Showproces Wilders slecht voor ons bestel
RECHTSPRAAK Wilders maakt oneigenlijk gebruik van een kortgedingprocedure. Democratisch is dat respectloos en verwerpelijk. Als Kamerlid moet je je verlies kunnen nemen.
Volgende week dinsdag dient, naar alle waarschijnlijkheid, het kort geding dat advocaat Bram Moszkowicz namens zijn cliënt Geert Wilders tegen de Staat der Nederlanden heeft aangespannen. Dat kort geding moet voorkomen dat Nederland zijn goedkeuring hecht aan het verdrag waarmee het noodfonds, het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM,) wordt opgericht.
Het is de zoveelste stap in het all-out-media-offensief dat Wilders lanceert in aanloop naar de verkiezingen. Om de discussie over de afloop van de gedoogconstructie te smoren, om het strijdperk voor de verkiezingen - wel of niet verder met de EU - te bepalen. Slim. In een klap terug in het midden van de arena. De vraag is echter wel of het doel hier de middelen (het kort geding) heiligt.
De procedure is volstrekt kansloos. Dat weet iedereen die de Nederlandse rechtspraak in dit soort zaken ook maar enigszins kent. Zelfs Moszkowicz, strafrechtadvocaat, zou dat moeten weten. Hij liet zijn kantoor daarover in ieder geval navraag doen.
De rechter in Nederland is zich namelijk scherp bewust van zijn rol in het bestel: het Nederlandse parlement en de regering stellen samen de wetten vast (zoals ook de goedkeuringswet voor het ESM) en de rechter houdt zich daarbuiten. Volgens een langjarige, vaste lijn in de rechtspraak is de Nederlandse rechter daarom niet bereid de inhoud van parlementaire wetten te toetsen, noch de manier waarop ze tot stand zijn gekomen.
Ook legt de rechter geen geboden op aan het parlement om wetgeving te maken - en ook geen verboden om ze vast te stellen - en zal hij al helemaal niet bereid zijn mee te gaan in chicanes zoals de vraag of Nederland soevereiniteit mag overdragen zonder voorafgaande verkiezingen of de vraag of een demissionair kabinet met instemming van de Tweede Kamer nog belangrijke zaken mag afhandelen. Eerst en vooral omdat dat op grond van ons staatsrecht gewoon mag, maar ten tweede ook omdat het niet de rol van de rechter is zich daarover - in een lopend wetgevingsproces - uit te spreken. Onzin dus dat kort geding en kansloos. Dus waar zouden we ons druk over maken?
Een paar dingen misschien toch. Ten eerste wordt hier natuurlijk oneigenlijk gebruik gemaakt van de kortgedingprocedure. Willens en wetens een kansloze procedure starten met het loutere doel de tegenpartij op kosten te jagen of te intimideren (ook wel barratry geheten) levert onder omstandigheden misbruik van procesrecht op. Nederlandse rechters (rechtbank Almelo en rechtbank Den Haag, augustus 2004) en het Europese Hof van Justitie (beginnend bij de uitspraak in de zaak-Simmenthal) rekenen daar de laatste jaren steeds strenger op af. Terecht.
Maar dat zijn slechts de juridische bezwaren en details. Er is een veel groter risico. Een stabiele democratie moet het hebben van basisrespect voor de instellingen en procedures waarmee zij besluiten neemt. Is dat er niet, dan valt alles om. Dat basisrespect houdt in Nederland respect voor, en aanvaarding van de normale democratische route en besluitvorming in. Elkaar met een kansloze zaak voor de rechter slepen om als Kamerlid te proberen politiek je zin te krijgen in een debat dat nog tot een besluit moet leiden, is staatsrechtelijk en democratisch respectloos, onheus en verwerpelijk. In een volwassen democratie moet je je verlies kunnen nemen. Dit soort napleitende showprocessen bewijzen ons bestel een heel slechte dienst. Ook advocaten die daaraan meewerken, zouden beter moeten weten.
WIM VOERMANS
is hoogleraar staats- en bestuursrecht.
undefined