Shoppen tussen links en rechts
Zo’n vechtkabinet als Nederland nu regeert, moeten we maar niet meer willen. Zeker nu de peilingen aangeven dat er straks vier of vijf partijen nodig zijn om een meerderheidsregering te kunnen formeren....
Hoeveel partijen moeten er samenwerken om de volgende regering mogelijk te maken? Drie, vier, vijf ? Meerderheden zijn moeilijk te vinden nu de peilingen alle kanten op schieten. Geen wonder dat het idee van een minderheidskabinet steeds meer mensen aanspreekt. Scandinavische landen werken er al jaren naar volle tevredenheid mee. Waarom kan Nederland dat dan niet ook, vroeg Elsevier-columnist Siep Wynia zich onlangs af in het tv-programma Buitenhof. Hem leek het een uitgelezen kans nieuwkomer PVV te betrekken bij het landsbestuur – als gedoger van een minderheidskabinet van CDA en VVD.
Nou is een minderheidskabinet om veel meer redenen aantrekkelijk dan alleen het bieden van een plaats aan de PVV.
Ikzelf begon er voor het eerst over te denken in het weekend dat Wouter Bos als redder van de banken een zegetocht door het land maakte. Vrijwel onmiddellijk doken er CDA-spindoctors op om rond te bazuinen dat niet Bos, maar hun premier, de CDA’er Jan Peter Balkenende, in deze crisis van onschatbare betekenis was geweest. Ze gunnen elkaar in dit vechtkabinet het licht in de ogen niet, zei ik zomaar tegen de eerste de beste voorbijganger. Stond ik daarvan te kijken? Nee.
Gaandeweg werd ik steeds enthousiaster bij de gedachte aan een minderheidskabinet. Nederland is een land van dominees, van veel verschillende politieke partijen en van coalitieregeringen. De partij die de meeste stemmen heeft vergaard na de verkiezingen krijgt de opdracht van de koningin – nadat een informateur de markt heeft verkend – een of meerdere partners te zoeken om samen een regering te vormen. De meest voor de hand liggende kandidaat is de op een na grootste partij, ook een middenpartij en niet zelden de partij die tijdens de verkiezingscampagne tot op het bot werd bestreden.
Wekenlang hebben ze elkaar gehaat, kwaad over elkaar gesproken, elkaar beschuldigd en aangevallen – en soms zelfs erg op de persoon gespeeld (wie herinnert zich niet het moment dat een verbeten Balkenende zijn opponent Bos uitmaakte voor leugenaar?). En toen de stembus eenmaal was gesloten, moesten ze vriendjes worden, evenals hun kompanen – het schuim van het gevecht om de kiezer nog op de lippen. Het CDA en de PvdA, die nooit natuurlijke bondgenoten zijn geweest, werden de hoofdrolspelers in het huidige kabinet. De verkiezingsuitslag had hen samengebracht, met hulp van de ChristenUnie.
Achterdocht
Vertrouwen komt te voet en verdwijnt te paard. Wie denkt dat de neuzen vanaf dag één dezelfde richting op wijzen, is naïef. Nee, daarvoor hebben we een regeerakkoord nodig, zo dik als de Dikke van Dale, met teksten waarover de partijleiders en hun fractiespecialisten elkaar in benauwde kamertjes en weken achtereen tot ver achter de komma bevechten. Gestold wantrouwen, heel veel meer is een regeerakkoord niet.
En nog is de achterdocht niet verdwenen. CDA’ers zien keer op keer hun vermoedens bevestigd dat sociaal-democraten nooit genoeg hebben en na elk akkoord vrolijk opnieuw beginnen te onderhandelen. De PvdA’ers waarschuwen elkaar je vingers na te tellen bij het handen schudden met christen-democraten, om te zien of je ze nog allemaal hebt.
Maar voorlopig is het regeerakkoord voldoende voor de scène op het bordes en een handdruk van de koningin. Hoe broos het regeerakkoord is, blijkt bij hardnekkige en politiek gevoelige kwesties als de zoveelste commissie wordt ingesteld om de plooien glad te strijken. Economische crisis, bezuinigingen, de Irak-oorlog, de missie in Uruzgan, de AOW: het kabinet trek zich terug in de Trêveszaal, alle actualiteitenrubrieken hangen voor de deur en de specialisten van de eigen fracties zitten in belendende vertrekken met laptop en blackberry binnen handbereik. De enige vraag als ze eruit komen, is: ‘Wie heeft voor wie moeten buigen?’
Want wat er zit, is een vechtkabinet. De echte crises spelen zich niet af tussen Kamer en kabinet, zoals het zou moeten, maar in het kabinet zelf. Manmoedig slaan de ministers zich na de zoveelste reddingsoperatie langs de camera’s om het moeizaam bereikte compromis (‘Het is een misverstand!’) al stuntelend en zelden vol zelfvertrouwen of overtuigend te verkopen. Het maakt eigenlijk ook niet meer uit wat ze zeggen. Als de kiezer al niet door twijfel word overmand over de betoonde oprechtheid, geeft de Tweede Kamer hem wel een duwtje. De regeringspartijen hebben het compromis voor zoete koek geslikt en doen ook al dappere pogingen het te verdedigen. De oppositie ruikt bloed en is alleen maar uit op de val van het kabinet. De taal van de een is iets eloquenter dan die van de ander, maar aan de interruptiemicrofoons stellen oppositiepartijen zich in de eerste plaats op als schanderoepers.
Papegaaien
Het gehannes van het kabinet en het gebrul van de Kamer maakt politiek voorspelbaar en politici stomvervelende papegaaien. De gemiddelde burger kan zich er niet of nauwelijks mee identificeren. Wie moet je vertrouwen? We gaan met z’n allen nog wel flink stemmen, maar velen van ons springen van rechts naar links en omgekeerd, want van waarden of politieke overtuigingen hebben we geen weet meer. De regering heeft er een potje van gemaakt, dat is wat we begrijpen, dus stemmen we op de tegenpartij. We zijn het geruzie om niks zat.
Zou een minderheidskabinet deze situatie kunnen veranderen? Het is de moeite van het beschouwen waard. Het grote voordeel van een minderheidskabinet is dat gelijkgestemden samen echt beleid kunnen ontwikkelen, zonder dat ze bang hoeven te zijn dat al in de Trêveszaal de poten onder hun stoel vandaan worden geschopt. Ze zullen elkaar sneller vertrouwen en begrijpen en ze zullen gemakkelijker keuzes kunnen maken. Ook hoeven ze geen moeilijke en niet te verdedigen compromissen te sluiten en zullen ze, misschien nog wel belangrijker, hun ideologische boodschap kunnen uitdragen.
Gedoogsteun
Laten we een oefening doen. Volgens de meest recente peilingen zijn er niet veel meerderheidscoalities mogelijk, ook al omdat PvdA en D66 hebben verklaard niet met de PVV in zee te willen gaan. De PVV zelf schrikt terug voor regeringsverantwoordelijkheid, maar wil wel gedoogsteun verlenen aan een kabinet van VVD en CDA, heeft Geert Wilders via Elsevier laten weten. Deze partijen – min of meer natuurlijke partners – hebben samen geen meerderheid.
Stel dat dat kabinet de missie naar Uruzgan wil verlengen. Bij de PVV hoeft dit kabinet niet aan te kloppen, omdat Wilders tegen verlenging is. Ook de rest van de Kamer zal geen steun verlenen. Exit Uruzgan. Niemand hoeft zich daarvoor een slag in de rondte te werken of rollebollend over straat te gaan.
Ander voorbeeld. Het CDA/VVD-kabinet wil de AOW-leeftijd verhogen. Opnieuw hoeft dit kabinet niet te rekenen op de PVV, omdat die mordicus tegen een verhoging is. Maar steun is wellicht wel te verwerven van de tweede groeier D66 en misschien zelfs van GroenLinks. Exercities zijn ook te doen met een rechts kabinet van VVD/PVV/TON of diens tegenhanger PvdA/D66/GL, eventueel aangevuld met SP. Het CDA als grote middenpartij is, voor een kabinet van werkelijk gelijkgestemden, vooral aangewezen op ChristenUnie en SGP.
Een minderheidskabinet hoeft niet op voorhand gedoogsteun te zoeken in de Kamer, maar zo’n kabinet moet net als de moderne burger een beetje leren shoppen. Het moet de steun daar zoeken waar die is in de Kamer en niet terugschrikken voor wisselende meerderheden. Populistische partijen als de PVV en Trots op Nederland – een stroming die in de Nederland niet meer is weg te denken – laten zien dat politieke opvattingen niet altijd lopen langs de lijn rechts-links. Hun kracht is de stem van de tegenpartij, maar in veel andere kwesties dwalen ze van links naar rechts en is de opvatting van de goegemeente hun leidraad.
Minderheidskabinetten zijn niet helemaal vreemd in Nederland, hoewel ze eigenlijk slechts ontstonden na de val van een kabinet, als er tot aan de verkiezingen moest worden doorgeregeerd. Het eerst kabinet-Van Agt is ook wel voor een minderheidskabinet versleten, hoewel het dat in de ware betekenis van het woord niet was. Dit CDA/VVD-kabinet moest het doen met een hele kleine meerderheid in de Kamer, maar die meerderheid werd om de haverklap om zeep geholpen door dissidenten uit de CDA-fractie die de kant van de PvdA kozen. Het kabinet kon dankzij de gedoogsteun van de kleine, christelijke partijen – de Staphorster variant – aan de macht blijven en wist zo zelfs een motie van wantrouwen te overleven.
Maar een Staphorster variant is ouderwets. Niet alleen omdat we nog maar twee religieuze partijen hebben, waarvan er een (ChristenUnie) in het kabinet zit. De armslag van een modern minderheidskabinet is breder. Zo’n kabinet zou op de eerste plaats een regeerakkoord moeten sluiten op hoofdlijnen, bijvoorbeeld over de bezuinigingen die nodig zijn om de gevolgen van de economische crisis op te vangen. Het huidige kabinet heeft commissies aan het werk gezet, om uit te zoeken waar er hoeveel bezuinigd kan worden. Een exercitie zonder taboes, verklaarde het kabinet plechtig. Die zijn er dus wel, blijkt nu al. Het CDA heeft Defensie buiten de orde geplaatst, de PvdA Onderwijs. Waarom? Omdat er verkiezingen aankomen, gemeenteraadsverkiezingen en beide partijen tegen elkaar in het krijt moeten. Waren ze werkelijk samen opgetrokken en eensgezind geweest in hun politieke opvattingen, dan hadden ze op voorhand een keuze gemaakt welke beleidsterreinen ze ongemoeid zouden laten, zodat ze die keuze als een politiek feit aan het volk hadden kunnen presenteren.
Stabiliteit
Wie denkt dat de oppositiepartijen zich nooit en te nimmer voor dat karretje van de gedoogsteun zullen laten spannen, zou weleens bedrogen kunnen uitkomen. Hun positie in de Kamer wordt vele malen interessanter en machtiger, is gebleken uit onderzoek in de Scandinavische landen. En dat is logisch. Partijen die om uiteenlopende redenen geen regeringsverantwoordelijkheid kunnen of willen dragen, kunnen op die manier toch invloed verwerven en zelfs een deel van hun eigen politieke programma verwezenlijken. Wie slim is en handig opereert, kan een eind komen.
En de kiezer? De kiezer vaart er wel bij. De kiezer vindt eindelijk een stabiel kabinet dat serieus werk maakt van helder beleid, omdat de hele Kamer moet worden overtuigd en niet alleen de regeringspartijen. Geen meel meer in de mond. Het kabinet zal de oppositie dwingen te kiezen, het parlementaire debat zal terugkeren op de plaats waar die hoort en het dualisme, basis van de parlementaire democratie, zal worden hersteld. Alleen maar ‘tegen’ roepen zal voor de oppositie niet meer voldoende zijn. De kiezer neemt daar uiteindelijk geen genoegen mee, ondervond de SP toen die regeringsdeelname weigerde. De politiek kan weer kleur op de botten krijgen. Of die harder schijnt op rechts of links, is minder belangrijk dan dat de kiezer die kleur herkent.