Interview
Sportpresentator Mart Smeets: ‘Op ieder pak yoghurt staat een houdbaarheidsdatum. Op ieder mens ook’
De spijt van al die jaren hard werk kwam te laat, zegt Mart Smeets. Toch rijdt hij nog steeds midden in de nacht naar de studio voor een wedstrijd. Waarom? Een gesprek met de sportcommentator en schrijver, die zich niet makkelijk in de ziel laat kijken. ‘Ik vind dat je zeikt.’
Twee dokters hadden het tegen hem gezegd, aan het begin van de coronacrisis: jij moet niet ziek worden, punt. En dus is Mart Smeets (74) ruim een jaar ‘heel consequent’ binnengebleven. Of hij bang was? ‘Bang is niet het goede woord. De mogelijkheid bestond, de mogelijkheid was zelfs ruim aanwezig. Het zou zonde zijn als je slachtoffer wordt terwijl je dat zelf had kunnen voorkomen. Ik zit in de risicogroep, ik heb onderliggende kleine ziekten. Dat klinkt mooi, maar het is vervelend.’
Hoge bloeddruk?
‘Dat sowieso. Daar hebben alle oude mannen last van, en daar krijg je dan weer pillen tegen, en die pillen hebben bijwerkingen, en tegen die bijwerkingen krijg je weer nieuwe pillen.’
Smeets kucht. ‘Sorry, dat is mijn Strepsil. Ik ben wat kwalen betreft niet anders dan wie dan ook, hoor. Zoals Peter Koelewijn zong: je wordt ouder, papa.’
Vindt u dat…
Onderbreekt: ‘Nee! Ik vind dat niks. Het ís zo. Een gegeven, je hoeft er verder niet over te delibereren, ieder mens wordt ouder. Zo zit het leven in elkaar. Leef! Dat is het enige wat ik zeg. Leef met een uitroepteken. En dat kon dus niet, afgelopen jaar. Maar ik heb in die coronatijd wel goed leren koken. Dan ga ik verse vis kopen, verse vis die leuk is, verse vis waar je wat aan hebt. Och, er zijn zulke mooie vissen. Gewoon, een skrei. En dan maak ik een skreischotel, met verse groente. Koken is eigenlijk hetzelfde als een stuk schrijven. Je begint met een idee en een paar onderdelen, dan ga je klungelen en dan komt er een artikel of een lekkere maaltijd uit.’
U kijkt nooit in een kookboek?
‘Nee, dat is de eeuwige kwestie die ik met mijn vrouw heb, zij vindt dat ik dat wel moet doen. Maar ik ga op mijn gevoel af. Mijn gevoel laat me niet in de steek als ik een skreischotel maak. Karen zegt: kijk nou eens naar de verhoudingen. Dat doe ik niet, als ik in een kookboek ga kijken haalt dat voor mij de sjeu eraf.’
Of kunt u er niet tegen als iemand anders tegen u zegt wat u moet doen?
Meteen: ‘Dat hangt er vanaf wie die ander is. Ik doe alles op gevoel, en koken dus ook. Dat is hoe ik leef. Je doet iets, je creëert wat. Als ik sportbeelden becommentarieer, ga ik ook op mijn gevoel af. Dat zit ín me.’
Smeets nam vijf jaar geleden afscheid als boegbeeld van Studio Sport, maar dat betekent niet dat hij niet meer werkt. Het betekent zelfs niet dat hij minder werkt. Sinds dat afscheid schreef hij zes boeken, waarmee zijn totaal op een duizelingwekkende 58 komt. De laatste verscheen eind mei: O Canada, een boek vol wetenswaardigheden over en herinneringen aan zijn lievelingsland. Twee volgende boeken staan in de steigers, zegt Smeets. ‘Maar mijn vrouw en ik zijn het daar nog niet over eens.’
Vindt uw vrouw dat u het rustiger aan moet doen?
‘Zij vindt dingen. Ben jij getrouwd?
Ja.
‘Dus jij bemoeit je ook met de dingen van je partner. Nou, zo’n vrouw heb ik ook. Ik heb in de achterliggende maanden foto’s van vroeger gevonden, van mij met meneer A, mevrouw B, of meneer C. Achter die foto’s zit een verhaal, dat zou een boek kunnen worden. Mijn vrouw zei: en jij denkt dat het voor lezers interessant is om dat verhaal te weten? Nou, als ze dat zegt, ben ik op mijn qui-vive. Daar zit een afwijzing in.’
Ja, ergens wel.
‘Natuurlijk! Vrouwen zijn pinniger. Maar jullie vrouwen zien dingen wél sneller.’
Vindt uw vrouw ze te oninteressant, de verhalen achter de foto’s, of is het iets anders?
‘Ze vindt het een beetje ijdeltuiterij. Kijk mij hier eens met meneer A, mevrouw B of meneer C. Dat zijn soms beroemde mensen – Eric Heiden, Erica Terpstra, Johan Cruijff – maar het kan ook een volstrekt onbekende wielrenner op een pleintje in Amiens zijn. Eigenlijk zegt mijn vrouw: ik wéét dat het van jou geen ijdeltuiterij is, maar mensen zouden kunnen zéggen dat het ijdeltuiterij is. Karen kent de reactie van het publiek, door de jaren heen. Onze besprekingen lopen nog. Voorlopig staat het gelijkspel.’
Naast boeken schrijft Smeets elke week drie à vier columns, hij maakt een podcast, heeft verschillende ideeën voor toekomstige nieuwe televisieprogramma’s, en een keer of acht per maand geeft hij live commentaar bij Amerikaans basketbal op betaalzender Ziggo – nog wel, want de uitzendrechten verhuizen na de zomer naar ESPN, en of Smeets meeverhuist is onzeker. ‘Ik ga niet met mezelf lopen leuren.’
Het zijn wedstrijden die midden in de nacht beginnen, en waarvoor Smeets rond 1 uur ’s nachts vanaf zijn woonplaats Haarlem een taxi naar Hilversum neemt – een rijbewijs heeft hij niet. Om een uur of 5 in de ochtend is hij weer thuis. ‘Dat wordt nu wel zwaar hoor, jezus. Dit weekend had ik twee nachtwedstrijden, zaterdag om 2 uur en zondag om 4 uur. Au. Die moet ik voorbereiden, want je moet weten wie er speelt. En dan nog proberen een beetje een sociaal leven te hebben. Gelukkig heb ik een vrouw die het begrijpt.’
Het gaat wel ver, soms meerdere keren per week midden in de nacht naar Hilversum om een wedstrijd te becommentariëren waar 800 mensen naar kijken.
‘Als het meezit. Maar dat is niet belangrijk. Ik heb televisie gemaakt voor 800 mensen en voor 10 miljoen mensen. Ik had vroeger bij de NOS een baas, Bob Spaak, een grootheid, die zei: voor twaalf mensen maak je óók een goed programma en zorg je óók dat je er netjes uitziet. Ik kan me herinneren dat ik een keer, in 1977 ofzo, tijdens een avondpresentatie een spijkerhemd had aangedaan. Ik naar huis, de volgende dag kwam ik op de redactie, liep langs de kamer van Spaak, hij riep me binnen: ‘Jongen. Ik weet het niet zeker, volgens mij verkopen ze in Amsterdam – waar ik toen woonde – wel behoorlijke overhemden waar je een jasje overheen kunt doen.’ Ja meneer Spaak. ‘Twee weken niet presenteren, dag jong!’’
U kreeg straf?
‘Jazeker.’
Terwijl, als je ziet wat Henry Schut nu aan heeft, dat is echt niet altijd een overhemd en een jasje.
‘Dat is omdat hij een kind is van zijn tijd, zoals ik een kind ben van mijn tijd. Het is een leuke opmerking van je, waarmee je de bedoeling hebt om iets op te rakelen, maar het heeft geen zin. Mart vindt zus of zo, dat wil je. Ik vind een heleboel dingen, maar ik vind een heleboel dingen ook te onbelangrijk om ze hardop uit te spreken. Want dan krijg je weer een berichtje op NU.nl, waar De Telegraaf vervolgens tegenaan gaat plassen. Hoeft allemaal niet. Je kijkt nu naar iemand die komt uit de jaren zeventig, tachtig en negentig, en nog een heel klein beetje uit de jaren nul, al had ik in die jaren wel door dat ik langzaam moest wegwezen. Jouw collega’s, vroeger, kwamen tijdens een interview echt niet op lage Converse aan.’ Priemende ogen: ‘Die doe jij rustig aan. Toch?’
Inderdaad, die heb ik aan.
‘Tuurlijk! Voor mij is het één blik, en dan weet ik voldoende.’
Wat weet u d…
‘Nee! Wat, dat maakt niks uit! Ik zie het toch?’
U weet dan voldoende, maar wat weet u dan?
‘Ik zie een karakter. Maar wat voor karakter dat is, dat ga ik niet zeggen. In de jaren zeventig droeg je een jasje, in de jaren tachtig een pak, in de jaren negentig werd het een beetje slordiger, toen weer een beetje beter, en uiteindelijk verandert alles, want jij loopt gewoon op je Converse. Dat was voor vrouwen dertig jaar geleden niet mogelijk, hoor. Dan was erom gelachen: kijk haar eens populair doen op haar Converse. De wereld verandert. Als ik zie hoe mijn zoon Tjerk er af en toe bij loopt, daar kan ik me zeldzaam over verbazen. Ook wel begrijpelijk, dat hij er niet keurig uitziet, want hij heeft zo’n zwaar beroep, als technisch directeur van de honkbalbond. Een korte broek, dat mag niet, vind ik, men loopt niet in een korte broek. Nu heb je Mr. Marvis, met van die knappe jongemannen die uit een boot springen, maar ik ga nog steeds niet in een korte broek naar buiten. Zo ben ik opgevoed. Ik ging en ga die grens niet over.’
Gaat u niet in een korte broek naar buiten omdat u nog steeds de hele tijd herkend wordt?
‘Natuurlijk. Je moet altijd nadenken over hoe je erbij loopt, als je 42 jaar met je hoofd in beeld hebt gezeten. Er zitten nare kanten aan. Mensen die op straat de meest verschrikkelijke dingen tegen je zeggen. Ik heb moeilijke momenten gehad, dat ze achter me aan zaten. Stalkers. Anonieme briefjes in de bus. We weten waar je bent, waar je kinderen op school zitten. Godverdimmes vervelend. Ooit had de NOS de uitzendrechten van de Grand Prix. Tijdens een bepaalde avonduitzending kwam eerst het voetbal, toen tennis en toen de Grand Prix. Een idioot stuurde mij een brief waarin hij eiste dat we de volgende keer zouden beginnen met de Grand Prix en ik moest zeggen dat het een geweldige sport was. Anders zou ik gedood worden. Er is nadien ook echt iemand aangehouden op het terrein van de NOS. Op straat ben ik ook wel eens door een totale idioot aangevallen. Die flipte, recht voor mijn gezicht. Begon te schreeuwen, ik was een homo, een jood, en alle homo’s moesten dood, en alle joodse homo’s moesten ook dood. Je moet opletten, want er loopt een zooitje gekken rond. Het is een prachtig vak, het is helemaal geweldig, totdat die man ineens op straat tegen je staat te schreeuwen. O, wacht even, denk je dan.’
Heeft u eigenlijk ooit van uw bekendheid genoten?
‘Nee. Hier vlakbij in Haarlem is een klein restaurant. Op een avond was ik laat thuis en ik zei tegen Karen: kom, we gaan eten. Vrijdagavond, hartstikke druk. Karen loopt naar binnen en vraagt of er een tafeltje is. Nee, krijgt ze te horen. Ze loopt naar mij toe, de eigenaar ziet dat en loopt met uitgestrekte armen op me af. Goedenavond meneer Smeets, ik heb een mooie tafel voor u! Nee dank u, zei Karen. Snap je? Thuis een boterham gegeten. Simple as that. Bekendheid heeft mij – en dat is de eerlijke eerlijkheid – nooit iets gedaan. Ik heb lekker gewerkt, twintig keer de Olympische Spelen, 42 keer de Tour de France, ik ben de hele wereld over geweest, heb overal in stadions gestaan, ik stond op 3.259 meter hoogte in Colombia en was live in de uitzending. Wie kan dat zeggen?’
Is sportjournalistiek een ander vak dan vroeger?
‘Ja. Tegenwoordig is er zoveel zendtijd te vullen, er is geen tijd om stil te staan, nauwelijks tijd om echt mooie dingen te maken. Of neem de sporters, die worden tegenwoordig afgeschermd door perswoordvoerders. Maar het geld is de grootste verandering, en de mentaliteit die daardoor is ontstaan. Voetballers zijn verwende jongens geworden, met miljoenensalarissen en vier auto’s voor de deur. Als je een voetballer interviewt voor tv krijg je tegenwoordig drie tot zes minuten. Vaak geeft hij je geen hand en kijkt hij je niet aan. Want je bent niemand voor hem. Daarna moet de uitgeschreven tekst langs die woordvoerder. Die gaat strepen, en dan moet je het zus of zo monteren. Bij wielrennen is dat gelukkig anders. Ik heb opmerkelijk veel vriendschappen met wielrenners en schaatsers overgehouden aan mijn werk, nooit met een voetballer. Misschien ook omdat ik altijd het stigma heb gedragen dat ik niet van voetbal hield. Wat ook zo was. Maar los daarvan denk ik dat geld niet het allerbeste uit een mens haalt. Financieel succes tast je karakter aan.’
Bij u ook?
‘Ik dacht dat ik heel wat was, omdat mensen me herkenden in de trein. Maar toen heb ik mezelf streng toegesproken. Mijn vader heeft me streng toegesproken. En Bob Spaak zei dat ik me niet moest aanstellen. Iemand moest voor dat ding zitten en zeggen: goedenavond dames en heren, we hebben vier wedstrijden vanavond en we beginnen in Groningen. Eenvoudig werk. Al ben ik oeteltoetelzat, wat ik nog nooit geweest bent, dan nog kan ik het. Het heeft me een geweldig leven opgeleverd, ik ben door de NOS uitstekend behandeld en ik ben precies op tijd weggegaan. Want ik maak dat zelf uit, en niemand anders.’
Nou…
‘Natuurlijk maak ik dat zelf uit.’
Het was toch best een beetje tegen uw zin, dat u moest stoppen bij Studio Sport?
Een octaaf hoger: ‘Ik was het er zo mee eens als wat!’
Uw zoon, bijvoorbeeld, zei dat het tegen uw zin was. Uw vrienden zeggen dat ook.
‘O, nee hoor. Ik was het er helemaal mee eens, er moest een nieuwe golf door de NOS spoelen, en die kwam gelukkig. Ik verwijt de NOS helemaal niks.’
Tom Egbers zei: ‘In een ander land had Mart nog jaren door kunnen gaan met presenteren.’
‘We zijn een land van regeltjes, zo is het nou eenmaal. En ik ben een volbloed Nederlander, dus ik snapte het. Op ieder pak yoghurt staat een houdbaarheidsdatum. Op ieder mens ook. Jij hebt ook een houdbaarheidsdatum. De vraag is: kun je ermee omgaan? Nou, ik kon dat.’
Stilte. ‘Weliswaar met soms wat gesputter, maar ik vond het volkomen begrijpelijk. Ik zag alles, ik doorzag alles. No hard feelings.’
Was u in die tijd bang voor het zwarte gat?
‘Nee. Er stonden nog zoveel ongelezen boeken op de plank, nog zoveel cd’s die ik goed moest gaan beluisteren. Ik wilde de NBA gaan doen op Ziggo, ik wilde een roman schrijven. Wat ik ook gedaan heb en wat helemaal niet werkte, want de mensen willen geen roman van mij, ze willen gewoon een sportboek hebben, over wielrenners. Het liep van geen kant. Had ik me de pokken geschreven! Het spel, hè?’
Ik heb het gelezen.
‘Over een Nederlandse basketballer, een Finse componist en een mysterieuze Zweedse vrouw. Heel spannend boek. Je wist niet waar het heen ging, toch?’
Een boek met een onverwachte ontknoping, en een heleboel seks.
‘Nou, een heleboel seks, er zaten drie vrijpartijen in, en dat boek beslaat anderhalf jaar. Ik weet niet hoe vaak jij per jaar vrijt, maar ik hoop voor jou dat het meer is dan drie. Laat het in het boek vijf keer zijn. Zullen we er heel veel van maken? Dan zijn het misschien acht vrijpartijen in het boek, in anderhalf jaar, madame. Jij vindt het veel. Daarmee heb je jezelf mooi geafficheerd.’
Op welke manier dan?
‘Ga door met je interview.’
Je kunt ook zeggen: acht keer in 300 pagina’s, en dan is het weer best veel.
‘Zoveel was het niet, schei uit. Maar dat maakte men er van, omdat men vindt dat het in een boek over sport niet thuishoort. Of omdat ik het schreef: o, wat gek, Smeets schrijft over seks! Ik heb ook zélf seks gedaan, weet je dat? Gek, hè?’
U heeft een keer gezegd dat Jeroen Pauw met zijn meer dan tweehonderd bedpartners ‘een amateur’ is vergeleken met u.
‘Een van de grootste misquotes uit de geschiedenis van de journalistiek. Ik heb het natuurlijk wel gezegd, in een informele setting, maar het was een grap. Een grap! En daar staat dan een journalist naast, en die schrijft het op om te scoren. Dat is me overigens vaker overkomen. Verleden week, Karen zegt tegen mij: ‘Bol…’’
Bol?
‘Aanspreekvorm. Zo noemt ze mij. Waarom weet ik niet. Maar ze zegt: ‘Bol, op Nu.nl staat dat je een rustige begrafenis wil.’ Dat heb ik een keer gezegd tegen een journalist van het AD, die aan mij vroeg hoe ik mijn uitvaart voor me zag. Dus ik zei: als het maar rustig is. Dat wordt eruit gelicht, want dat is blijkbaar ontzettend leuk, om een bekende, oude, zeikerige zak zoiets te laten zeggen. En daar gaan weer mensen op reageren: hij moet al veel langer dood zijn, dat soort dingen meer. Ik lees het zelf allemaal niet, maak je geen zorgen. Ik denk: als je al die negatieve zaken die vastzitten aan ons steeds snellere leven niet tot je neemt, leef je een end prettiger. Misschien ben ik een oude zak, maar ik vind netjes spreken ook belangrijk. Gisteravond hadden ik en Karen een leuke discussie over het taalgebruik tijdens de voetbaltalkshows. En dat er een verschil is tussen de publieke en de commerciële omroep.’
Tussen Veronica Inside en de praatprogramma’s op de NOS, bedoelt u?
‘Ik noem geen namen, maar er is een verschil. Overigens vind ik Veronica Inside een razend knap gemaakt programma. Maar dat moet je niet te hard zeggen, want volgens de publieke omroep heul je dan met de vijand. De vraag is: waarom mag je in het ene programma zeggen dat die of die lekker heeft liggen neuken, in een gesprek over voetbal, en in het andere programma niet? Wat als Sjoerd van Ramshorst van de NOS zo’n zin zou uitspreken? Ik denk dat Sjoerd dan op z’n sodemieter krijgt.’
Zou dat terecht zijn?
‘Ik maak niet uit of dat terecht is. Ik heb mijn eigen standaarden, en daar heb ik me aan gehouden.’
Heeft u nooit iets gezegd wat niet aan uw eigen standaarden voldeed?
‘Natuurlijk heb je wel eens een slip of the tongue. Een keer reed iemand in een ravijn tijdens de Tour de France, ik riep: ‘Jezus!’ Dan krijg je tien boze brieven.’
U zei ooit in HP/De Tijd over tennisster Steffi Graf: ‘Die foto van haar aan het strand, met zo’n openwapperende rok. Dan denk je toch: daar wil ik hem direct tussen stoppen.’ Is dat een uitspraak die aan uw eigen standaarden voldoet?
‘Dat heb ik gezegd tegen een bareigenaar in de Van Baerlestraat in Amsterdam, waar toevallig een journalist naast stond. Die heeft dat opgepikt en opgeschreven. Zielig. Want het was mannenpraat aan een bar. Je denkt toch niet werkelijk dat ik zoiets in het openbaar zou zeggen? Dat zou zéér onbeschaafd zijn.’
U ging tijdens de Olympische Spelen van 1980, waar u als 33-jarige getrouwde NOS-verslaggever aanwezig was, met medaillewinnaar Ria Visser naar bed, vertelde zij in 2006 op televisie bij Paul de Leeuw. Daarvoor zou je als NOS-verslaggever anno nu waarschijnlijk toch ook wel op je sodemieter krijgen?
‘En een Volkskrant-journalist, heeft die nooit ergens een wipje gemaakt? Ik vind dit ongepast, wat je vraagt. Volstrekt ongepast. Maakte ik daar een vrijage als NOS-mens, of gewoon, als mens?’
U was daar als NOS-boegbeeld en zij was een schaatser van 18.
‘Was ze 18? Heb je dat nagekeken? Goh. We hebben er toen ontstellend om gelachen, ontstéllend om gelachen. Een mens is maar een mens, kan ik je meedelen. We spreken elkaar nog steeds, Ria en ik.’
Wat vond u ervan dat zij dat zoveel jaar later op televisie onthulde?
Fel: ‘Niks van meegekregen, ik zat toen in Vancouver. Mijn vrouw kwam daar aan en zei: ‘Ria heeft op televisie gemeld dat jullie gevreeën hebben.’ Nou, daar had Ria gelijk in. Punt. Ben ik heilig geweest? Nee. Is dat belangrijk voor dit gesprek? Absoluut niet. Degradeer jij jezelf door ernaar te vragen? Ja. Je moet beter kunnen. Maar, laat ik dit zeggen: ik was en ben géén Jeroen Pauw. Ha!’
Dat harde werken van u…
Onderbreekt: ‘Wat is daar nou eigenlijk hard aan? Als je nou zegt ‘werken’, oké. Maar ‘dat harde werken’, dat klinkt als een verwijt.’
Uw zoon Tjerk zegt: mijn vader heeft vijftig jaar roofbouw op zijn lichaam gepleegd.
‘Ja, Tjerk heeft buitengewoon vastomlijnde gedachten over mijn werklust. En ik vind ook dat Tjerk, Nynke en Willemien, mijn eerste vrouw, het recht hebben daar iets over te zeggen. Het is niet leuk, dat ik dat dan weer tegen jou moet zeggen, maar ik moet wel eerlijk zijn. Ze hebben gelijk.’
U ging ook niet met uw gezin op zomervakantie, bijvoorbeeld.
‘Het ging, inderdaad, heel ver. Over die tijd zegt Tjerk: er is altijd wel ergens een wielerkoers. Dat vind ik een steengoeie uitspraak. Want wat hij daarmee wil zeggen is: zijn vader was er nooit. Het werk, hè. Ik was al bang dat je hiernaar zou vragen, en nu moet ik goed nadenken over wat ik tegen je zeg.’
Smeets laat een stilte vallen. ‘De spijt kwam te laat. De spijt, over dat ik ze niet meegemaakt heb bij overgangsfeestjes, en dat soort dingen, omdat ik weer in de Vuelta zat, of de Midi Libri, of ik was een film aan het maken in Denver. En dan nam ik wel twee leuke T-shirts voor ze mee, maar ik was er niet. Er waren jaren dat ik vijf, zes, zeven maanden weg was, dat ik dacht dat Schiphol mijn thuis was. Was dat leuk? Natuurlijk. Je werd er ook moe van. En je bent niet thuis. De spijt daarover, die was er te laat.’
Wanneer kwam die spijt?
Ineens weer afwerend: ‘Ergens. Geen idee. In ieder geval na de scheiding van Willemien. De spijt kwam, je probeert het uit te leggen, je praat met elkaar en groeit weer naar elkaar toe. Het is gebeurd en ik heb geprobeerd om de boel redelijk te herstellen. Dat kostte jaren, en inzet, van alle partijen. Ik heb gelukkig twee sterke vrouwen in mijn leven gehad, Willemien en Karen. Dat zeg ik altijd, en met trots. Vooral voor die meiden. En verder heeft het geen zin om terug te kijken. Ben ik dom geweest? Ja. Kun je het veranderen? Nee. Dus hoef je niet in gepeins te verzinken over wat je anders had kunnen doen.’
Uw dochter vertelde dat de relatie tussen u en haar best een tijdje moeizaam is geweest.
‘Dat klopt, er is een gat, ongeveer ten grootte van hun middelbare schooltijd. Mijn kinderen kozen na de scheiding de kant van hun moeder, wat ik goed begrijp. Mijn dochter kon ook niet tegen dat nieuws over Ria Visser, bijvoorbeeld. Kan ik me goed indenken. Uiteindelijk is het contact op een natuurlijke manier hersteld. Toen ze volwassen waren heb ik mooie, louterende reizen met Tjerk en Nynke gemaakt, door Amerika en Canada. Met mijn dochter heb ik nauw contact, met mijn zoon ook, gebaseerd op weinig tekst. We sturen elkaar mailtjes van twee woorden. Alles goed? Alles goed. Dan weten we voldoende. Ik heb inmiddels zo’n ding als jij ook hebt, zo’n iPhone, dus laatst druk ik op die knop en komt er een gesprek met beeld binnen, vanuit Mexico City. En aan de andere kant zit een man op een bed, grote baard, grote borstharen, en die man zegt: Happy Father’s Day! Ha! Dat is toch enig?’
Bent u lastig om mee te leven?
‘Ik heb mijn lastige kanten. Ik kan koppig zijn. Nukkig is eigenlijk een beter woord. Als jij zo zit door te zeiken over Ria Visser, dan word ik nukkig. Omdat ik vind dat je zeikt. Privédingen zijn oninteressant. Waar het om gaat is: hoe heb je het gedaan, en waarom.’
Over dat waarom vind ik niet dat u zich makkelijk in de ziel laat kijken.
‘Ik vond dat je op een bepaalde manier over sport moest praten. En ik zocht naar de mens achter de bal. Jij zoekt naar de mens achter de sportpresentator. En ik ben die sportpresentator, die op enig moment een mens tegenkomt op rode Converses, die van alles uit hem probeert te trekken. Ik heb je verteld hoe ik mijn leven leid: gestructureerd, kabbelend. Heerlijk. Héérlijk. Nou nog dat lijf een beetje beter, zei ik laatst tegen Karen, en dan komt er een mooie zomer.’
Gaat u op vakantie?
‘Ik zou graag willen, museumpje in, museumpje uit, boekwinkel, platenwinkel, lekker lunchen. Maar, en dit klinkt heel erg: de poesjes. Wij hebben twee poezen, waar ik nogal gek op ben. Het is best lastig om ze ergens onder te brengen. Balou, de brutale, lijkt op Karen, en BB is grijs en héél rustig. Hoe kan het, denk ik weleens, dat je binnen een gezin twee poezen kunt vinden die zo op hun baasjes lijken? Wat een karakters. Ik zou de héle middag met je over de poezen kunnen praten. Maar dat is voor een volgende keer. Een volgend gesprek.’
Tijdens het weglopen draait Smeets zich nog even om, steekt zijn duim op. ‘Nice shoes!’
CV Mart Smeets
11 januari 1947 Geboren in Arnhem.
1968-heden Freelancejournalist en columnist, onder meer Varagids, Sportweek, Trouw, De Muur, Haarlems Dagblad
1971 Stopt vanwege blessure met topbasketbal. Speelde voor DED, Flamingo’s en het nationale team (zes interlands).
1973-2016 NOS Studio Sport en Langs de Lijn
1986-heden Schrijft meer dan vijftig boeken
1992-2014 Radio 2-muziekprogramma For the Record.
2003-2014 De Avondetappe.
2018-2021 De Kopgroep, podcast over de Tour de France voor AvroTros.
2012-2021 Comment aar bij NBA basketbal voor Ziggo.
2021 Boek O Canada.
Mart Smeets is getrouwd met Karen Mulder en woont in Haarlem. Hij heeft een dochter en een zoon uit zijn eerste huwelijk.