'Taboes zijn goed omdat je erin kunt hakken'
Wat vinden we van taboes in de wetenschap? Goeie zaak, zegt Jos van den Broek, maandag inleider in het Kenniscafé....
Jos van den Broek, bijzonder hoogleraar in de biomedische wetenschapscommunicatie bij het Leids Universitair Medisch Centrum, was ooit wetenschapsjournalist en illustrator, en hij mag nog steeds graag een beetje trekken en duwen aan de wetenschap.
Onlangs verscheen van zijn hand het boekje Strandevolutie over de strandvondsten die hij en zijn vrouw doen langs de Noordzee. Fossiele haaientanden, versteende vossenkeutels. Wrakhout. Observaties ook over het raadsel dat de werkelijkheid kan zijn. Bijvoorbeeld waarom boorgaten in nonnetjes altijd aan de ene kant zitten, en zelden aan de andere. dan aangepast? Is dat niet gewoon toeval ni plaats van evolutie? Niemand die het snapt. Van den Broek stelt toch maar even de vraag.
Maandag is Van den Broek inleider in het Kenniscafé van de Volkskrant, de Balie en sciencecenter NEMO in Amsterdam over taboes en wetenschap. Kent de wetenschap eigen taboes? Is dat erg? En hoe gaat zij om met maatschappelijke taboes? Dick Swaab, hersenwetenschapper en ooit onder vuur gelegen omdat hij gezegd had dat homohersens anders zijn dan de rest, is er te gast. Evenals milieuwetenschapper Klaas van Egmond, die hobbyt in graancirkelonderzoek. Maar vooral niet officieel.
Meneer Van den Broek, je zou toch denken dat de wetenschap overal voor openstaat.
‘In principe misschien wel. Laat de feiten maar bepalen wat er waar is en wat niet. Maar in de praktijk is het een ander verhaal. Wetenschap kent paradigma’s, door velen gedeelde uitgangspunten. Wat daarbuiten valt, is not done en taboe in de zin dat je er beter niet over kunt beginnen.’
Slechte zaak?
‘Helemaal niet. Taboes zijn er niet voor niets, ze kunnen een grote positieve betekenis hebben voor een samenleving. Zonder taboes zou er morele chaos ontstaan. Zo is het ook in de wetenschap. Taboes vormen de afbakening van de eigen uitgangspunten.’
Voorbeeld?
‘De geneeskunde is groot geworden door de ideologie van maakbaarheid. Die is geheel gebaseerd op aannames die nog niet waargemaakt zijn, zelfs misschien wel niet waargemaakt kunnen worden. Een grote groep wetenschappers moet eerst ‘geloven’ in iets vóór ze er samen de schouders onder durven zetten.’
U bent anders niet zo van het geloven. Laatst vloog u in een column uw Leidse collega Carlo Beenakker nog aan omdat die denkt dat geloven in God zin heeft.
‘Iedereen moet geloven wat-ie wil. Maar een hoogleraar natuurkunde moet er niet als hoogleraar reclame voor maken. Of in Nature een godsbewijs publiceren.’
Dus God is een taboe voor de wetenschap?
‘In de biologie zijn God en Intelligent Design taboe, en ik weet niet of dat terecht is. Nog lang niet alle vragen over evolutie zijn beantwoord, nog lang niet alle aannames waargemaakt. Ik heb een hekel aan het woord evolutieleer. Juist omdat het in zekere zin inderdaad een leer is, een ideologie. Al mag je dat niet hardop zeggen.’
Het gaat om het debat?
‘Laat ze maar komen. Ik ben persoonlijk dol op aanvallen op de evolutietheorie. Hoe harder tegenstanders er gaten in willen schieten, hoe zorgvuldiger evolutie-ideologen hun theorie moeten formuleren, aanscherpen, aanpassen, bijstellen. Dat maakt de theorie beter.’
Taboes zijn goed?
‘Goed omdat erin kan worden gehakt en gezaagd. Als alles kan, wordt de discussie stuurloos.’
Heeft u zelf nog een lijstje met fijne taboes?
‘In de geneeskunde mag je het niet hebben over iets anders dan evidence based medicine, geneeskunde op grond van wetenschappelijke resultaten. Probleem is alleen dat heel veel medicijnen niet breed getest zijn, maar alleen op gezonde jonge mannen. Over sekse, leeftijd, etniciteit en omgeving hebben we het allemaal niet.’
Nog meer?
‘Verder natuurlijk de rechtswetenschappen. Daar is het principe van gelijkwaardigheid heilig. Terwijl we weten dat mensen enorm verschillen. In sekse, etniciteit, leeftijd, cultuur, hersenfysiologie. Ik denk dat we onze toenemende kennis van die verschillen moeten toepassen in de rechtsstaat. Maar kom daar maar eens om bij een rechtsgeleerde.’