Sporthelden op sokkels in de polder
Directeur John van Zuijlen heeft zijn belofte gehouden. Het gloednieuw Nationaal Sportmuseum in Lelystad is geen ballentent geworden. Wat niet wil zeggen dat de Tourfiets van Jan Janssen en het judopak van Anton Geesink ontbreken....
JONGEN! Met je forschen leden,
met je hart van enkel goud.
Heb je dáárom zo gestreden
Dat men u zòò hoonen zoudt?
Ach! Het zijn maar aarsche plagen.
Denk maar: en onthoud dit Piet.
Dit: waaraan de wespen knagen
zijn de slechtste vruchten niet.
Je Vader - 28/7/26.
Het poëziealbum van een zekere Piet?
Nee, het plakboek van oud-wielrenner Piet Moeskops, die ons boven dit gedicht vanaf een bruin fotootje trouwhartig aankijkt.
De tekst is geschreven met forse pennestreken. Met een hand die waarschijnlijk van woede trilde, maar goed leesbaar bleef. Een getergde vader die het opnam voor zijn verguisde zoon.
Een dag eerder, op 27 juli 1926, hadden drieduizend boze Hagenaars Moeskops opgewacht bij het station Hollandsche Spoor. Met getrokken sabel moest politie te paard een vrije doorgang banen voor de nieuwbakken wereldkampioen sprint. Volgens De Telegraaf had hij tijdens het WK in Milaan de nationale vlag bespottelijk gemaakt en ook nog een Nederlandse official geslagen.
'Een sportbondheibeltje', zou zijn biograaf Joris van den Bergh later zeggen. Maar op dat eigenste moment verloren volk èn wielerbond even alle verhoudingen uit het oog. Burgemeester Patijn van Den Haag trok zich ijlings terug uit een erecomité en twee dagen later floot een deel van het publiek Moeskops uit tijdens de revanches in Amsterdam. Vader Moeskops had toen al - in familiekring - zijn hart gelucht.
Het plakboek ligt in de afdeling 'sporthelden op sokkels' van Nederlands nieuwste uitstalling, het Nationaal Sportmuseum in de Flevopolder. Twee keer in één week tijd drong Lelystad tot het landelijke nieuws door. Eerst met 's lands grootste gevangenis, woensdag in gebruik genomen, en vervolgens met 's lands eerste allround sportmuseum, donderdag door prins Willem-Alexander met een Olympische fakkel geopend.
Toen op 19 mei 1994 de eerste paal in westelijk Lelystad in de grond werd gedreven, bestonden de plannen voor een sportmuseum zes jaar, hadden initiatiefnemers en werkgroepen al heel wat hordes genomen en groeide het depot zowat dicht. Zodra de buitenwereld vernam van een sportmuseum, 'waaide de collectie aan zonder dat we er echt naar zochten' (directeur John van Zuijlen, van huis uit historicus).
De cijfers liegen er niet om. In het 'museum achter de schermen', een paar kilometer verderop, bevinden zich dertigduizend sportboeken, 1500 historische films, honderd meter knipsels, 250 duizend sportfoto's en duizenden voorwerpen. Van Zuijlen: 'Wat we op de nacht vóór de opening weer teruggebracht hebben naar het depot, was op zich al goed voor twee exposities.'
Wat overigens niet wil zeggen dat het Sportmuseum een allesvreter is. Zo werd vriendelijk bedankt voor het uit lucifershoutjes opgetrokken Go Ahead-stadion, twee meter hoog vanwege de lichtmasten. Immers: 'Een ballentent mag het absoluut niet worden. Sport is meer dan een prijzenkast', zei Van Zuijlen een jaar geleden al.
Deze week: 'Het is geen instelling die alleen maar medailles en attributen toont, maar die de sport als een rode draad door het dagelijkse leven laat lopen. Die dynamiek en ontwikkeling van de sport laat zien. En aangezien sport nooit af is, zal dit museum ook nooit klaar zijn.'
Wie bracht trouwens het verhaal de wereld in dat de glas-in-loodramen van het Olympisch Stadion zijn gestolen? Al jaren zijn ze in het bezit van het Sportmuseum. Ten geschenke gekregen van directeur Otto Roffel persoonlijk. Net als een paar juwelen van tegeltableaus. Van Zuijlen: 'Ik heb me zeer verbaasd toen ik dat bericht van die diefstal las.'
Naast het plakboek van Moeskops ligt een curieuze envelop. In 1930 door een wielerfan geschreven vanuit Tandjong Priok en gericht aan Pour Monsieur la, waarna een pijltje verwijst naar een foto van Moeskops. De rest van het adres luidt: Hospital de la Pitie, Paris. De brief kwam aan.
Achterin de zuil hangt een van zijn regenboogtruien. Onder de oksels zijn de zweetranden nog te zien.
Moeskops maakt deel uit van de thematische wisseltentoonstelling op de eerste verdieping, die de doorbraak van de sport tussen de twee wereldoorlogen aanschouwelijk maakt. Hier raken sport en samenleving elkaar voortdurend. Wat eens ontspanning voor de gegoede burgerij was, werd na 1920 de belevingswereld van de massa. Zelfs de mobilisatie van WO I werkte hieraan mee; de verveling sloeg toe onder de militairen, die in sport een uitvlucht zochten.
Op panelen is de maatschappij van die jaren verbeeld, de verzuiling, de confectie-ateliers, de arbeidsonlusten, de grote gezinnen, het vrouwenkiesrecht. Tegen die achtergrond wordt de sport een maatschappelijk fenomeen, dat verenigingen kweekt, om accommodaties vraagt en idolen voortbrengt. Beb Bakhuys, met uiteraard een foto van die fameuze kopbal, Mady Rollin Couquerque, veertig nationale tennistitels, 36 maal hockey-international, Henk Timmer, Han Berger, Rie Mastenbroek, Willy den Ouden.
In de vitrine van Willy den Ouden ligt een voorwerp dat Van Zuijlen vermoedelijk het dierbaarst is. Het is de gouden medaille die de zwemster in 1936 tijdens de Spelen in Berlijn won. Bij het bombardement van Rotterdam in 1940 werd ook het huis van Den Ouden getroffen. Ze vond later de medaille tussen de puinhopen terug, maar het goud bleek gesmolten en wat restte, was een zwartgeblakerde plak.
Deze week is 1275 vierkante meter in gebruik genomen. Over twee jaar moet het museum uitgegroeid zijn tot vierduizend vierkante meter. Een deel zal buitenshuis liggen, op het demonstratieterrein dat door de Rotterdamse architect Victor Mani (medewerker van Rem Koolhaas) geïntegreerd is in het dijkenlandschap, net als het huidige basisgebouw.
Van Zuijlen: 'Als ik door mijn oogwimpers kijk, zie ik buiten al onze eigen Kuip liggen.' Er is niet veel fantasie nodig om in het glooiende terrein een stadion te herkennen. Daar zijn straks demonstrerende sporters te zien of kunnen de bezoekers zelf aan de slag.
Met jaarlijks vijftigduizend belangstellenden is de begroting sluitend. Van Zuijlen weet het VOC-schip Batavia op loopafstand. Dat is per jaar goed voor meer dan 300 duizend bezoekers. Ook binnen handbereik ligt het Nieuw Land Poldermuseum. Het Sportmuseum bevindt zich dus op een publieksgevoelige plek.
Van Zuijlen: 'Maar we zijn een jonge groep met een jonge collectie, die alles nog moeten bevechten. Blijkt dat we per jaar maar dertigduizend bezoekers halen, dan kunnen we gedurende een paar jaar een beroep doen op een Garantiefonds. Als we dàn ons streefgetal nog niet halen, hebben we geen bestaansrecht.'
Geen ballentent, nee, maar toch is niet te ontkomen aan de 'magische attributen'. Op de begane grond hangen, liggen, staan en draaien ze: de Tourfiets van Jan Janssen, de skiff van Jan Wienese, het judopak van Anton Geesink, de racewagen van Jan Lammers, het schaatspak van Evert van Benthem, en op de video de onvergetelijke sportmomenten.
Onderdeel van een golfcollectie is de vermoedelijk oudste golfbal ter wereld. Gevonden bij de metro-aanleg in Amsterdam en naar schatting uit 1550. Van Zuijlen: 'Hij is door het vocht twee keer zo groot geworden. Is dat niet symbolisch voor de sport?'
Nederlands Sportmuseum, Museumweg 10, Lelystad, 03200-61010. Open: ma-vrij 10-17 uur, zat-zon 12-17 uur. Toegang: ¿ 7,50; kinderen tot en met 12 jaar vijf gulden; MJK en donateurs gratis. Speciale afspraken voor groepsbezoek en museumlessen.
Museumbibliotheek, Vaartweg 100, Lelystad. Open: ma-don 10-16 uur.