Stil en nat moet het zijn
Had de mens er niets gedaan, dan waren de Weerribben allang een moerasbos geweest. Nu heeft het natuurpark een belangrijke onderscheiding gekregen....
We lopen over water. Het golft onder de kaplaarzen; voorzichtig zetten we voetje voor voetje, maar stoppen kan niet anders zakken we weg in een slap en zompig oppervlak.
We lopen op trilveen, een laag wortels van veenplanten die op het water drijft. Nationaal Park Weerribben-Wieden, in de kop van Overijssel bij Giethoorn en Ossenzijl, is een van de weinige plekken in Nederland waar trilveen voorkomt.
Egbert Beens van Staatsbosbeheer leidt ons door het park. Dapper houdt hij stil op een stuk trilveen en stampt lichtjes op de dunne bodem. ‘De botanische waarde van trilveen is enorm: op tien vierkante meter groeien wel veertig tot zestig plantensoorten.’ Beens wijst naar de grond. ‘Daar zie ik al schorpioenmos, groenknolorchis, moeraskartelblad, veenbes, zonnedauw, zompzegge en veenpluis.’
Het is onbetrouwbaar terrein. Het lijkt of je overal kunt lopen, maar als je niet oppast zit je tot aan je nek in de blubber. Toch is het natuurgebied bijna geheel toegankelijk voor bezoekers. En die komen in groten getale. Jaarlijks trekt een miljoen mensen door het park om er te wandelen, te fietsen of een tocht te maken in een kano of op een fluisterboot.
Hoe leidt je al die mensen op een verantwoorde manier door tienduizend hectare natuurgebied? ‘Allereerst, door ze te monitoren’, zegt Beens. ‘Dankzij een elektronisch systeem weten we precies waar bezoekers heengaan en daar stemmen we de recreatie op af. Op die plekken hebben we routes uitgezet met een duidelijke bewegwijzering. Bezoekers worden, zonder dat ze het echt in de gaten hebben, naar bepaalde gedeelten van het park gemanoeuvreerd. Elders kunnen we dan weer rustgebieden creëren.’
Een wandelroute aan de rand van het gebied leidt langs een houten uitkijkpost die bijna helemaal is dichtgemaakt met planken.. Bezoekers kunnen hier door kijkgaten de watervogels observeren zonder ze te hinderen.
Voor de wijze waarop het nationaal park Weerribben-Wieden natuurbehoud combineert met recreatie ontving het onlangs het ‘certificaat voor duurzaam toerisme in beschermde gebieden’. Daarmee is het het enige Nederlands natuurpark met zo’n certificaat van de Federatie Europarc. Beens is trots op de beloning. ‘Jarenlang werken natuurorganisaties, overheid, ondernemers en bewoners in dit gebied intensief samen en dit is het resultaat van onze inspanning. Recreatie is economisch en maatschappelijk gezien belangrijk, maar je moet wel goed omgaan met de natuur.’
Op een doordeweekse dag eind september is het rustig in het park. Dat komt door de regen. ‘De Weerribben is een mooiweergebied’, zegt boswachter Jaap Dolstra, die tien bezoekers meeneemt op een fluisterboot voor een rondje door de Weerribben. ‘Van april tot oktober is het hier druk en daarna zeggen we tegen elkaar: Hè, hè, het gebied is weer van ons.’
De aluminium fluisterboot haalt met zijn elektromotor een topsnelheid van 6 km per uur. Bijna geruisloos gaat het door een labyrint van water en land, een landschap van weren en ribben.
Dat hier vroeger turf werd gestoken is nog altijd zichtbaar aan het landschapspatroon.‘Ribben’ zijn de smalle stroken land waarop de uitgebaggerde turf te drogen werd gelegd. ‘Weren’ of ‘petgaten’ zijn verveende delen die zijn volgelopen met water.
Turfwinning was tot 1920 de belangrijkste inkomstenbron van de streek, turf werd wel ‘het zwarte goud’ genoemd. De kleine vervenershuisjes waarin ooit de veenwerkers met hun gezinnen woonden, zijn vandaag de dag ingericht als bed & breakfast of vakantiewoning.
Van de turfwinning schakelde de bevolking over naar de rietteelt die tegenwoordig nog in een derde deel van het gebied bestaat. Tegen een symbolisch bedrag van 25 euro per hectare kunnen rietsnijders de grond pachten.
Jaap Dolstra heeft de motor van de fluisterboot uitgezet. Dobberend op het water is er alleen de stilte, en staren we naar de wortelstokken die hier en daar uit het water steken en doen denken aan grijpende tentakels. ‘Ongelooflijk’ roept Dolstra , ‘een boomvalk!’ Het echtpaar Cokke en Bert de Keyzer (met identieke rode regenjas en beige afritsbroek) kijkt geboeid omhoog. ‘ We zijn geen echte vogelaars, maar we hebben wel een ruime belangstelling voor vogels’, zegt Bert. ‘Hier kun je nog een Wielewaal horen; het was lang geleden dat ik die voor het laatste had gehoord.’
Regendruppels tikken op het water. Goed weer voor de Weerribben. Want je zou het niet zeggen, maar het gebied verdroogt en verdroging is de grootste bedreiging voor het landschap. Langs de kant wisselen rietland, hooiland en moerasbos elkaar af. Kleine windmolens houden het grondwater zo goed mogelijk op peil.
Als er niets aan beheer werd gedaan zouden de Weerribben op den duur verlanden, het park zou zich ontwikkelen tot een groot moerasbos. Om de diversiteit van het landschap te behouden, zorgen Staatbosbeheer en Natuurmonumenten ervoor dat de riet- en hooilanden jaarlijks worden gemaaid en dat de verlande petgaten worden uitgebaggerd, zodat er weer open water ontstaat.
‘Mensenhanden houden het gebied mooi’, zegt Egbert Beens van Staatsbosbeheer, ‘daardoor houden we de natuurwaarde van het moeras intact voor volgende generaties.’