Siberisch sprookje

Het kleine vliegveld van Chanti-Mansisk is gloednieuw. Voor de Russische reiziger is de aankomst een verademing: niks wachten in de ijskoude wind op een bus die je naar de terminal rijdt – je loopt gewoon via een slurf het warme gebouw in, zoals het hoort.

Van onze correspondent Arnout Brouwers

Wat doet dat internationale fotomodel hier, die vrouw die haar lange benen in zwartleren knielaarzen heeft gestoken? O, zij is de beambte die glimlachend controleert of je wel de juiste koffer meeneemt. Aangenaam kennis te maken. En het toilet – waarom is het zo glimmend schoon? En hoe zit het met die duidelijke bewegwijzering, in twee talen?

Zijn we nog wel in Rusland?

Het is een vraag die de bezoeker zich kan blijven stellen als hij naar het stadje rijdt. De hele weg, nieuw asfalt, is opgelicht door linten met vrolijk gekleurde lampjes. Auto’s stoppen voor rood licht. Sneeuw blijft wit, ondanks het verkeer. En links en rechts passeren we de grootse bouwprojecten die het leven van de vijftigduizend inwoners moeten veraangenamen.

Het zijn er nogal wat: het nieuwe sportcomplex (met de modernste ijshockeybaan van Rusland), het culturele centrum, het kunstmuseum met zijn opvallende gouden gevel. De serene rust die het ’s avonds allemaal uitstraalt, de in ijs verstilde schoonheid van de openbare ruimte, zo gul belicht allemaal – het kan bij de reiziger de indruk wekken dat hij in een aflevering van Twin Peaks verzeild is geraakt.

President Poetin schetste onlangs zijn visie op de ontwikkeling van Rusland tot 2020. Een land ‘waar het prettig is om te wonen’, met een grote middenklasse, een bloeiend bedrijfsleven, correcte ambtenaren, een goede gezondheidszorg en eerlijker verdeelde welvaart. Maar waarom zo lang gewacht? Misschien kan Chanti-Mansisk, een van Ruslands rijkste gewesten, een voorproefje bieden van deze ideale maatschappij.

Als dat zo is, zal de propaganda in deze nieuwe samenleving niet ontbreken. Maar dan van het positieve soort. Chanti-Mansisk hangt vol met grote billboards, van zo’n tien bij vijftien meter, waarop de jeugd de toekomst heeft. Opgeblazen kindergezichten lachen je toe vanuit elke hoek.

In de universiteit van de stad – ook nieuw – stelt professor Joeri Sjagoet zijn bezoek gerust. ‘Het is hier nog gewoon Rusland, hoor. Alleen de corruptietarieven zijn veel hoger hier, tien keer hoger, dat is een verschil met de rest van het land. De façades zijn mooi, maar de helft van de mensen woont in slechte huizen, uit de tijd voordat het geld naar Chanti-Mansisk kwam.’

De houten huizen die nog verstrooid tussen de nieuwbouw staan, herinneren eraan dat de opkomst van het stadje zeer recent is. Oorspronkelijk was deze plek, prachtig gelegen op een heuvel aan de kruising van de Ob en de Irtisj, een tussenstop naar het oosten waar de paarden werden ververst. Tot de jaren dertig van de vorige eeuw bleef het een kleine nederzetting. Het bleef zelfs armoedig toen in de jaren zestig olie werd gevonden.

Net als in het Sovjet-verleden wordt ook in het Rusland van nu het lot van een plaats vaak bepaald door besluiten in Moskou. ‘Dit bleef een dorp totdat in 1993 de nieuwe grondwet werd aangenomen en de financiële stromen anders gingen lopen’, zegt Sjagoet. Het stadje profiteerde vooral van een de bepaling dat het hoofdstad werd van het federale district Chanti-Mansisk. Van de belastingopbrengsten uit de olie- en gasindustrie mag de gouverneur 12 procent zelf besteden, in zijn gewest zo groot als Frankrijk, met anderhalf miljoen inwoners.

Gouverneur Alexander Filipenko huist in het witte regeringsgebouw aan het centrale plein van het stadje. Terwijl buiten in bontjassen gestoken moeders hun kinderen laten spelen op de ijssculpturen, ontvouwt Filipenko zijn ambitie: prettig wonen in Siberië. Van verbanningsoord naar pretpark? Het is volgens hem voor het eerst dat de autoriteiten hier gespitst zijn op de noden van de bevolking. Want de grootste uitdaging in dit uitgestrekte gebied, met koude winters en hete insectrijke zomers, is te zorgen dat mensen er willen wonen.

‘Rijke regio’s moeten geld afstaan aan de armere. Zo wil God het en zo doen we het in Rusland.’ Maar er blijft genoeg over, en daarmee worden al die voorzieningen aangelegd die er nooit waren. ‘Vroeger werden mensen hier alleen naartoe gestuurd om te werken in ellendige omstandigheden, nu zorgen we dat het hier fijn wonen is. En dat lukt, want het sociale optimisme is hoog, en het geboortecijfer ook.’

Sjagoet, die de kleine liberale oppositiepartij Jabloko vertegenwoordigt, zie het anders. ‘De statistieken zijn zo geflatteerd, omdat de kloof tussen rijk en arm enorm is. Door de toestroom van goedbetaalde districtsambtenaren en van bankiers en managers uit de olie-industrie betaalt iedereen Moskouse prijzen, ook de mensen die niet zo’n baan hebben.’

Over de presidentsverkiezingen heeft Sjagoet weinig te melden, net als over het politieke leven. ‘Als op de taiga een harde wind waait, buigen alleen de toppen van de bomen. De stam buigt niet mee. Alles gebeurt in Moskou. Er wordt hier zelfs geen campagne gevoerd, het gaat via de tv. Het lijkt op de Sovjet-periode: de oppositie is beperkt tot kritiek aan de keukentafel.’

Als districtshoofdstad is Chanti-Mansisk ook de zetel van de arbitragerechtbank, waar zakelijke geschillen worden uitgevochten. Alexander Lomakin, wiens particuliere bedrijf wegen aanlegt, komt er net vandaan. Hij heeft al een jaar geen weg gebouwd. ‘Dit is de achttiende zaak die ik heb aangespannen’, zegt hij strijdlustig. Volgens Lomakin wordt elk privé-initiatief verstikt door het onder Poetin gezwollen leger corrupte ambtenaren. ‘Die schuiven iedereen opzij en verdelen de koek onderling. In de jaren negentig vroegen ze nog gewoon om smeergeld, maar ze hebben bijgeleerd. Nu hebben ze hun eigen bedrijven, die alle opdrachten binnenslepen.’

Dat verklaart volgens hem waarom die grote bouwprojecten uit de grond worden gestampt. ‘Neem het ijshockeypaleis. Daarvoor waren twee partijen in de running, maar het project ging naar het bedrijf dat de duurste opgave deed, 250 miljoen roebel (750 duizend euro) hoger dan de concurrent. Dat is een mooie som. Dit soort projecten is zeer winstgevend voor bureaucraten.’

Dat is het echte Poetin-effect, meent Lomakin, en niet de gestegen welvaart die Rusland dankt aan hoge olieprijzen. ‘Dit bewind gaat aan corruptie ten onder’, voorspelt hij. Toch gaat hij stemmen op Poetins opvolger, Dmitri Medvedev. ‘Dat is een jurist, niet een juridisch geschoolde KGB-er zoals Poetin. Medvedev begrijpt de kwalen van dit land beter en heeft beloofd dat het bestrijden van corruptie zijn eerste taak wordt.’

Niet ver van het witte gouverneursgebouw weerklinkt een ABBA-hit uit het modernistische cultuurpaleis Joegra Klassiek: Money, money, money.

ABBA, Boney M, Modern Talking – ze domineerden de muziek-scene tot in de nadagen van de Sovjet-Unie. Nu is ook de muzieksmaak in ontwikkeling, maar ze blijven overal opduiken.

De 21-jarige Danil Sjvekin voert zijn bezoek langs het in natuursteen opgetrokken theater- en concertgebouw, dat in 2003 afgebouwd is. De grote zaal is voorzien van de laatste snufjes, en kan met zijn 1.100 plaatsen met gemak alle cultuurminnaars van het stadje bergen. ‘Het is gebouwd met federaal geld’, licht hij toe. ‘Volgens de wet zouden we financieel onafhankelijk moeten zijn, maar dat is onmogelijk.’ De gouverneur houdt er veel van zijn grote evenementen – en betaalt de rekening.

Danil bevestigt dat het oord steeds aantrekkelijker is voor jongeren en peinst er zelf niet over om weg te gaan. De salarissen zijn goed, ook al vanwege de noordelijke bonus, een door het district betaald supplement op het loonstrookje. ‘Veel jongeren blijven hier. Kansen genoeg, als je maar relaties hebt.’

Dat vindt ook Said, een Tadzjiekse seizoensarbeider die we treffen aan de rafelrand van Chanti-Mansisk. Zoals elders in Europa drijft ook de Russische boom op goedkope arbeid van immigranten, vaak uit Centraal-Azie. Het is donker en stil in Saids wijk, een stratenblok met louter garages. Maar de rookpluim die soms uit een schoorsteen kringelt, wijst op leven.

Met een joyeus gebaar trekt Said een gordijn opzij in zijn garage. In een ruimte van 3 bij 5 meter liggen en zitten 14 Tadzjieken op stretchers en doeken. Een gaspitje dient als keuken. Said komt al drie jaar naar Chanti-Mansisk, dat volgens hem gunstig afsteekt bij Moskou. ‘Er is werk genoeg, ze betalen goed en we hebben weinig last van de politie.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden