Stop de bevoorrechting van milieuorganisaties
Als er niets gedaan wordt aan de veel te sterke juridische positie van milieuorganisaties, wordt de Crisis- en herstelwet een fiasco, betogen Bernard Wientjes en Loek Hermans....
De Crisis- en herstelwet is bedoeld om grote projecten sneller uit te voeren en banen te scheppen. Nu worden veel projecten jaren bij de rechter opgehouden door partijen die het niet eens zijn met genomen besluiten. Wie versnelling wil, ontkomt daarom niet aan beperking van het beroepsrecht tot echte belanghebbenden. Niemand ontzegt het beroepsrecht aan een burger die geluidsoverlast of aan een ondernemer die omzetdaling vreest door een overheidsbesluit.
De Crisis- en herstelwet beperkt het beroepsrecht door introductie van het ‘relativiteitsvereiste’. Deze moet beroep op oneigenlijke gronden voorkomen en tegengaan dat personen die zelf géén last hebben van een besluit in beroep kunnen gaan. Een omwonende die geen zicht heeft op een gebouw mag zich niet beroepen op welstandsbepalingen. Terecht. De rechtszaal is geen plaats om álle democratisch genomen besluiten nog eens tegen het licht te houden. Het afwegen van maatschappelijke belangen ligt bij de politiek. Wie daarover naar de rechter stapt, respecteert de scheiding tussen wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht niet.
Wat natuurlijke personen niet mogen, mogen sommige rechtspersonen echter wel. Wie in Den Bosch woont, kan geen besluit met gevolgen voor de Waddenzee aanvechten, tenzij hij met zijn buurman een vereniging opricht tot bescherming van gebied of dier. Zelf last hebben van het besluit is dan niet meer nodig. De wet stelt maar twee voorwaarden: duidelijke statuten en werkzaamheden om de doelstellingen van de organisatie te verwezenlijken. Af en toe een folder of vlugschrift uitbrengen is dan voldoende.
Milieu- en natuurorganisaties gebruiken deze ongelijke behandeling van natuurlijke- en rechtspersonen en procederen er lustig op los. Zónder direct belang, maar op titel van een algemeen belang.
Wie daar iets van zegt, krijgt te horen dat het Verdrag van Aarhus het zo wil. Dat is maar de vraag, want duidelijk is dit verdrag uit 1998 niet.
Zweden en Duitsland hebben het verdrag ook ondertekend, maar hun beroepsrecht gaat minder ver dan hier. De Duitse Verwaltungsgerichtsordnung bevat al tientallen jaren een strikte relativiteitseis. De toegang tot de bestuursrechter is daar beperkt tot diegenen die menen te worden geraakt in een subjectief recht, een recht van de betrokkene zelf, zoals een eigendomsrecht. Voor de rechter mogen zij zich vervolgens alleen beroepen op normen die mede ter bescherming van hun belangen dienen.
Hierdoor wordt in Duitsland (en ook in Oostenrijk) anders getoetst dan hier. In Nederland bijvoorbeeld is het voor een beroep voldoende dat de norm voor luchtkwaliteit ergens wordt overschreden, in Duitsland en Oostenrijk wordt gekeken naar de luchtkwaliteit op de plaats waar de klager zich langere tijd ophoudt. Gevolg: dezelfde Europese norm pakt voor Nederland veel strenger uit.
De Crisis- en herstelwet biedt geen oplossing voor vertraging door procederende organisaties. Het blijft mogelijk dat niet democratisch gelegitimeerde organisaties elk besluit kunnen aanvechten omdat zij een algemeen belang naar zich toetrekken.
Veel van de tijdwinst die de wet zou moeten bieden, wordt zo onhaalbaar.
Het wordt tijd dat Nederland net als Duitsland maatregelen neemt om de ongelijke behandeling op te heffen. Het is de achilleshiel van alle vormen van wetgeving die procedures voor bouwactiviteiten wil versnellen. De Crisis en herstelwet biedt een gelegenheid die moet worden benut.
De ongelijkheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen wordt opgeheven als de wetgever de rechter duidelijk maakt dat een milieu- of natuurorganisatie niet kan volstaan met duidelijke statuten, maar dat de organisatie daadwerkelijk actief moet zijn in het gebied waarop een besluit betrekking heeft én zelf schade moet ondervinden van het besluit. Wat voor de gewone burger geldt, moet ook voor een natuur- of milieuorganisatie gelden. De bevoorrechting voor organisaties die democratisch niet gecontroleerd kunnen worden, is een bedenkelijk overblijfsel uit een verleden dat we nu eens moeten afsluiten.
Natuurlijk moeten milieubelangen worden behartigd, maar dan in het bestuurlijke proces voorafgaande aan een democratisch besluit over een project. Beter ware het de belangen van natuur en milieu te dienen met een gezamenlijke aanpak zoals overheid en bedrijfsleven die hebben gevonden voor luchtkwaliteit en klimaat (het duurzaamheidsakkoord). Een aanpak met duidelijke en haalbare doelen en efficiënte instrumenten kan rekenen op draagvlak en is veel effectiever dan het voeren van achterhoedegevechten bij de rechter.