Nieuws
Syrische slachtoffers van de aardbeving blijven verstoken van hulp
In Syrië zijn de gevolgen van de aardbeving net zo erg als in Turkije. Maar hulpverlening blijft uit. President Assad gebruikt hulp als een politiek drukmiddel: alles wat het land in komt, moet via Damascus gaan. Lokale hulpverleners staan met lege handen.
Wéér kwamen gebouwen in Syrië met donderend geraas naar beneden en bleef er niets over dan grote blokken beton en verwrongen metaal. En wéér moeten mensen hun geliefden, hun vader of moeder, hun kinderen of hun buren, met blote handen uitgraven.
Terwijl de internationale hulp in Turkije na de verwoestende aardbeving op gang komt, blijft die in Syrië vrijwel volledig uit. Maar ook hier werden hele wijken, die toch al murw waren gebeukt door jarenlange luchtaanvallen, binnen enkele seconden weggevaagd. Duizenden mensen zijn omgekomen, en nog veel meer anderen raakten gewond. In een ziekenhuis net buiten de stad Idlib ‘kwamen er elk moment nieuwe lichamen binnen’, zegt een arts tegen de New York Times.
Zoveel ziekenhuizen zijn er niet. President Bashar al-Assad en Rusland hebben klinieken en hulpposten jarenlang bewust gebombardeerd. Voorheen konden Syrische oorlogsslachtoffers nog terecht in ziekenhuizen in Turkije, maar die hebben nu zelf hun handen vol.
Ook al is er sinds 2020 een staakt-het-vuren, een groot deel van Syrië zucht nog onder het conflict dat al twaalf jaar door het land raast. De infrastructuur is volledig verwoest, miljoenen mensen zijn op drift, 90 procent van de bevolking in het getroffen gebied leeft onder de armoedegrens. Vanwege de sancties is er bovendien geen internationale hulp voor de wederopbouw. Daar kwam afgelopen weekeinde die aardbeving dus bovenop.
De situatie was al catastrofaal
‘We vragen al twaalf jaar om hulp, terwijl we voor hun ogen sterven’, zegt een vrijwilliger van de hulporganisatie ‘Witte Helmen’ tegen de Washington Post. ‘Ook tijdens deze crisis keert de wereld ons de rug toe. Alsof hier geen mensen wonen, alsof we hier geen ziel hebben.’
Extra lastig is dat het getroffen gebied door verschillende partijen wordt gecontroleerd: een deel is in handen van het regime-Assad, een ander deel (de provincies Idlib en Aleppo) in dat van rebellen die gelieerd zijn aan organisaties als Al Qaida. Daarnaast controleert Turkije militair drie kleinere regio’s, waar het de Syrisch-Koerdische Democratische strijdkrachten als grote vijand ziet.
Zeker in rebellengebied was de situatie al vóór de aardbeving catastrofaal. Van de 4,5 miljoen mensen die in deze regio wonen, zijn 2,9 miljoen vluchteling: gezinnen die in kampen of bouwvallen proberen te overleven. Er was al nauwelijks elektriciteit of brandstof, geen schoon water, te weinig voedsel, geen warmte. Hulporganisaties, van het grote Internationale Rode Kruis tot de kleinste lokale clubs, vragen wanhopig om hulp, maar zelfs als dat wordt toegezegd (Nederland bijvoorbeeld, stelde woensdag 10 miljoen euro voor Syrië beschikbaar), is het niet gemakkelijk om het op de juiste plek te krijgen.
Hulp is een politiek drukmiddel
Want zelfs nu blijft noodhulp gewoon een politiek middel. Het Syrische regime liet maandag bijvoorbeeld al weten dat de grenzen niet zomaar open gaan voor hulp. Op dit moment kunnen de Verenigde Naties hulp voor het noorden van Syrië alleen maar leveren via één grenspost - iets dat in de VN-Veiligheidsraad is afgedwongen door Assads bondgenoot Rusland. Assad wil, net als tijdens de oorlog, dat alles via Damascus loopt: zo kan het regime een deel van de hulp ‘afromen’ en zelf bepalen wat er naar de oppositie gaat.
Vooralsnog moeten ze het vooral zelf doen: op beelden is te zien hoe mensen dag en nacht in de puinhopen werken. Ervaring hebben zij genoeg, maar er zijn nauwelijks middelen, en terwijl de klok doortikt voor de slachtoffers die nog begraven liggen onder grote blokken cement, werken veel reddingswerkers met blote handen.
‘We horen de kreten om hulp vanuit de ruïnes’, vertelt Ezdihar (geen achternaam) van hulporganisatie Basmeh en Zeitooneh over de telefoon, ‘maar we hebben geen machines om mensen eruit te halen. En als mensen gered worden, moeten we hen buiten achterlaten omdat er geen tenten zijn. We doen wat we kunnen, maar komen alles tekort.’