ColumnSylvia Witteman
Thuis kregen wij geen rietjes, want die vielen net als alle andere leuke dingen onder de categorie ‘flauwekul’
Na de heilzame boswandeling betrad ik dorstig een caféterras en bestelde een flesje cola. ‘Geen probleem’, verzekerde de piepjonge ober me (een meevaller!) en hij voegde er vriendelijk aan toe: ‘Wil je daar een rietje bij?’
Een rietje! In mijn hoofd begon het te bruisen als frisdrank. Hoelang geleden was het dat iemand mij gevraagd had of ik ergens een rietje bij wilde? Een halve eeuw? Over het algemeen gaat het met rietjes zo, in de horeca: je krijgt er een, of je krijgt er geen. Overleg wordt niet gepleegd. Behalve nu dus.
‘Ja, graag’, hoorde ik mezelf zeggen, tot mijn eigen verbazing. En spijt ook, algauw. Een verstandig mens wil geen rietje. Na gebruik schijnen die in zee te belanden (je vraagt je af hoe: is er een onverlaat die ze verzamelt en ’s nachts, diabolisch gniffelend, bij Scheveningen te water laat?) De arme ijsbeertjes verslikken zich erin en vallen dan, al hoestend, van hun toch al dramatisch wegsmeltende ijsschots af. Er gaat ook geen dag voorbij of ik doe iets stoms.
Intussen begon ik me, ondanks alles, toch te verheugen op dat rietje. Rietjes zijn leuk. (Als kind hoopte ik altijd op een rode, net als alle andere kinderen. Je vraagt je af waarom er nog rietjes in andere kleuren gemaakt werden. Zo moest ik het vaak met een gele doen; altijd weer een domper. Hetzelfde geldt overigens voor ballonnen.)
Rietjes waren miezerig dun, vroeger. In Amerikaanse films en series zag ik kinderen drinken uit rietjes die niet alleen dikker waren dan bij ons, maar ook nog buigbaar, met een harmonica-nekje. Wat benijdde ik die Amerikanen! Wat sprong mijn hart op bij mijn allereerste bezoek aan McDonalds, rond 1975, toen ik voor het eerst van mijn leven een niet alleen gezellig dik, maar bovendien vrolijk gestreept rietje in handen kreeg!
Ik heb het mee naar huis genomen, en nog lang bewaard. Thuis kregen wij geen rietjes, want die vielen, net als alle andere leuke dingen, in de categorie ‘flauwekul’. Wel kan ik me herinneren dat we een kronkelrietje bezaten van doorzichtig, stevig plastic. Het heette ‘afwasbaar’ en kon dus door de beugel van mijn kritische moeder. Het was feestelijk om de ranja die lange, kronkelige reis door dat rietje te zien maken, maar die afwasbaarheid gold alleen de buitenkant. Toen mijn broer er eenmaal melk mee had gedronken smaakte daarna alles naar schimmel.
Daar was de ober, met mijn cola. Het rietje bleek van papier. Heel klimaatneutraal, maar na twee slokken zakte het slapjes ineen.
In de verte hoorde ik de ijsbeertjes gniffelen.