrijvers van zijn erf af slaat. Dat zou toch sneu zijn voor al die schrijvers die zelfs bij de aanslag op de Twin Towers nog niet waren te wekken uit hun weltfremde marmottenslaap. Nou zíjn ze eens strijdbaar en solidair, en dan zijn ze prompt het haasje: uitgelachen door Anciaux, uitgekafferd door Schafthuizen.
8. Wat gênant dat in de Nederlandse pers een aantal journalisten zó blind van bewondering is voor de eens meedogenloos formulerende Volksschrijver, dat ze diens huidige moppentapperij van mavo 3-niveau opdienen alsof het ouderwets goeie Reve-briljantjes zijn.
9. Wat raar dat sommige van die journalisten het steeds maar over 'Gerard' hebben als ze over Reve schrijven. Alsof ze sinds jaar en dag tot de huisvrienden behoren, terwijl ze hem in werkelijkheid één, misschien twee keer hebben ontmoet.
10. Wat miezerig van het overgrote deel van die 66 protesterende schrijvers dat ze hun mond hielden toen in hetzelfde Belgenland een roman van Herman Brusselmans uit de handel moest worden genomen na een juridische aanklacht, ingediend door iemand van de Vereniging van Beledigde Romanpersonages. Als een van hun collega's op buitenliteraire gronden onder vuur ligt, kijken Nederlandse en Vlaamse schrijvers éérst naar de plaats waarop die collega zich in de literaire pikorde bevindt alvorens zich solidair met hem te verklaren. Vandaar dat het betrekkelijk stil rond Brusselmans bleef en dat de Zaak-Gerard Reve nu zoveel heilige verontwaardiging opwekt bij veel schrijvers van de hielenlikkende, opvrijende en jakhalzende soort.