ReportageStudie Nederlands
Studie Nederlands loopt leeg. Tijd voor een reddingsplan
Het aantal studenten Nederlands loopt zo snel terug, dat de VU in Amsterdam al is gestopt met de studie. Prominente neerlandici presenteren vandaag een reddingsplan. ‘Of het nut heeft om de werken van Vondel te bestuderen?’
De lijn gaat omlaag, hard omlaag. Schreven zich in 2009 nog ruim 600 studenten in voor een studie Nederlands aan een Nederlandse universiteit, inmiddels zijn dat er nog krap 200. De Vrije Universiteit in Amsterdam moest al noodgedwongen haar opleiding staken. Tijd voor actie, vinden prominente neerlandici, die woensdag een reddingsplan presenteerden aan onderwijsminister Van Engelshoven.
Alles om te voorkomen dat de kennis over de eigen taal en cultuur verdampt, en hoogleraren zoals Lotte Jensen van de Radboud Universiteit in Nijmegen tegen steeds meer lege stoelen aankijken. Tijdens haar college klinkt gegrinnik van studenten wanneer Geert Wilders in beeld verschijnt, opgetuigd als admiraal Michiel de Ruyter voor het Veronica Magazine, in de serie Heroes. ‘De omgang met helden heeft vaak iets van toe-eigening in zich’, zegt Jensen, hoogleraar Nederlandse letterkunde en cultuur in haar college over de termen ‘Gouden Eeuw’ en ‘foute’ vaderlandse helden en schrijvers. Het volgende beeld is een reclameposter voor de Waffen SS, met een beeltenis van diezelfde 17de-eeuwse zeevaarder. Jensen: ‘Kijk, hier gaat de NSB met hem aan de haal.’
De leegloop bij de studie Nederlands is een zorgelijke ontwikkeling. Dat schrijft een commissie van prominente neerlandici, zoals Marc van Oostendorp, Yra van Dijk en Lotte Jensen, onder leiding van historicus Lex Heerma van Voss namens de KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen). ‘Een samenleving waarin mensen geen kennis hebben van de eigen taal en cultuur (...) is een arme samenleving.’ Taalvaardigheid vormt de basis voor kritisch denken, probleemoplossend vermogen en creativiteit, stelt de commissie.
Pubers
Niet alleen de wetenschappelijke bestudering van onze taal, literatuur en cultuur komt in het gedrang, maar waar halen we straks de universitair geschoolde docenten Nederlands vandaan om onze pubers te doceren? ‘Taal verandert continu’, zegt commissievoorzitter Heerma van Voss. ‘Er zijn in Nederland mensen die het Pools, Frans en Hittitisch bestuderen en onderzoeken, maar we hebben samen met Vlaanderen een speciale verantwoordelijkheid voor onze eigen taal.’
Waarom daalt het animo voor de studie? De commissie ziet een onwenselijk grote kloof tussen het schoolvak (gericht op tekstverklaring en vaardigheden en niet op taal- of letterkunde) en de academische opleiding Neerlandistiek. Heerma van Voss: ‘Het is een instrumenteel vak geworden, niet een vak dat oproept: hier wil ik me de rest van mijn leven op toeleggen. We hoorden het telkens weer van studenten: de studie is zoveel leuker dan het schoolvak.’
Olympiade
Om het tij te keren doet de commissie een reeks aanbevelingen. Met stip: maak het schoolvak aantrekkelijker, door het beter te laten aansluiten op de academische studie. Hoe? Bijvoorbeeld door er een vak van te maken waarin een leerling kan excelleren, een vak met prestige. Met plusklassen of buitenschoolse extra’s zoals een schrijfacademie of olympiade Nederlands. Maar ook door meer aandacht voor literatuur en taalkunde.
Om dit voor elkaar te krijgen, moeten er wel veel meer academisch geschoolde docenten voor de klas. Hier wordt de commissie even heel concreet: stimuleer studenten die de onderwijsmaster overwegen financieel met een eenmalige bijdrage van 3 duizend euro per student. ‘Niet dat studenten die geen leraar willen worden het dan ineens wel doen’, zegt Heerma van Voss. ‘Het gaat om het signaal. Het laat zien dat we het belangrijk vinden.’
Of die 3 duizend euro per student er ook komt, is nog onduidelijk. Minister Van Engelshoven komt volgend jaar voorjaar met een beleidsreactie. Ook zij noemt de daling van het aantal studenten Nederlands in een reactie zorgelijk en noemt het belangrijk ‘dat bij de hernieuwing van het curriculum wordt bekeken hoe het vak Nederlands zo aantrekkelijk mogelijk wordt gemaakt’.
De commissie adviseert de bestaande opleidingen om na te denken over de toekomst, want de tijd dat iemand die ‘iets met schrijven’ wilde automatisch bij Nederlands uitkwam, is reeds lang vervlogen sinds de komst van massastudies met namen met daarin woorden als ‘media’ of ‘communicatie’. Heerma van Voss: ‘Overweeg of je een populair vak als creatief schrijven wilt aanbieden. Of alle opleidingen Nederlands hetzelfde moeten aanbieden, of dat ze zich meer moeten profileren.’
Behoud vijf opleidingen
Een ander belangrijk punt, dat hoogleraar Jensen – al jaren een fervent publiek pleitbezorger van haar vak – sterk aan het hart gaat: behoud en versterk de huidige vijf zelfstandige opleidingen. Jensen: ‘De minister moet inzien dat het niet zomaar een taal is, maar onze eigen taal. Als er op één plek een opleiding sluit, stroomt de rest niet automatisch door naar een van de andere plekken.’
Jensen kan goed uitleggen waarom neerlandici met hun kennis en vaardigheden een maatschappelijke rol van betekenis kunnen spelen, maar we moeten volgens de hoogleraar niet alleen denken in ‘nut’. ‘Ook kennis om de kennis is intrinsiek waardevol. Heeft het nut om de werken van Vondel te bestuderen? Dat is de verkeerde vraag. Is het waardevol? Ja. Ik hoop dat de nadruk weer meer op Bildung komt te liggen. Kennis, puur om de kennis.’
Of het nieuwe reddingsplan gaat werken? De studenten denken in ieder geval van wel. Was het schoolvak leuker geweest, dan hadden ze stuk voor stuk sneller hun weg naar de studie gevonden, klinkt er van alle kanten in de collegezaal in Nijmegen.
Ook hoogleraar Jensen is positief gestemd. Ze observeert, geheel in lijn met de algemeen cruijffiaanse wijsheid, alvast een cruciaal voordeel van de noodsituatie: een enorm saamhorigheidsgevoel. Oude rivaliteiten in de categorie ‘mijn 17de-eeuwse teksten zijn belangrijker dan jouw moderne letterkunde’ lijken verdwenen. Als één blok gaan de medewerkers door het vuur voor hun vak.
Tijdens het college van Jensen luisteren vijftien paar oren ondertussen naar een voordracht van medestudenten over Lucretia van Merken. Dat de studie zo kleinschalig is, is niet alleen maar erg, fluistert een meisje met bruine krullen. Allemaal kennen ze wel iemand die rechten studeert. ‘Die volgen met 500 man college.’ Het meisje trekt een vies gezicht. ‘En ze hebben vast nog nooit van de vrouwelijke 18de-eeuwse Vondel gehoord. Een gemis.’
Hoe zit het in andere landen?
Is de eigen taal studeren ook in andere landen minder populair aan het worden? Een kleine inventarisatie.
Italië
Hoewel het aantal Italianen dat de eigen taal studeert de laatste jaren gestaag afneemt ten opzichte van andere talen – steeds meer Italiaanse jongeren dromen van een carrière in het buitenland – is de Italiaanse taal wereldwijd toch aan een opmars bezig. Na het Engels, Spaans en Chinees was Italiaans in 2018 zelfs de meest bestudeerde taal ter wereld. Dat komt niet omdat het een taal is die goed staat op een cv; het taalgebied is beperkt tot slechts één land waar de werkloosheid bovendien torenhoog is. Nee, de reden dat er vorig jaar wereldwijd bijna 2,3 miljoen studenten Italiaans waren, is de liefde, aldus een rapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De liefde voor het land, voor het eten, voor de geschiedenis, maar vooral: een liefde voor de taal zelf. (Jarl van der Ploeg)
Polen
Zo afschrikwekkend als de Poolse taal (aantal naamvallen: zeven) voor buitenlanders is, zo geliefd blijft ze in eigen land. Het aantal studenten dat aan een opleiding Polonistiek begint, blijft ondanks de beperkte carrièrevooruitzichten nog altijd op peil, en dan met name in de grote steden (Krakau, Warschau, Poznań). In de kleinere steden bestaan wel tekorten, met als gevolg dat sommige universiteiten zijn begonnen met werven onder jonge Oekraïense immigranten. De meeste eerstejaars, zo blijkt uit enquêtes, kiezen voor de studie uit liefde voor de taal van literaire grootmachten als Olga Tokarczuk en Czeslaw Milosz, en niet zozeer met het oog op de beroepskeuze. (Jenne Jan Holtland)
Zweden
De studie ‘Zweeds’ wordt in Zweden vaak in combinatie met andere Scandinavische talen aangeboden, wat het moeilijk maakt om de interesse voor puur de eigen taal te achterhalen. Maar Lars-Olof Delsing – hoogleraar Zweeds aan de Universiteit van Lund, waar Zweeds nog wel als apart vak wordt gegeven – ziet het animo wel degelijk dalen. ‘We hebben anekdotisch bewijs dat dit hetzelfde is bij andere Zweedse universiteiten. In de jaren 90 hadden we vakken met meer dan honderd studenten, maar de interesse in de nationale taal daalt en nu zijn 15 tot 25 studenten gebruikelijk.’ Een mogelijke verklaring is volgens Delsing dat studenten eerder kiezen voor een studie waarvan ze denken dat die meer kans op een baan biedt. (Renske Marseille)
De student
Hidde van Gestel (19), tweedejaars student Nederlands aan de Radboud Universiteit in Nijmegen
‘Ik vond de gepassioneerde verhandelingen over 19de-eeuwse literatuur van mijn docent Nederlands op school geweldig, maar ik weet niet of iedereen ze kon waarderen. Ik ben bij allerlei open dagen geweest, dat resulteerde er vooral in dat ik wist wat ik níet wilde. Tot ik bij Nederlands kwam en ontdekte wat de studie allemaal nog meer te bieden heeft.
‘Zo heb ik ontdekt dat ik praten over boeken eigenlijk nog leuker vind dan het lezen zelf. Ik ben vooral gefascineerd door hoe taal werkt. Ik doe cabaret, dat is heel talig en wat ik leer kan ik inzetten. In het dagelijks leven kom ik sinds ik Nederlands studeer elke dag wel iets tegen wat ik nu kan verklaren. Hoe adverteerders retorische strategieën in reclames inzetten, bijvoorbeeld.
‘Als je Nederlands studeert, zijn mensen in je omgeving bang om taalfoutjes te maken. Ik wilde ook echt niet zo’n taalpurist worden. Maar het is eerder het tegenovergestelde: je wordt milder. Je begrijpt waarom mensen ‘beter als’ zeggen. Dat het geen onwil is, maar dat het nu eenmaal beter past in hun taalsysteem.
‘Ik denk dat de studie niet populair is omdat het schoolvak Nederlands niet aantrekkelijk genoeg is. Het is te sterk gericht op tekstverklaring bij het examen. Het behalen van mijn onderwijsbevoegdheid is zeker een optie, al zie ik mezelf niet een leven lang docent zijn. Bovendien zijn er nog zoveel andere mogelijkheden.
Maar ik zou het vak graag veranderen. Het gaat nu te veel over kunnen en snappen en te weinig over het spel van taal.’
De afgestudeerde
Rinda den Besten, voorzitter van de PO-raad, voormalig wethouder en locoburgemeester van Utrecht.
Studeerde Nederlands aan de Universiteit Utrecht
‘Nederlands studeren? Waarom zou je, je spreekt toch al Nederlands? Ook in mijn studietijd, begin jaren 90, kreeg je dat weleens te horen. Toch heb ik nooit spijt gehad van mijn keuze. Tijdens mijn studie analyseerden we middeleeuwse handschriften, behandelden proza, poëzie en theoretische taalkunde. Daar leer je ontzettend veel van: een analytische werkhouding, gedetailleerd naar een tekst kijken. Wat staat hier nou precies? Wat bedoelde de auteur ermee? In welke context moeten we deze tekst plaatsen, gezien de tijd waarin het geschreven is en wat we over de auteur en zijn of haar omgeving weten? Actuele maatschappelijke discussies, bijvoorbeeld over de vraag of de auteur van de jeugdboeken van De Vijf racistisch zou zijn, kun je zo op een hoger plan tillen. Ook in mijn dagelijks werk als politicus, wethouder en bestuurder heb ik altijd veel aan mijn studie gehad. Ik ben afgestudeerd in de communicatiewetenschappen: hoe breng je het krachtigste een boodschap over? Met tekst, met beeld, met grafieken? Hoe zorg je ervoor dat de boodschap overkomt bij alle beoogde doelgroepen? Het cliché wil dat je met een studie Nederlands alleen leraar Nederlands kunt worden. Onzin, je kunt in elke sector aan de slag waar communicatie belangrijk is. Een minpunt van mijn opleiding destijds vond ik het gebrek aan aandacht voor nieuwe schrijvers en taalkunstenaars. En dat terwijl er bij mijn studie Nederlands in Utrecht schrijvers rondliepen die later grote namen werden, zoals Ingmar Heytze, Ronald Giphart en Ilja Leonard Pfeijffer. Ook als kweekschool voor het schrijverschap zijn goede opleidingen Nederlands cruciaal.’