Reportage
Syrische vluchtelingen in Nederland voelen zich machteloos. ‘Ik moet onze mensen toch helpen daar?’
Syrische asielzoekers in de noodopvang in Zuidbroek zoeken wanhopig naar informatie over hun families in het aardbevingsgebied. Ze willen naar Turkije, maar mogen zonder papieren niet op reis. ‘Liggen mijn vrouw en kinderen nog onder het puin? Ik weet het niet.’
Vanaf zijn stapelbed in een Groningse evenementenhal belde de Syrische asielzoeker Muhammed El Bekri (37) op fluistertoon met zijn vrouw, maandagochtend vroeg. Het was even na vieren. Dat mag een merkwaardig tijdstip lijken voor een telefoontje naar Turkije, maar de 350 bewoners van deze noodopvang in Zuidbroek weten: ’s nachts werkt de wifi hier het best.
Hij was dus een beetje verbaasd, vertelt El Bekri, toen tijdens hun gesprek toch ineens de verbinding werd verbroken. ‘Haar telefoon zal wel leeg zijn, dacht ik nog.’ Hij ging slapen. Een uur later werd hij gewekt door zijn kamergenoot en drong langzaam het vreselijke nieuws door. Dat zijn telefoongesprek werd verbroken kwam niet door een lege batterij, maar door een verwoestende aardbeving.
De vrouw van El Bekri woonde met hun vier kinderen tussen de 7 en 15 jaar in het Turkse Kahramanmaras, midden tussen de epicentra van de twee aardbevingen. Hij weet na drie dagen nog altijd niet of zijn gezin nog leeft. ‘Kijk, dit stuurde mijn buurman’, zegt El Bekri. Hij laat een foto zien van een grijze berg puin onder een ingezakt dak van wat ooit zijn huis was. ‘Liggen mijn vrouw en kinderen hier nog onder? Of zijn ze eruit gehaald? Ik weet het niet.’ Zijn stem klinkt wanhopig.
Met het uur slinkt de hoop
De machteloosheid is bijna tastbaar hier, tussen de geïmproviseerde muren van mdf-platen in unit H18. Van de acht Syrische asielzoekers op deze kamer hebben er vier directe familie wonen in het aardbevingsgebied op de grens van Syrië en Turkije. Geen van allen hebben ze sinds maandag contact kunnen leggen met hun achtergebleven vrouw, kinderen of ouders.
De asielzoekers ontvluchtten de oorlog vaak al jaren geleden. Omdat de situatie voor Syriërs in Turkije steeds moeilijker werd, kwamen ze onlangs in hun eentje naar Nederland, met het idee hun familie later hierheen te halen via gezinshereniging. Maar met het uur slinkt de hoop dat er straks nog iets te herenigen valt.
Zo ook voor Abdul Ibrahim (27), die het het liefst meteen zijn kleren bij elkaar had gegraaid uit zijn grijze locker om het eerste het beste vliegtuig naar Turkije te nemen. ‘Ik weet niet wat ik hier nog doe. Ik moet onze mensen toch helpen levens te redden daar?’
Maar asielzoekers zonder verblijfsvergunning mogen niet reizen. Althans, dan verspelen ze hun recht op asiel. En laten deze Syriërs na een halfjaar wachten nou net komende week aan de beurt zijn voor hun eerste gesprek met immigratiedienst IND in Ter Apel. De afgelopen dagen hebben de mannen gesmeekt: kan er op humanitaire gronden niet een uitzondering worden gemaakt voor een kort bezoek aan Turkije? Het antwoord dat hen via de IND bereikte was kortweg: nee.
Bidden dat het gezin nog leeft
Regels zijn regels in Nederland. Dat blijkt ook even later weer, als een manager van de opvanglocatie tijdens een kamercontrole in een papieren bekertje een uitgedrukte sigaret ontdekt. ‘Wie heeft hier gerookt?’ Ibrahim bekent schuld. Verontschuldigend: ‘Het is echt heel koud buiten.’ Maar ook als je in paniek bent omdat je niet weet of je dochtertjes van 4 en 6 nog leven, moet je hier op het matje komen voor een illegale sigaret. ‘Ik wil je straks even spreken’, zegt de COA-medewerker streng, en ze verdwijnt weer door het zwarte gordijn dat fungeert als deur.
Ibrahim maakt het allemaal niet meer uit. Hij wil naar Turkije, of dat nou mag of niet. ‘We hebben al twee keer gevochten, omdat ik hem moest tegenhouden’, vertelt zijn kamergenoot Wael Abu Rchi (33). Hij legt het zijn maat nog maar eens uit: ‘Wat wil je daar gaan doen? Dan vlieg je naar Adana, en dan kom je daar vast te zitten.’ Hij laat op zijn telefoon een video zien van overstroomde straten in Adana. Jaja, knikt Ibrahim, hij geeft zijn vriend gelijk. Hij kan nu niets anders doen dan bidden dat zijn gezin nog leeft.
Nichtjes onder het puin
Voor Mohamed Taha, een 30-jarige Syriër in een zwarte hoodie, lijkt zelfs dat te laat. Emotieloos staart hij in een wit kuipstoeltje voor zich uit, onder de tl-balken van de evenementenhal zonder ramen.
Dinsdag rond middernacht zag hij het Facebook-bericht dat hem door de ziel sneed: een foto van twee van zijn nichtjes, met daaronder de vraag of iemand de kinderen herkende. Ze waren gevonden onder het puin van een woning in Hatay, het huis van Taha's schoonzus. ‘Mijn vrouw en dochtertje wonen eigenlijk in Ankara, maar ze waren uitgerekend deze week een paar dagen logeren bij haar zus. Dat geloof je toch niet?’
De twee vrouwen van zijn leven liggen daar dus nog onder het puin, heeft Taha gehoord. Het lijkt hem bijna uitgesloten dat ze nog ademen, maar hij wil het pas geloven als er iemand is gaan graven. Taha’s broer, die ook hier in Zuidbroek op zijn asielprocedure wacht, staat in de startblokken om naar Turkije te vertrekken, om namens zijn broer in elk geval de lichamen veilig te stellen voor een waardige begrafenis. Hij heeft iedereen aangeklampt - het COA, Vluchtelingenwerk, het Rode Kruis. Maar niemand zegt te kunnen helpen.
Ze hebben gehoord dat er ook een Nederlands reddingsteam naar Turkije is. Taha toont de coördinaten van de plek waar het huis van zijn schoonzus stond. Tegen de verslaggever: ‘Kun jij misschien vragen of zij op deze plek willen gaan graven?’