Thorbecke pronkte vooral met andermans veren

Volgende week maandag wordt op plechtige wijze de viering van 150 jaar Grondwet afgesloten. Jammer van alle festiviteiten, zegt Diederick Slijkerman, maar eigenlijk viel er dit jaar weinig te vieren....

DIEDERICK SLIJKERMAN

DIT JAAR is gevierd dat Nederland 150 jaar geleden een grondwet kreeg. Anders dan deze festiviteiten echter doen vermoeden, is de Nederlandse grondwet niet van 1848, doch van 1814; ouder dus. Bovendien is het onjuist dat Thorbecke de vader zou zijn van het Nederlandse democratisch bestel. De (eerste) grondwet is namelijk niet van zijn hand, maar van die van Gijsbert Karel van Hogendorp.

De wortels van de huidige grondwet liggen in de Franse Revolutie. In de loop van deze omwenteling in Parijs raakten de Nederlanden onder Franse bezetting. Hierdoor kwamen intellectuelen in contact met verlichte denkbeelden, zoals de idee dat het volk de basis vormde van de koninklijke regering, in plaats van andersom.

Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834), onder wiens leiding 'de grondwet' van de Nederlanden tot stand zou komen, werd sterk beïnvloed door het gedachtegoed van Montesquieu. Hij was op jonge leeftijd naar Noord-Amerika gereisd om daar kennis te maken met het verschijnsel 'democratie'. Van Hogendorp sloot vriendschap met één van de grondleggers daarvan, Alexander Hamilton, en ontmoette ook Thomas Jefferson, de auteur van de Onafhankelijkheidsverklaring.

In de nadagen van Napoleons keizerrijk werd het huis van Gijsbert aan de Kneuterdijk in Den Haag steeds meer het verzamelpunt van de Nederlandse rebellie tegen de Franse overheersing. In het machtsvacuüm na afloop van de Franse bezetting besloot Van Hogendorp samen met Van der Duyn van Maasdam om het landsbestuur op zich te nemen en de erfprins van Oranje te verzoeken zich als koning in een constitutionele monarchie aan het hoofd van het land te stellen.

Veel alternatieven hadden zij niet; haast was geboden omdat zowel Pruisen als Rusland zich over de Nederlanden dreigden te ontfermen.

In het eerste contact met de toekomstige vorst bracht Gijsbert van Hogendorp een reeds door hem opgesteld ontwerp van de grondwet ter sprake. Willem van Oranje riep op zijn verzoek in december 1813 een grondwetscommissie in het leven met Van Hogendorp als voorzitter.

De eerste grondwet voorzag in een Eerste en Tweede Kamer, waarbij de Tweede Kamer indirect via Provinciale Staten werd gekozen. Voorts kende Van Hogendorp de Raad van State een vooraanstaande positie toe om de macht van de koning enigzins te beteugelen: de koning zou in samenspraak met dit college moeten regeren.

In de praktijk liep het anders. Koning Willem I ging nogal soepel met de (grond)wet om, zodat de Raad van State nauwelijks een tegenwicht voor zijn absolutistische machtsuitoefening kon vormen. Dit autocratische optreden streek Gijsbert Karel tegen de haren in en liep uit op zijn ontslag als vice-president van de Raad van State. Hij nam daarop, tegen de zin van de koning, zitting in de Tweede Kamer en leverde van daaruit stevige kritiek op het regeringsbeleid.

Van Hogendorp heeft in de Kamer waarschijnlijk ervaren dat zijn grondwet pas een eerste stap in de gewenste richting was, want aan het begin van de jaren dertig schreef hij enkele pamfletten waarin hij voor ministeriële verantwoordelijkheid en directe verkiezingen pleitte.

Uit het bovenstaande volgt dat Van Hogendorp kan worden gezien als de grondlegger en de initiator van de Nederlandse democratische constitutie.

Het is verder de vraag in hoeverre Thorbecke aangemerkt kan worden als de vader van de grondwetsherziening van 1848.

In maart 1848 barste in Parijs de revolutie los die vervolgens oversloeg naar Wenen, Berlijn en andere Duitse steden. De dochter van koning Willem II, prinses Sophie, schreef haar vader vanuit Saksen-Weimar brieven waarin zij sympathie voor de hervormingsgezinden uitdrukte.

De vorst riep op 13 december 1848, buiten medeweten van zijn ministers, de voorzitter van de Tweede Kamer bij zich en liet deze weten dat hij bereid was tot een fundamentele grondwetsherziening. De ministers namen daarop verontwaardigd ontslag.

Het is een tot in den treure herhaald cliché dat Willem II van de ene op de andere dag van uiterst conservatief tot uiterst liberaal zou zijn geworden. De vorst had reeds op jonge leeftijd affiniteit met vrijzinnige, liberale denkbeelden. Zo viel hij als kroonprins al uit de toon door zijn passie voor de kunst. Ondanks de in dit opzicht weinig inspirerende omgeving wist hij toch een bijzondere, voor Nederlandse begrippen unieke kunstcollectie aan te leggen.

In de politiek was Willem Frederik van Oranje bij uitstek degene die tegen de dwingelandij van zijn vader, koning Willem I, inging. In zijn hoedanigheid van vice-president van de Raad van State (van 1829 tot 1840) gaf hij bij de grondwetsherziening van 1840 aan dat ook aandacht besteed zou moeten worden aan de ministeriële verantwoordelijkheid. Aldus gebeurde.

Verder openbaarde de ruimdenkendheid van deze vorst zich op het gebied van de religie: na zijn troonsbestijging heeft Willem Frederik de emancipatie van het rooms-katholieke volksdeel bevorderd. Religie was in zijn ogen een zuiver persoonlijke aangelegenheid.

Niet bekend

Uit hun midden kozen zij Thorbecke tot voorzitter. Deze keuze lag voor de hand omdat Johan Rudolf Thorbecke hoogleraar staatsrecht te Leiden was en zich had verdiept in het Nederlandse constitutionele recht. Over elk onderwerp werd door de leden gestemd waarbij lang niet altijd de mening van de dominante Thorbecke werd gevolgd. De redactie van de artikelen werd wel overgelaten aan dit tactloze, pedante heerschap, zoals hij door veel tijdgenoten werd ervaren.

Hoewel het wetsvoorstel veel weerstand opriep, zorgde Willem II persoonlijk ervoor dat dit de ministerraad, de Raad van State, de Tweede Kamer, waar hij toestond dat enkele wijzigingen werden aangebracht, en de Eerste Kamer passeerde. De meerderheid van de Tweede Kamer vond de grondwetsherziening veel te ver gaan. Het gehele project was een persoonlijke, visionaire missie van de koning. Het is dan ook ironisch dat Thorbecke, die zich alle lof over deze grondwetsherziening maar al te graag liet aanleunen, bekend is geworden als vader van 'de grondwet'.

Niet lang nadat de grondwetsherziening van 1848 in werking was getreden, overleed de miskende koning aan een hartstilstand op zijn buitenverblijf in Tilburg, waar hij van zijn inspanningen op adem wilde komen.

De als 'liberaal' bekendstaande Thorbecke, die later vele malen minister zou worden, heeft overigens niet lang daarna een kieswet ontworpen waarbij alleen mensen die een bepaalde som directe belasting betaalden, het kiesrecht werd gegeven (censuskiesrecht). In de praktijk werd de kring van kiesgerechtigden als gevolg van deze wetgeving verkleind.

Al met al blijkt dat niet zozeer Thorbecke, als wel koning Willem II de grondwet van Van Hogendorp verder in diens geest heeft ontwikkeld. Het beeld dat de grondwet 150 jaar bestaat en dat Thorbecke als de vader daarvan gezien moet worden, berust dan ook op een misvatting.

Diederick Slijkerman is historicus en jurist.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden