Het Commissievoorstel om de tien kandidaat-landen vanaf 2004 inkomenssteun te betalen, is echter een afgewogen plan. Het houdt zich netjes aan het plafond van de Europese uitgaven zoals dat in 1999 in Berlijn is overeengekomen. Door met inkomenssteun laag te beginnen, blijft verder de noodzakelijke prikkel tot herstructurering van de landbouw in de kandidaat-landen bestaan. Volgens de Commissie zou een algehele verlaging van de inkomenssteun met 3 à 4 procent voldoende zijn voor volledige integratie van de kandidaten in het Europese landbouwbeleid. Het door Benschop geschetste schrikbeeld van kosten die 'uit de pan rijzen' klopt dus niet. Ook niet bij toekenning van het niveau van steun van de huidige EU. Het gaat bovendien om geld dat al voor deze landen was vrijgemaakt. De directe steun zal gedeeltelijk worden betaald door een overboeking van gelden die waren uitgetrokken voor structuurversterking in die landen vanaf 2002, maar nog niet zijn uitbetaald. Door betaling van steun in Midden- en Oost-Europa te koppelen aan landbouwhervormingen zet Benschop de uitbreiding op het spel.

Veel meer aandacht vraagt het onderwerp voedselveiligheid en de veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden. Mede op aandringen van LTO heeft minister Brinkhorst dit onderwerp op de Europese politieke agenda gezet.